maandag 28 augustus 2023

23-07-08-C- Stadsmuseum en Cunera kerk te Rhenen.

 Het stadsmuseum Rhenen is gevestigd is het vroegere stadhuis, dat sinds 1450 in twee panden dienst deed. In 1740 werden beide panden van een nieuwe voorgevel voorzien.


In de centrale hal valt een enorme 18e eeuwse plafondschildering op. Het blijkt door een sloper gered te zijn bij de afbraak van Huis Valkenburg te Oosterbeek. Omdat dit pand pas in 1870 gereed kwam, moet het toen ook van elders gekomen zijn. Het stelt Boreas, de god van de Noordenwind voor die een nimf schaakt, omringd door cupido's (afbeelding is een gedeelte van de schildering).

 


Een ander vertrek heeft een heel andere plafondschildering.



Het plafond van de voormalige rechtbank heeft fraai stucwerk.



De raadkamer heeft een indrukwekkende schouw.

 



 

Veel aandacht is er voor de stadsheilige  Cunera. De Rijnkoning zou haar in de 4e eeuw in Duitsland gered hebben en naar zijn paleis in Rhenen meegenomen. Zijn vrouw werd echter jaloers en vermoorde haar met haar eigen sjaal van Koptisch linnen, waarna er allerlei wonderen geschieden. In de 7e eeuw werd ze heilig verklaard, waardoor Rhenen tot de reformatie een bedevaartsplaats was. In het museum zou de 4e eeuwse worgdoek, waarmee de misdaad werd gepleegd nog te bekijken zijn. Daarvoor moet je een andere doek optillen, die dit stuk antiek textiel tegen licht moet beschermen. Onderstaande foto geeft een deel van de doek weer.



In 1499 trekt de hertog van Gelre met een leger huurlingen Rhenen binnen en plunderen de stad, waarna de boel in brand gestoken wordt.  Kort erop wordt er een enorm schilderij van deze gebeurtenis gemaakt. Een detail van dit schilderij geeft het openbreken van de stadspoort weer.



Dit schilderij is echter een kopie van het origineel.  In 1897 verwoestte een brand de toren en een deel van de Cunerakerk. Om de restauratie te bekostigen werd het origineel verkocht aan het Rijksmuseum. Hierna volgden nog meerdere rampen. In 1924 vloog bij dakwerkzaamheden de kerk in brand. In 1930 stortte een pijler van de kerk in en en 1940 en 1945 liep de kerk aanzienlijke oorlogsschade op.


Uit de tijd van het Frankische rijk zijn er veel bodemvondsten rond Rhenen. Deze halssnoeren zijn opgegraven in Achterberg en gemaakt uit Romeinse munten met een hoog goudgehalte.




In Rhenen en Elst zijn sieraden gevonden die dienden als grafgift. De halfedelstenen zijn afkomstig uit Aziƫ.



In Remmerden is een schat gevonden van bijna 250 munten uit Byzantium en Noordwest Europa.




Frederik V van de Palts is ook met Rhenen verbonden. Hij werd in 1610 de protestantse keurvorst van de Palts. Toen in 1619 de katholieke koning van Bohemen overleed, vroeg de overwegend protestantse bevolking aan Frederik om koning van Bohemen te worden. Hij aanvaardde dat, maar de katholieke vorsten zagen dat als een bedreiging  en stuurden legers op hem af.  Zo gebeurde het dat hij na een winter al weer verdreven was. Ook moest hij de Palts prijsgeven en ging in Ballingschap in Nederland waar hij zich in Den Haag in de voormalige woning van Johan van Oldenbarnevelt vestigde en de bijnaam  de winterkoning kreeg. In Rhenen kocht hij een klooster naast de Cunerakerk op en liet op die plaats een zomerpaleis bouwen. Begin 19e eeuw is dat gesloopt. Hier staan nog twee stenen leeuwtjes van de Westpoort, die grensde aan de tuinmuur van het Zomerpaleis.



Op een detail van een tekening uit 1805 van het Zomerpaleis, de Westpoort en de Cunerakerk zijn de leeuwtjes op de Westpoort te zien.



De trots van het museum is het gezicht op Rhenen uit 1649 van Jan van Goyen.




Links van de toren is het zomerpaleis van de Winterkoning zichtbaar. Let op de veerpont op de voorgrond, waar een koets met een vierspan opstaat. Tot 1953 was er alleen een veerpont over de Rijn. Daarna was de spoorbrug omgebouwd tot autobrug.

Een aardig, niet te groot museum. De Cunerakerk  ligt er vlak naast. Via de toren komt men er binnen. Het gewelf heeft een ruim luik voor transporten in de toren en er om heen zijn rozetten met wapens.

 


In het jaar van de ontdekking van Amerika door Columbus begon de bouw van de toren.



En was is 1531 voltooid.


Op de plaats van de Cunerakerk stond rond 1200 een kruisbasilica: de St. Pieter. Gelijk met de bouw van de toren werd die kerk uitgebouwd tot de huidige Cunerakerk, een vierbeukige hallenkerk.



Het koor wordt door een oksaal uit 1550 afgescheiden van de rest van de kerk. Het oksaal diende zowel als kansel als tribune voor zangers. Het is een wonder dat deze de reformatie en vele kerkrampen daarna ongeschonden heeft overleefd. Het  is van wit zandsteen, met zuilen van rood marmer uit Dinant.

 


 Het geheel is rijk versierd met links de jeugd (een jongeman en een jonge vrouw met aap).



Aan de andere zijde wordt het eind van het leven uitgebeeld met de dood en een wijze man.



In het koor zijn de 16e eeuwse banken voor de kanunniken nog aanwezig



met fraai houtsnijwerk.

 


 

De deur naar de sacristie ziet er ook niet onaardig uit.

 


 Nog een overzicht van de kerk vanaf het oksaal.



De kansel is uit 1676.



Bij de reformatie werden alle heiligenbeelden verwijderd. Tekstborden kwamen daarvoor in de plaats, zoals dit tiengebodenbord uit 1600. Links is Mozes afgebeeld en rechts Aaron.




De blikseminslag in de toren in 1897 en de daaropvolgende brand richtte veel schade aan. Sommige klokken smolten door de hitte.



Ook het orgel moest er aan geloven. Vele pijpen uit 1523 gingen zo verloren.



Leuk is ook een 17e eeuws geldkistje met drie sloten. Drie kerkvoogden hadden ieder een sleutel. Het kon dus alleen geopend worden als ze er alle drie waren.



Van veel grafstenen heeft men het bewerkte deel uitgezaagd en als vloertegel gebruikt. Op heel veel grafstenen komt het jaar 1648 voor. In dat jaar werden veel graven verkocht en eigenaren lieten door de steen met hun naan zien dat men deze plek bezat.

 


Ik kan het ook niet nalaten de toren te beklimmen. Vrij laag in de toren bevindt zich een retraite-cel, die diende voor begijnen van het er naast gelegen Agnietenklooster, er zit zelfs een bedstede in. Later is hij gebruikt als gevangenis.



Een torenverdieping heeft galmgaten, maar er zijn geen klokken te bekennen. Toen Rhenen groter werd, bleek het geluid van de klokken niet ver genoeg te dragen om de nieuwe bewoners te bereiken. daarom werden de klokken hoger in de toren geplaatst.



Alle klokken zijn in de oorlog naar Duitsland afgevoerd. Dus de klokken moesten na de oorlog opnieuw gegoten worden.



Alleen de grootste klok uit 1555 werd in een weiland in Duitsland teruggevonden en herplaatst.



Weer wat hoger brengen we een bezoekje aan de beiaardier, de grootste klokken worden met de voeten bediend.

 


 

Hij heeft aan alle kanten een mooi uitzicht.

  

.

Via een uiterst smalle wenteltrap gaat het naar de bovenste trans voor een fenomenaal uitzicht op 62 m hoogte. Hier naar de Grebbeberg langs de Rijn. Links op de voorgrond het oude stadhuis.



De kerk ligt diep onder ons. Achter de kerk is weer het oude stadhuis zichtbaar.



Het dalen over de smalle wenteltrap gaat moeizaam. Leuk is een koepeltje in de traptoren.


 

In de kerk en de toren hangen veel historische foto's. Deze foto is midden in de tweede wereldoorlog genomen. Aan het begin van de oorlog was de binnenstad vrijwel geheel verwoest, maar op de foto is te zien dat er al weer veel is herbouwd in Delftse stijl. Aan de schaduw van de toren is te zien dat die nog overeind staat, maar zal aan het einde van de oorlog gebombardeerd worden. Ook is de buurtspoorweg zichtbaar. Dit was de lijn Amersfoort- Zeist- Rhenen- Wageningen- Arnhem.  In 1937 werd het traject Rhenen-Arnhem opgeheven. In 1949 volgde de rest. Je kon niet rechtstreeks naar Utrecht omdat spoor van Zeist naar Utrecht breder was (normaalspoor i.p.v kaapspoor).

 


 Het was een buitengewoon interessant uitje naar Rhenen.