maandag 10 mei 2004

04-05-01-MB De Semois van bron tot monding

Zaterdag 1 mei 2004, Gouda


Ingeklemd tussen Istanbul en haar werk ‘mag’ Annamien een weekje wandelen met ons. Meer zit er niet in. Waar gaan we heen? Naar het zonnige zuiden? Ja, maar geen vliegreisje, maar een treinreisje naar het zuiden van België. In onze wandelboekenreeks staat nog een alleraardigst boek over een tocht van 192,5 km langs de Semois, van bron tot monding; van Aarlen tot Monthermé. Aldus afgesproken.
Twee weken voor vertrek dient Renske zich aan. Annamien wil niet alleen in de tent slapen en vraagt haar grote zus mee. Gezellig!

Kort voor vertrek worden de laatste dingen besproken. Wie neemt de pannen mee, wie de brander, enz., enz. Vrijdagavond zijn Renske en Annamien nog druk in de weer met het pakken van de rugzakken. Wij hebben alles relaxt kunnen inpakken en ‘s morgensvroeg hebben we zelfs nog tijd om de laatste boodschappen te doen.

Deze morgen krijgen we een telefoontje van Robin. Annamien komt een dagje later. Ze is oververmoeid. Renske en Annamien pakken de rugzakken weer om, zodat we de noodzakelijke spullen bij ons hebben. Stipt om twaalf uur ontmoeten we Renske op het station van Rotterdam. Onze poging om geld te pinnen mislukt. De enige automaat bij het station is kapot. Dan maar in Brussel of Aarlen. De treinreis verloopt voorspoedig en al lezend de krantenachterstand wegwerkend,


arriveren we om 17.10 uur in Aarlen.

Aarlen

Nu eerst op zoek naar de bron. We bestuderen de plattegronden volgen een rustige, hellende weg. Tot mijn verbazing zien we wit-rode markering. Zou dat van onze route zijn? Conform de foto uit het boekje staan we even later bij twee bekkens, de bron van de Semois.



Middels een waterleiding sijpelt er water. Een beeld toont (een kopie van) een Romeinse reiziger. Een mooi symbolisch begin. Naast de bron staat een overzichtskaart van de Semois met drie routes: een wandel-, ruiter- en fietsroute.


Onze route is inderdaad voorzien van de rood-witte markering. Wel zo gemakkelijk.

We gaan op pad en werpen een snelle blik op een archeologisch park met overblijfselen van Romeinse thermen, een cisterciënzer abdij en graven uit de 6e en 7e eeuw.




Nu eerst asfalt stampen. We lopen op 100 m afstand van de Semois, te ver om hem te zien, nu een vies smal slootje. We maken een grote lus om Aarlen heen, met steeds zicht op de hoog gelegen kerk.



Overal zijn nieuwe huizen gebouwd en de weilanden staan vol paardebloemen. Na 5 km steken we een drukke weg over en in Viville verlaten we de GR om de camping op te zoeken. Ik speur naar wild kampeerplekjes, maar Leendert reageert niet. Op de kruising met weer een drukke weg (de N4) moet de camping liggen. (Halfzeven.) We zien niets, maar volgens mijn documentatie moet het bij nummer 373 zijn. We lopen de drukke weg naar beneden en zien heel in de verte een bordje, wat de camping zou kunnen zijn. Ingeklemd tussen deze weg en een autosnelweg ligt de doorgangscamping, met Nederlandse beheerster. Dat wordt slecht slapen, denk ik, maar de drukte valt me mee en we vinden een heerlijk plekje aan de rand van het terrein onder drie beuken.



Nadat de twee tenten zijn opgezet, gaan we snel aan de slag met eten koken. Renske pakt de benzinebrander van Annamien en Leendert probeert uit te vinden hoe hij werkt. Hij zet alle kranen open, maar er gebeurt niets. Er ontstaat enige paniek. Moeten we nu op water en brood leven? Ten einde raad bellen we Annamien en Robin. Met hun instructies en de inmiddels gevonden gebruiksaanwijzing lukt het uiteindelijk de brander te laten vlammen.
Tussendoor geeft Renske nog door dat Annamien nog wat ontbrekende boodschappen mee moet nemen. Renske heeft voor verse groenten gezorgd: courgette, aubergine en paprika. Samen met de tortellini en pestosaus is het smullen, maar we krijgen de porties niet eens op.


Het restant gaat in het Johma bakje voor ontbijt of lunch.

Negen uur. Het donkert. De kerk van Aarlen is prachtig verlicht. Wij gaan lekker slapen op het gedreun van de disco. Morgen is het een lange dag.

Zondag 2 mei, Aarlen   38 km


De mobiele wekker van Renske loopt af. Ik ben al wakker en helaas met een beetje hoofdpijn. Gelukkig trekt die in de loop van de morgen weg. De brander brandt op volle sterkte voor een kopje koffie en thee.


Ik zie wolkjes in de lucht. De tenten worden droog gemaakt en ingepakt. De verdeling van de rugzakken is als gisteren: Leendert neemt de twee tenten, Renske de brander en ik grotendeels het eten. We maken ons op voor een tocht van 36 km, omdat in Tintigny de eerste camping is. Daar hebben we ook afgesproken met Annamien. We lopen door een glooiend landschap, á la Luxemburg of Zuid-Limburg. Ver beneden ons stroomt onzichtbaar de Semois. Gelukkig gaan we snel van de beschreven route af voor een ommetje over een schitterend bospad. De bermen staan vol sleutelbloemen en pinksterbloemen. We voelen ons gelijk een stuk gelukkiger nu we weg zijn van het asfalt.


We mijden Freylange en filosoferen over het vervolg van de route. We lopen rakelings voorbij Heinsch en bereiken Lottert, waar we bij een wasplaats koffie zetten. Het ziet er meer uit als een oude brug.


Ik zet de volle mok naast Renske op de bank. Ze is geïrriteerd door een etiket aan de binnenkant van naar broek en tornt het ding los. Klaar! Nu koffie. Oeps, ze stoot de mok van de bank, die omgekeerd op de grond terechtkomt. Zonde! Ik deel mijn restant en na een chocolaatje trekken we verder. De zon is volop aanwezig, met af en toe een wolkje. Aangenaam wandelweer. We moeten over asfalt om de onvermijdelijke snelweg en spoorweg te kruisen. Na Sampont pikken we de Romeinse weg op. Hij is niet erg Romeins meer. Gewoon een standaard B-weg, maar Leendert neemt hem op de foto.


Hij liep van Trier naar Reims. We genieten van de vergezichten, de weilanden vol paardebloemen


en longkruid,


de koeien en kalfjes. Kortom het (geromantiseerde) landelijke leven. In Vance ronden we de kerk en moeten helaas over een erg lange ‘gele’ weg. We klimmen de berm omhoog voor de lunch. Ik maak een salade van de rest tortellini, radijs, tomaat, kaas en Provençaalse kruiden. Mmm! Renske trekt naar trui aan, uit, aan; net hoe de zon staat. We sms-en naar Annamien dat ze WC papier en benzine moet meenemen. We leggen de rest van de asfaltmeters naar Chantemelle af en duiken eindelijk het bos in. De route is alweer anders dan het boekje. Net voor Thermezart / Étalle raken we de markering kwijt om hem vandaag niet meer terug te vinden. We volgen de beschrijving uit het boekje. Als we bij de ING proberen te pinnen, hoort Renske gefluit. Mensen op een terras gebaren dat we elders moeten pinnen. Zo gezegd, zo gedaan. De Fortisbank voorziet mij en Leendert van nieuwe flappen. Daarmee moeten we het een hele tijd kunnen uitzingen.

Door een miscommunicatie lopen we een heel aardig weggetje, dat in een weiland eindigt, maar toch als een karrenspoor verder loopt. Even later belanden we weer op de oude Semois route. Ik bekijk de kaart en bedenk een snood plannetje: struinen door het bos: iets korter en veel leuker. Leendert stemt in.


We volgen een vaag spoor te midden van bosanemonen, dat toch de verkeerde kant op gaat. Ik struikel en maak een smakkerd. Gelukkig kom ik goed terecht. Slechts een krasje op mijn neus. Grote stappen nemend over bramen, de éénbes mijdend, vinden we weer een goed spoor, dat op een verharde weg eindigt. Zoals gebruikelijk na een eerste dag wandelen zit ik onder de krassen en het bloed. Even pauze voor een bonbon napoléon. Renske haalt de doorntjes uit haar sokken. We lopen achter de koeien aan, die weer naar de stal gaan.


In Viller sur Semois hebben we niet meer veel aandacht voor de kerk of de opgehemelde hoeve. Het is al zes uur en we moeten nog ongeveer 5 km. Renske zet haar mobiel aan voor berichtjes van Annamien die vanavond door Robin en Christel gebracht wordt. In de verte zien we een caravan. Zou het een camping zijn? Nee, loos alarm. Het is privé. Dan toch doorlopen naar Tintigny.

Na ruim 38 km zitten we op een bankje te discussiëren over de campings. Blijkt 300 m beneden ons Chênefleur (de Eikenbloem) te liggen. Weer een grote Nederlandse camping, in een bocht van de Semois. Met een restaurantje. Wij trakteren ons zelf op macaroni met ham en kaas. Én een Belgisch biertje. Nu maar wachten op Annamien, hoewel ik erg naar mijn bedje verlang. Leendert en ik doden de tijd met galgje, terwijl Renske in haar dagboek schrijft. Stipt elf uur staat Robin voor het raam. Met gezwinde spoed wordt Annamien uitgeladen. Robin en Christel drinken nog een kopje koffie en rijden meteen terug. Dan ontdekt Annamien dat een maxi zaklamp nog in de tent ligt. Ze sms’t, maar ze zijn al op de snelweg. Helaas.

De woorden van galgje

boerenbr.i.o.. = boerenbruiloft
.er..lier = bergvlier
integratie.ur.u. = integratiecursus
.o…uters.e..etje = computerspelletje
.en.ine.rander = benzinebrander

Maandag 3 mei, Tintingy

Zeven uur. De wekker gaat. Ik sudder nog even en ga me dan aankleden. Ik doe relaxed, want de dames zullen niet zo snel zijn. Ze moeten immers hun rugzakken ompakken. De tent is flink nat en moet eerst drogen in de bomenstaken. De batterijen van de zaklamp worden ingeleverd bij de campingbaas.


Tegen halftien zijn we bepakt en bezakt. Renske heeft nog ruzie met haar rugzak en uitstekende botjes. We passeren het bankje van gisteren en lopen naar de kerk van Tintigny, slaan rechts af en zien de camping nu van de andere kant, omarmd door de Semois, die al maar breder wordt.


We ergeren ons aan een ‘boer’ die met zijn toerende auto de koeien opjaagt. Dit is onmenselijk. Of ondierlijk? De uitzichten op alle kleinschalige weilanden zijn prachtig. De koeien en paarden komen enthousiast naar ons toe. Even voorbij Breuvanne komen we weer op de gemarkeerde route. We lopen de heuvel van Ménil op en hebben weer prachtig uitzicht op de Semois, die hier grote meanders maakt.



We duiken het bos in voor een kopje koffie en thee. Het is wel zo lekker om beschut te zitten, want vanaf het moment dat we vanmorgen vertrokken zijn, is het bewolkt. En nu vallen er zelfs wat druppels.

We wijken even van de route af voor een landweggetje,

M

in plaats van de doorgaande weg naar het dorp Termes.


Wel zo rustig en landelijk. Plus dat we prachtig zicht hebben op de Nicolasbrug met waterspuwers.


Eindelijk gaan we het bos van Chiny in. Eindelijk onverhard. Het is een mooi beukenbos. Volgens Julien van Remoortere, de schrijver van ons boekje, het mooiste van Europa.

Voor we zuidwaarts keren naar Jamoigne lunchen we bij het kruis van Jacob.


Het weer is wisselvallig. Om niet te zeggen koel. In Jamoigne hebben we een weerzien met de Gaumeroute, die we vorig jaar in juni liepen met de NKBV. Nu hebben we eindelijk tijd om de hooggelegen Sint Pieterskerk


van dichtbij te bekijken én een bezoek aan de supermarkt te brengen. Ik sta bij de kassa van de Delhaize, en herinner me weer hoe traag de caissière was. Ze moet zowel de kassa bedienen, als de informatiebalie, de stomerij en de inlevering van lege flessen.

Tot onze verbazing wijst de markering niet naar ons prachtige pad, maar naar het asfalt aan de andere kant van de Semois. Achteraf heb ik spijt dat we de markering volgen. In Moyen nemen we een napoléon pauze. Ik trek snel mijn jas aan, want de wind is koud. Ik kijk naar de jagende wolken, die concurreren met de zon. We lurken aan mijn veldfles, want we hebben dorst. Nog even en we kunnen het asfalt verlaten. De bossen van Chiny lonken. Hé de markering gaat alweer de andere kant op. Die gekke GR. Na twee kilometer wordt duidelijk waarom. Een aantrekkelijk speelplaatsje aan de linkerkant, een mooi pad rechtdoor en aan de rechterkant de markering. Wat doen we? Het is al laat en de markering lijkt een omweg. Wat willen de dames?


Na een pauze bij de donderkopjes, besluiten we toch de markering te volgen. En zie daar, de route buigt af naar links en volgt precies de door ons gewenste route.


We lopen langs de oever van de Vierre, een zijrivier van de Semois. Eindelijk zo’n rustgevend paadje langs het water. We lopen nog een uur tot aan het stuwmeer van Vierre


en gaan door naar het westen. We steken een oude weg over en verder helemaal onverhard tot Pont Nicolas bij Chiny. En daar is aan de rechterhand de camping. Een vrijwel tandeloze man spreekt ons aan. Hij wijst naar boven en zegt dat daar de tenten moeten staan. Via een steil opstapje en smal hellingpaadje komen we bij de plateaus voor de tenten. Er staat niemand en we zoeken een mooi plekje uit. Niet te dicht bij de weg. We vinden het een vreemde plek. Voor wc en douche moeten we helemaal naar beneden. Alleen voor water hebben we boven een slang met kraantje. Wel onhandig voor kampeerders, die zelf niets bij zich hebben. Ik maak de couscous maaltijd en als we net aan het eten zijn, komt de beheerder op zijn quad. Hij schakelt snel over van het Frans naar het Nederlands en meldt zich een kwartier later met de rekening. Hij wil ons een toeristisch boekje meegeven, maar dat vind ik te zwaar.

Renske en ik gaan met de vuile pannen naar de doucheruimte en wassen af. Het gebouwtje is eenvoudig met gordijntjes, maar schoon. Waarschijnlijk, omdat er verder niemand is. Ik vind het een typisch mannenhuishouden. Na de koffie is het al donker. We zoeken het pad naar beneden en geven Leendert opdracht de waterflessen te vullen. Ik poets mijn tanden en als ik weer bij de tent kom, zegt Leendert teleurgesteld dat hij de kraan niet kon vinden. Ik loop mee en na enig speurwerk, vind ik de kraan. Amper in bed hoor ik druppels. Even later regent het.


Dinsdag 4 mei, Chiny


Het is droog. De lucht is grauw en bewolkt. Van buiten is de tent droog; van binnen nat. Renske is bezig met haar missie (naar het toilet), maar het wil niet erg. We ontbijten gezond met de verse sinaasappels, knäckebröd, chocopasta en peer. Leendert pakt snel in, voor het geval het gaat regenen. Tent twee wordt ook ingepakt en Renske vervolgt naar missie. Even later komt ze terug: “De druk is van de ketel. De stop is eraf.” Annamien heeft hulp nodig bij het strikken van haar veters.



Halftien gaan we op weg.


Heerlijk op en af langs de Semois. Ik wilde eerst naar de bakker in Chiny, maar het dorp ligt hoog boven onze camping en zou teveel tijd kosten. We zullen onderweg wel wat tegenkomen. We steken een beekje over via een kreupel bruggetje van twee oude, wankele boomstammen. Het lukt ons zonder natte voeten.



Op naar de mooie uitzichtpunten, naar de Roche de l’Ecureuil (eekhoorn) en de Pinco rots.


Tegen twaalf uur verlaten we het bos en spurten naar de bakker van La Cuisine. Aan de pick-nicktafel voor de winkel, onder de sierkers en zwarte luchten drinken we koffie, thee met een bladerdeeggebakje. Renske en ik hebben ook twee superlekkere, bruine broden gekocht, maar die moeten nog even wachten. De mevrouw zei nog, ‘pain brun’ hoewel het in het Frans ‘pain gris’ is.

We pakken de Gaumeroute op en lopen via een leuk paadje naar de spoorbrug. Daar zijn we weer eens verbaasd dat de GR over de asfaltweg gaat en de Gaumeroute over een zandpaadje door het weiland vol paardebloemen. Aldus besloten we tot het laatste. In de verte prijkt de kerk van Florenville met zijn karakteristieke toren.


Helaas is het weer eigenlijk te somber voor een foto. Even later lopen we het stadje omlijst met prachtig gekleurde, oranje en groene bomen, binnen. We kijken het plein rond, maar zien geen supermarkt. Dan maar niet; we wilden toch al uit eten. Dus vervolgen we onze route over een bospad naar Froid Vent. De ooit geasfalteerde weg is sterk opgevroren geweest en vol losse stenen. Leendert kijkt naar de mooie boerderij Froid Vent


voor we afzakken naar de Semois. De wind is koud, maar op een grazig plekje langs het water, half in de zon is het aangenaam lunchen met een soepje, kaas en tomaat. Vijf kanoërs komen langs. Het is niet druk; het seizoen moet nog beginnen. We lopen nu een prachtig bospad over boomwortels, rotswanden op en af.


Ik ken het nog van vorig jaar. Na de paarse mannetjesorchis



is het asfalt lopen tot de camping van Sainte Cécile. In Chassepierre


bekijken we restanten van een oude molen.


Verveelde jongens voetballen met theelichtjes. Mijn geschramde neus wordt genezen bij de bron van ?

Op de camping is het rustig. Het beheerdersechtpaar zit er nog. “Dit jaar geen stress?” We reserveren voor het eten. Leendert en ik gaan eerst douchen. Annamien en Renske hebben geen tijd meer en gaan na het eten. In het restaurant is het rustig en we wachten netjes onze buurt af met kaarten en dagboek schrijven. Mevrouw is weer erg onattent en brengt ons geen drinken tot we het vragen. De gebochelde man is bezig in de keuken. Ik krijg vlees, maar kan het gelukkig omruilen voor een omelet. De poes bedelt, maar krijgt niets. Terwijl een groep snoepende jongeren kaarten, smullen wij van onze ijscoupe. Het regent.

Woensdag 5 mei, Sainte Cécile 24 km


Toen ik gisteravond in mijn slaapzak kroop, voelde ik al nattigheid. De onderkant van de lakenzak was zeiknat. Ik trok mijn benen op en probeerde te slapen. Elke keer als ik mijn benen strekte was het nat en koud. Leendert wilde niet gaan inspecteren.

’s Morgens inspecteert Leendert de tent, die voor de helft nat is. Hij ontdekt het euvel: de binnentent steekt een klein stukje onder de buitentent uit. Waren we toch maar gisteravond gaan controleren, maar ja. Je ligt eenmaal in de tent; het is donker en dan heb je geen zin meer.

Gelukkig regent het niet meer, maar het is wel zwaar bewolkt. De wolken jagen door de lucht. Zou het droog blijven? Ik doe alles in de snel-opruimen-stand, maar we worden gespaard. We hebben het koud en rennen een paar rondjes om de bomen.

Voorzien van jas, regenhoes en gamaschen vertrekken we om negen uur naar het centrum van Sainte Cécile. Het supermarktje is dicht, omdat het personeel naar de markt van Florenville is. Rond tien uur verwachten ze terug te zijn. Omdat we echt wat etenswaren en brood moeten hebben, wachten we in het bushokje. Renske hangt het grondzeil te drogen en wij kleumen in het kapotte, open hokje.


We krijgen gezelschap van 2 oudere dames. We lachen om de vele dorpsbewoners, die ook voor een gesloten deur komen. Een boswachter met een lange sliert kinderen, rustig lopend twee aan twee, maken het dorpstafereel kompleet. Eigenlijk best leuk zo’n blik op het dorpsleven. Dan stopt er een auto en familie Flodder stapt uit. Pa, ma, zus en oma blijken de eigenaars van de supermarkt. Renske en ik speuren langs de schappen, naar lichtgewicht voedsel: aardappelpuree, yoghurt, kaas, nutella, abrikoos en verse groenten. Én een wit brood van gisteren. Blijken de yoghurt en kaas al ver over de houdbaarheidsdatum te zijn. Ik kan me ook niet anders voorstellen met de bierdrinkende baas en dikke bazin.

Oké, we zijn voorzien en om halfelf zijn we dan eindelijk op pad. Al snel mogen we het bos in en lopen eindeloos langs de Semois.


De dames zijn tevreden,


zeker Renske als er smalle Renskepaadjes zijn. De zon laat af en toe zijn neus zien, maar de wind is koud. Bij de zes eiken lunchen we en drinken koffie/thee/soep, terwijl de slaap- en lakenzak worden gedroogd door het kleine beetje zon.



Er is weer hoop voor de nacht. We zitten bij een V-vormige dam, ooit aangelegd door monniken, ter voorkoming van overstromingen. Drie mannetjeseenden vliegen over en we zien visjes tussen de waterranonkels, al moet ik langdurig turen op aanwijzingen van Renske. Leendert krijgt opdracht de rotzooi, door andere achtergelaten op te ruimen.

We klimmen omhoog en via een stenig pad dalen we weer af om uiteindelijk bij de voormalige priorij van Conques te komen. Nu is het een sterrenhotel. Na één kilometer asfalt stampen, maar met orchidee komen we bij de brug over de Semois. Vanaf hier hebben we zicht op een imposante 48 meter hoge voormalige spoorbrug.



Hij is in de eerste wereldoorlog aangelegd door de Duitsers. Het verbaast ons dat ze zo’n rijk versierde brug gebouwd hebben. We lopen weer terug en gaan een erg smal paadje omhoog. Annamien maakt een schuiverd, maar komt goed terecht. Renske heeft naar knie verdraaid of zoiets. We lopen door de bossen, waar op vele plekken bos gekapt is. Af en toe moeten we over en onder boomstammen door.



We hebben prachtig zicht op een landtong, het graf van de ridder.



Om ons heen alleen maar alle variaties groen en in de verte Herbeumont. We volgen een leuk Renskepaadje tot het onvermijdelijke asfalt ons pad kruist. We verfoeien andermaal de GR: links bos, rechts bos. Dat had beter gekund. Het is al laat als we even het bos verlaten en de weg een rechtse hoek maakt door het weiland met een fraai oplichtende boom.



Nu lopen we bijna tot Mortehan over onverharde of half verharde paadjes. Dit lijkt wel een oude spoordijk. We lopen recht op de camping af. Een kajakcamping met diverse jongerengroepen. En alweer een Nederlandse eigenaresse. Met een bordje spareribs in de hand heet ze ons welkom. We mogen zelfs van de caravan gebruik maken. Na een eindeloos wel/niet gaan we op een eiland tussen de Semois en een zijrivier staan. Hier moet morgenvroeg het eerst de zon staan. We moeten wel een eind lopen naar waterkraan en sanitair. Na het opzetten van de natte tenten ontfermen we ons over de groenten. De aardappelpuree is nog niet klaar als dikke druppels vallen. Snel gooien we alles in de tent en met twee pannen en de borden rennen we naar de caravan, waar we droog zitten als definitief de bui losbarst.



Na het toetje vermannen Renske en Leendert zich en zetten in de regen bij de tent koffie en thee. Annamien en ik wachten in de caravan, die hoe langer hoe kouder wordt. De kussens van de bank bieden niet genoeg warmte. De campingbarones haalt de broodbriefjes op en maakt een kletspraatje. Ze vertelt dat ’s winters de hele camping onder water staat. Pas vanaf 1 april is de camping open. Leendert en Renske worden door een groep jongeren uitgenodigd voor het kampvuur, maar na de koffie kiezen we lekker voor ons bedje.

Donderdag 6 mei, Mortehan  22 km


Niet slecht geslapen. Ik kijk naar buiten op zoek naar zon, maar zie alleen dampen opstijgen van de Semois. Onder aan de tent zit een flinterdun laagje ijs.


Annamien en Renske ruziën (= discussiëren) over de natte binnentent. Ze worden al inventief met plastic zakjes op de plekken waar het grondzeil ontbreekt. Voor de tent eten we onze laatste restjes brood en crackers. Om halfnegen halen we het brood van de bakker en eten de brioche au chocolat op. Het is een soort krentenbol met stukjes chocolade.

Om halftien lopen we over de brug van Mortehan en even later gaan we over een prachtig smal bospad vol witte ranonkel met monnikskapblad, goudveil en tongvaren.



Bijzonder. Even later staan we bij de grot van Sint Remacle, de Bonifatius van de Ardennen.


Hij bekeerde de Ardennen tot het christendom. De grot heeft een prachtig uitzicht over de Semois


en de helling is paars gekleurd door de echte judaspenning.
Even later aan de rand van het bos, voor we in Auby-sur-Semois zijn, drinken we koffie/thee met een heerlijk koffiebroodje.

Tijdens het asfaltstampen komen we groepen Vlaamse jongens tegen. Zeker een schoolreisje of zo. Via een onmogelijk pad langs de Semois, over stenen en langs brandnetels in de uiterwaarden lopen we naar Roche percée. De doorboorde rots. Over smalle paadjes op en af. Op en af. We snijden een meander af en lopen loodrecht omhoog. Zigzaggen? Wat is dat? We dalen af over een brede weg en komen aan in Dohan. Daar zien we bij een Mariabeeld en een kruis, een geschikte lunchplek. We kijken uit op de kerk en hoeve. Pijpen af; trui uit. Zon! Hier gaan we niet weg.

Toch maar verder.


Drie kwartier asfalt over een verlaten autoweg, die afgesloten is sinds er tien jaar geleden een aardverschuiving was. In het bos lopen we om de vele zomerhuisjes heen langs de Semois. Her en der staan grote plastic waterreservoirs. Door een beekje lopen leidingen. Net na een chocoladepauze worden we bedreigd. Eerst door een gemeen blaffende hond, vastgebonden aan een openstaande auto. Dan door het weer, dat nu echt losbarst. We trekken onze regenjassen aan en trekken verder. Na een half uur klaart het op en even later hebben we Bouillon is zicht.


Via een paar rare paadjes en beekjes over lopen we zo de stad in.

Waar is supermarkt? In de kantoorhandel kijken ze vreemd op. Zijn jullie lopend, want de supermarkt ligt drie kilometer verderop. Na lang nadenken komen ze op een winkel waar ze misschien iets hebben, maar ze waarschuwt. Ze verkopen vooral bier. Even later loop ik toch de winkel binnen.Ze hebben alleen drank, koekjes en zoutjes. Niets wat we nodig hebben. Maar de slager biedt uitkomst. Hij heeft salade én kaas. We zien we schijnbaar uit als arme sloebers, want hij vraagt of we twee kontjes Goudse kaas willen hebben. Ja, lekker. Annamien is moe en heeft een vreselijke schuurplek op de binnenkant van haar dijen. Het komt door de broek van Robin, die eigenlijk te groot voor haar is. Ze heeft het helemaal gehad. Ik stel voor om ergens thee te drinken én op te warmen, maar ik laat me teveel beïnvloeden door Leendert die het niet ziet zitten om met onze drijfnatte spullen ergens naar binnen te gaan.. En zo lopen we over de oever van de Semois naar de voor ons bekende camping Halliru. De voorzieningen zijn minimaal. Geen café of restaurant, een simpele douche en wc.

Kleumend in de laatste zon hebben we samen met het verse brood een snelle maaltijd. We maken nog champignonsoep en ik kan eindelijk mijn saromatoetje maken. Annamien trekt de Zeemanbroek van Leendert aan. Ik doe de afwas met warm water en we gaan vroeg naar bed.

Vrijdag 7 mei, Bouillon

Annamiens schuurplek wordt door Renske afgeplakt met een soort second skin. Het is de vraag of het blijft zitten. In de mist eten we en daarna vertrekken Leendert en ik samen naar de bakker. We spreken met Renske en Annamien af bij de brug. In de Semois ontdekken we een grote soufflé van schuim. Hij lijkt op de vitamine-theesoufflé van Annamien. Ook hier weer wilde judaspenning.


We moeten flink stijgen naar de boulangerie, waar we kiezen voor een kersenvlaai. De lekkere abrikozentaart van gisteren is er niet meer. Precies gelijktijdig zijn we bij de brug. We pakken de GR AE op met een steile zigzaggende helling, tot Leendert roept: “We zitten hélémaal fout!” We hadden onderlangs over het asfalt moeten lopen. Dat vinden wij geen goed idee en wij volgen de AE


naar de uitkijktoren, waar we een Brusselse Italiaan ontmoeten, die de transardennenroute heeft gelopen. Hij maakt een groepsfoto van ons


en wij een solofoto van hem. Nu nog even de uitkijktoren beklimmen. Het is een uiterst solide constructie en ook met hoogtevrees te beklimmen.


Boven hebben we een mooi, maar heiig uitzicht op Bouillon.


De burcht van de kruisvaarders is slechts een grijze klomp.

Omdat we nu toch wel wat tijd verspeeld hebben, besluiten we struinend verder te gaan. Met de niet gedetailleerde kaart levert het toch wat problemen op. Er zijn veel meer paden, dan op de kaart staat. Uiteindelijk belanden we in een weiland en op de weg, die we op de kaart herkennen, zodat we even later de route weer kunnen oppakken. Aan de Semois eten we een halve kersenvlaai.


Aangestrekt lopen we langs de molen door de wilde tuin, stijl omhoog door hoge struiken en brem. Boven hebben we een echt prachtig zicht op het graf van de reus, een soort landtong .


In de verte loopt een man alleen, die we zomaar kunnen volgen. We dalen af


tot die eindigt in velden vol geurend daslook


en de weg verandert in een paadje dat steeds smaller en schever wordt. Dit vindt Annamien niet leuk. En het wordt nog spannender, want het is de beroemde Route des echelles, de ladderwandeling. We krijgen een enge overstap.


Met hulp van Renske en Leendert lukt het. Leendert helpt mij. Renske, onze bergkoningin /geit geeft steeds het voorbeeld. Ik heb niet dat vertrouwen en doe het meer á la Annamien, maar dan zonder hoogtevrees. Stap voor stap gaan we voort. Tot we bij de ladders komen.
Bij Annamien kan er geen lachje af. Ze heeft geen oog voor de fotograaf en kijkt strak voor zich uit naar de rotswand. “Papa, schiet op! Ik wil doorlopen.” Renske en ik hangen in de ladder en kijkend lachend om.

Gelukkig is het pad boven de ladder breder, hoewel nog steil. Voorzichtigheid blijft geboden. Zijwegen van het pad leiden naar uitzichtpunten op de Semois en na inspectie door Renske goed bevonden voor de lunchpauze.


Het is immers al halfdrie en we zijn hongerig. Leendert ontsteekt de brander voor soep en Annamien slaat driftig aan het schrijven. Ze moet de spanning kwijt. We hebben pás 9 kilometer van de officiële route afgelegd. We moeten dus nog 18 kilometer! Dus maar niet te lang pauzeren en om kwart over drie zijn we alweer op weg naar de kam en de volgende ladders.


In de diepte ontwaren we een survivalparcours met touwbruggen en ook een abseiltouw. Even verderop zijn onze drie ladders, minder eng als de eerste. Ik inspecteer de ladder, zoals in het boekje bevolen, maar zo te zien zijn de ladders enige tijd geleden vervangen.




De oude ladders liggen er nog als beveiliging. Dan passeren we het bordje ‘Gevaarlijke route’.
Annamien krijgt een zoen voor haar eerste ladderwandeling en ik zet pa met de twee dochters op de overwinningsfoto.


Opgelucht lopen we naar Rochehaut, waar we sinaasappels, brood, pasta en snoepjes lopen. De cécémel drinken we meteen op. Voorbij het kerkje kijk je uit op een landtong met het dorpje Frahan. Het mooiste uitzicht van de Ardennen, aldus het boekje. 


Her en der staan oude vervallen tabaksschuren. (De tabak is in de vijftiger jaren uit Europa verdwenen door een virus.) Ik denk dat we op hoogte blijven, maar we dalen helemaal af, steken de Semois over en lopen door het dorp Frahan met zijn mooie oude huizen. De route heeft een verrassing in petto als we recht omhoog de kam, de Crête de Frahan, opgestuurd worden. Dachten we even uit te rusten? Vergeet het maar. Op, neer, op, neer, op, neer, op. Het blijft leuk die paadjes. We dalen helemaal af naar de beek en weer hélémaal naar de kam, waar de rotsen in de vorm van een kasteel staan. Corps des gardes. We lopen snel door want er is een blaffende hond. We zingen zelf verzonnen liedjes. Alleen Leendert doet niet mee. Langzaam begint het te druppen, maar we zijn zo warm, dat we doorlopen. De bladeren houden veel tegen. Als het toch te erg wordt, schuilen we onder een overhangende rots, nemen een slok water en trekken onze regenjas aan. De rugzak verdwijnt onder de hoes. Bij het dorp Alle gaat het toch echt plenzen en moet ook de regenbroek aan. We steken het dorp door en worden weer getrakteerd op veel stijgende en dalende paadjes. Onder een overkapping bij Recrealle maken we ene plan de campagne. Het is al zes uur. Met kaart en het AE boekje kiezen we wel voor de route, maar snijden de laatste lus af. We eten een chocolaatje en gaan voort. Eerst een supersteil pad en dan wéér zigzaggen. Waarom stopt die GR man alles in één lange dag van 27 kilometer?

Net voor Mouzaive slaat het noodlot toe. We dalen af over een kleiig en grazig karrenspoor, als Leendert uitglijdt. Een pijnscheut schiet door zijn rechterarm. Hij is op zijn zij gevallen. Hij kan de arm nog bewegen, maar het doet verdomde zeer. Nadat hij is bekomen, helpen we hem met opstaan. En het lukt zelfs nog met de rugzak te lopen. Renske ziet op de kaart dat er een ‘witte’ weg zonder stijging en daling langs de Semois loopt, waarmee we snel in Vresse-sur-Semois kunnen zijn. Aldus besloten. De weg is eindeloos eentonig. We lopen in trans voort. Leendert is zwijgzaam en ondersteunt zijn rechterarm met zijn linkerarm. Het begint weer te regenen. Bah! Via het stenen voetgangersbrugje langs de ‘gué’ lopen we na twee uur Vresse-sur-Semois binnen en vliegen het eerste beste pizzeria binnen. Een schot in de roos. We kunnen er eten én slapen. We zijn uitgehongerd, dorstig en moe. Ik regel twee kamers, want de tent wordt natuurlijk niks. En dat vinden wij helemaal niet erg. De regen komt nog steeds met bakken uit de hemel. Leendert bestelt ravioli, omdat dat het gemakkelijkst eet. De dames eten pizza.


Even na elven gaan we met onze natte, vieze kleren naar boven. Ik help Leendert met uitkleden en douchen. Annamien en Renske gaan samen in bad. Tegen twaalf uur liggen we in bed. Het wordt een woelige nacht. Leendert slaapt helemaal niet en ik met pozen.

Zaterdag 8 mei, Vresse-sur-Semois


Acht uur. Het regent onafgebroken, net zoals het vannacht gedaan heeft. Het is helemaal niet erg om níet te wandelen. Annamien maakt een mitella van mijn sjaal.


Leendert heeft zijn verzekeringspasje niet bij zich, maar Annamien en Renske gelukkig wel. We bellen de NKBV alarmcentrale. Robin wordt ge-sms-t of hij eerder kan komen. We bellen de ANWB alarmcentrale (twee keer, want ons mobiel houdt ermee op) voor vervoer naar Nederland, maar zij zeggen dat we het eerst zelf moeten proberen, Bij het ontbijt vragen we de man van het restaurant waar het ziekenhuis is en of iemand ons kan brengen. Taxi’s bestaan niet op het Belgische platteland en hij weet het niet. Gelukkig begrijpt hij het en probeert wat te regelen. Uiteindelijk lukt het. Over twintig minuten worden we opgehaald door een Franse taxi (uit Hautes Rivières). Snel pakken we de laatste spullen in. Inmiddels heb ik Mieke gebeld met het verzoek of Henk ons kan ophalen. Leendert sputtert tegen. Hij wil het liefst met de trein terug en naar een Nederlandse arts. Mieke belt terug, maar Renskes mobiel is geblokkeerd voor haar. Even programmeren en we zijn weer bereikbaar. Gelukkig wil en kan Henk. Robin wordt weer afbesteld per sms. Om kwart voor tien staat de taxi voor en worden we in drie kwartier naar Libramont gebracht. Het kost 62 euro. Leendert heeft veel pijn. In de wirwar van de gangen zoeken we naar Urgences. Ze zitten in de kelder.

Amper ingeschreven, wordt Leendert opgehaald door de eerste hulparts. Terwijl hij wordt behandeld, eten wij in de wachtkamer de resterende kersenvlaai op. Een puber komt huppelend binnen; een paniekerig buitenlands gezin met huilend kind; twee oude dametjes. De service is snel. Binnen een uur is hij terug met zijn arm in een draagdoek en een grote bruine envelop. De röntgenfoto’s laten een scheur in de kop van een opperarmbeen zien. Gelukkig is er niets verschoven. Hij moet eerst naar een Nederlands ziekenhuis.

Buiten miezert het alleen nog maar. Halféén zet Renske haar mobiel aan, maar Henk belt niet. We sturen een sms, maar ik weet niet of Henk die kan lezen. Hij heeft het mobieltje van Jeroen bij zich. Halftwee staat hij voor de deur. Het was even zoeken in het ziekenhuis. Zeker als ze geen Nederlands spreken. Blij vertrekken we. Alle rugzakken kunnen in de achterbak. Met een stokbroodje onderweg, want Renske is hongerig, zijn we halfzes thuis. We bekijken de foto’s op de tv en drinken koffie/thee. Henk brengt Renske en Annamien naar Ede. Die lieverd.