vrijdag 26 mei 2000

00-05-05-MEn+Sc PENNINE WAY

mei 2000


Vrijdag 5 mei, Rotterdam - Noordzee

Drie kwartier wachten in Rotterdam, drie kwartier wachten in de rij voor de P&O balie. Twee uur voor vertrek op de boot en er gebeurt bar weinig. Onze 'luxe' legbatterij is een stapelbed met een kapstok en spiegel. Geen tierelantijntjes. Op het achterdek genieten we van een brandend zonnetje. Lekker na een kwakkelweek, waarin zelfs de verwarming aan moest. Er zijn veel mannen aan boord van de Norsun. Met biertje én bierbuik. Na een moeilijke draai van de Norsun, verlaten we met een snelheid van 40 km per uur de Europoort met z'n tanks, hijskranen, schoorstenen en windturbines. Buiten is het koud, maar ook binnen in de Quiet Room is het onaangenaam frisjes. Dan maar een kopje koffie in de bar. Ik lees stukjes krant; Leendert verveelt zich. Waarom hebben we geen scrabble meegenomen? We rekken de tijd tot tien uur en gaan slapen. De bedden zijn erg goed, maar helaas zijn dronken passagiers 's nachts en 's morgensvroeg erg luidruchtig.


Zaterdag 6 mei, Noordzee - Edale

Rond halfzeven, Engelse tijd, is het schip al in de haven, maar wij mogen pas om kwart voor acht aan land. Weer wachten. Omdat er op zaterdag geen rechtstreekse bus naar Manchester gaat, moeten we twee keer overstappen, op het busstation van Huil en in Leeds. De informatie is nul komma nul. Daardoor missen we in Leeds de bus. Hij rijdt voor onze neus weg. Weer één uur wachten. We nemen maar een kopje koffie. Het is nog wennen aan de hoge prijzen. De koers van één pound is 3,88 gulden. Een sloeberig ouder stel naast ons neemt ieder een stuk taart en een gevulde koek. Die zitten blijkbaar beter in de slappe was. In Manchester moeten we weer twee uur wachten. Leendert wil ergens eten; ik niet. Uiteindelijk eten we in een parkje restjes brood en zalmsalade. Een aftands treintje,




alles is geprivatiseerd in Engeland, brengt ons voor zes pound in drie kwartier naar Edale, waar we ons installeren op de camping. Niet zo'n rij-aan-rij camping, maar in een ruim weiland, met uitzicht op drie oranje tentjes en de bergen.



En met geruis van de trein op de achtergrond. Edale ligt in de midle of nowhere tussen Manchester en Sheffield, heeft een kerk, winkeltje én een lnn. Het is een knooppunt in een netwerk van wandelingen en hier begint de Pennine Way. Het pleintje voor de Old Nag lnn, waar we onze eerste pubmeal verorberen, wordt bevolkt door oude en jonge "backpackers and wanderers" en enkele mountainbikers. Ik heb gelukkig nog geen Hollands gehoord. Na de vegi chili en een slap biertje, lopen we nog even langs een "brook", Engels voor een mooi dal. Om negen uur sluipen we onze tent in. Het wordt morgen een lange dag.



Zondag 7 mei, Edale - Crowden   26 km

Waarom zijn we eigenlijk in Edale?
Het begon allemaal in januari 1999. Ik wilde naar Engeland met vakantie. Niet Schotland of Wales, maar Engeland. Leendert was nog nooit in Engeland geweest, behalve op Heathrow en vond het prima. Maar liever geen kustpad. Bij Stap-voor-stap in Arnhem nemen we een overzichtskaart met de langeafstandspaden van Groot- Brittannië mee. Na bestudering thuis, trekt de Pennine Way ons wel. Het loopt over de ruggengraat van Engeland, kent verschillende landschappen, drie Nationale Parken en kan niet door iedereen gelopen worden. Ook een van mijn voorwaarden. We kopen twee boekjes voor het Zuidelijke en Noordelijke gedeelte. Via internet komen we aan een klein overzichtelijk groen boekje met alle accommodaties per plaats in staan en voor de rest nog wat aanvullende informatie over winkels, banken en transport. Het plan om in mei 1999 te gaan loopt spaak, omdat we een te druk thuisprogramma hebben. Het plan belandt in de koelkast (aangezien wij niet over een ijskast beschikken).

Begin 2000 worden de plannen concreter. Ondanks mijn twijfel of dit wel het mooiste pad is. Mei is de beste tijd met de meeste kans op droog weer. Om de 412 km in een relaxed tempo te lopen hebben we drie weken nodig. We kunnen pas na 4 mei vertrekken, omdat Leendert nog een uitvoering met zijn koor heeft. We nemen de tent mee, om flexibel te zijn en niet afhankelijk te zijn van de Bed & Breakfast-accomodatie. En natuurlijk om kosten te sparen, want de gemiddelde B&B kost al gauw 16 pound. Toch grofweg 60 gulden per persoon. Zo gezegd, zo gedaan.

Terug naar Edale. De goden zijn met ons. Om halfzeven reeds een zonnetje op de tent. De tent is vochtig van de dauw en droogt langzaam. Eerst plassen en water halen. In de schuur zijn veel wc's en wasbakken gemaakt. Sober, functioneel. Leendert klaagt altijd dat het mannengedeelte zo vies is.

Lekker buiten ontbijten. Nog een paar dagen Leenderts befaamde cruesli-brinta-melkpoedermengsel met appel en sinaasappel. Ik heb zin om te lopen, hoewel de rugzak erg zwaar is en de eerste dag 26 km moet worden afgelegd. We starten om kwart over acht. Grindsbrook-Booth is een mooi begin van het dal.



De eerste "stile" dient zich aan. We passeren een paar huizen en al gauw is er niets meer. Behalve schapen. 



Een hek onder een brug moet de schapen op het juiste land houden.



Jacobs ladder (ooit een afstekertje van een herder) is een pittig klimmetje. En dan zijn er de "moors", leeg en verlaten. Kinder Low (633m) is een grote hoop turf met her en der stenen, veel wind en uitzicht op het Kinder Reservoir.

In een stenen nisje zetten we een kopje koffie. 



Nu naar het hoogtepunt van de dag: de Kinder Downfail. Het is zondag en veel mensen zijn op pad. We komen op deze hoogte zelfs een fietser tegen. En mensen die hardlopend door het landschap joggen. Wat je maar leuk vindt. De Kinder Stout waterval valt tegen (zoals verwacht). Het is slechts een pisstraaltje én picknickplek voor velen. Wij zoeken een beschutte lunchplek. In een beekgeul vindt Leendert het ultieme plekje, onzichtbaar voor de anderen. Kaas, tomaat, sla, kokosbrood en hazelnootpasta. We zijn nog niet halverwege na vijf uur lopen. Na de lunch voelt de rugzak weer zwaarder. Leenderts schouders zijn pijnlijk en ik krijg het op mijn rechterheup. Crowden lijkt ver weg. Op naar Mill Hill (644 m), de tweede flinke klim. De toppen zijn hier geen echte puntige toppen, zoals in de Alpen, maar hoogvlakten met stapels stenen en hopen turf. Het is kaal, en allesbehalve groen. Maar het moet gezegd, het weer is buitengewoon. In regen en mist is dit een hel. De bewegwijzering van de Pennine Way is schaars. Er is een wirwar van paden, maar met onze bijbel van Tony Hopkins lukt het gemakkelijk. Na Mill Hill komen we op geplaveid pad. Oneindig lang, lang, lang. Met steeds een autoweg in zicht. Na het oversteken van de autoweg komen we in een vreemd landschap van holle wegen en kreken in turf, ontstaan door erosie.



De hele Pennine Way lijdt onder de erosie. National Trust renoveert met stenen paden de ergste stukken, die anders niet meer begaanbaar zijn. Zo moet de natuur langs het pad zich weer kunnen herstellen.

Bij een plaspauze worden we gepasseerd door een Australiër. Hij loopt de PW in twee keer één week. Met zijn tempo moet het lukken. Waarschijnlijk zien we hem niet meer, want hij heeft eten voor vijf dagen bij zich en gaat misschien wildkamperen (,hoewel dat in Engeland niet mag). Bij een kreekje maakt Leendert een snelle aspergesoep. Twee uur later, via een flinke omweg langs het Torsede Reservoir, zijn we in Crowden. De camping is één groot voetbalveld en, hé, daar is de Australiër. Er is geen pub in de buurt, maar terwijl Leendert de tent opzet, ga ik eens informeren bij het "Youth Hostel". Het meisje achter de balie aarzelt (je moet immers lid zijn en daar logeren), maar de kok vindt het goed. We kunnen nog kiezen en een half uur later zitten we aan een 3-gangen diner, met zoveel koffie en thee als we willen. Lekker en goedkoop. Aan onze tafel zitten drie mannen. Een van hen eet nauwelijks. Waarschijnlijk vermoeidheid. Aan de andere tafel zitten twee echtparen.

Alvast een Evening Meal gereserveerd voor morgen en om negen uur naar bed. We zitten wel erg dicht bij een drukke weg.


Maandag 8 mei, Crowden - Standedge   18,5 km

Kwart over zes. Na een drukke nacht wat autoverkeer betreft kan ik net zo goed opstaan. Leendert heeft me lekker gemaakt met een schone douche en zo geschiedt. De zon is aanwezig, maar in het Oosten is het wolkig. Om kwart over acht lopen we richting Noorden, naar Black Hill (582 m), berucht bij de Pennine Walkers, maar het pad is geplaveid, de zon is op  en wij zijn nog fit.






Gaandeweg de top wordt het frisjes en trek ik toch maar mijn jas aan. Het pad is verdwenen en wij zakken diep weg in de turfmodder. Hoe kun je hier lopen als het regent en mist? Zo'n landschap verwacht je in Groenland of IJsland, maar niet hier ergens tussen Leeds en Manchester. En dat is juist het verraderlijke.

Eindelijk is net voor de top Soldiers Lumb, een stenen duim, in zicht.



De echte top is niet te herkennen. We haasten ons naar de A635. Bij een beekje nemen we een uitgebreide zonnige lunch en zie daar, de drie vrienden uit het Youth Hostel. Nummer drie sluit kreunend en zwetend de rij. Zijn ze ook op weg naar "Globe Farm"'? De rest van de route is saai en loopt langs een aantal waterreservoirs. 


We zijn om vijf uur "binnen". De farm ziet er shabby uit. Twee houten hokjes doen dienst als wc en de bijkeuken met aanrecht, wastafel en douche, wordt ook gebruikt als opslag van groenten en allerlei rommel. Maar het kampeerplekje in de tuin is uitstekend.
Ook het eten is pico bello. Een heerlijk maal van soep, bonen-stew, wortelen, spruiten, puree en een gigantische bananasplit, is goud waard. De drie vrienden en een Canadees echtpaar wachten nog op een jong stel, die gisteravond ook in het Youth Hostel waren. Zij kwamen toen pas om negen uur binnen en vonden de hond in de pot. De eigenaresse klaagt dat ze er nog niet zijn, want ze hebben gereserveerd voor halfzeven. Gelukkig. Tijdens ons toetje komen ze binnen. Ze waren op Black Hill verdwaald en zien er vermoeid uit. Vooral het meisje moet aardig wat overgewicht meesjouwen. In geen tijd wordt de maaltijd weggewerkt. We maken nog een praatje om een paar typisch Engelse woorden te ontcijferen, maar sommige begrippen zijn zeer lokaal. Ook zij willen de hele PW in drie weken lopen, met enkele rustdagen. Als we zeggen dat we 21/2 pound voor een camping duur vinden, moeten ze lachen, normaal moet je minimaal 8 pound betalen. Ik drink nog een liter thee en ga naar onze tent.

Dinsdag 9 mei, Standedge - Colden   30,5 km

Omdat de man van Globe Farm vertelt dat de campings in Hebden Bridge opgeheven zijn (nieuwe eigenaars), rest ons niets anders dan eindbestemming High Gate Farm. Een stukje verder, bergopwaarts en anderhalf uur extra. Volgens hem is de route van vandaag gemakkelijk en goed gemarkeerd. En dat blijkt. Na het ontbijt lopen we lekker door langs waterreservoirs en over autowegen. Het weer is heerlijk



en de pijpen kunnen snel afgeritst worden. Ook de M62 naar Manchester, waar we drie dagen geleden met de bus reden, wordt via een speciale hoge voetgangersbrug over gestoken. Bij een zendmast staat een snackbus, waar we een choco-cakeroll kopen. Voor bij de koffie op Black Stone Edge. Helaas moet ik weer plassen en stoppen we iets te vroeg. De echte top is prachtig met grote rotsen in de vorm van twee koppen. 



De stenen zijn zwart van het roet uit Manchester en Leeds. Wederom weinig groen en bloeiends. Wederom waterreservoirs. Maar voor ons rijst het Stoodley Peak Monument op. 



Een naald van 38 m, dankzij Napoleon gebouwd. Hij lijkt een beetje op Trafalgar Square. We klimmen naar het bordes van de Peak via een pikdonkere wenteltrap om te genieten van de groene heuvels aan de overkant. Lang niet gezien. Een groep schoolkinderen loopt voor ons uit. Wij volgen de Pennine langs een paar boerderijen én, jaja, door een bos!!! 



Even later zijn we in Hebden Bridge, steken een stinkende rivier over en zien een steile klim voor ons. Het kost me weinig moeite, al brandt de zon fel in mijn nek. Ondanks een mistig begin van de dag, doet de zon nu z'n best en zonder wind is dat knap warm. Bij een oud kerkhofje (eind 19e eeuw) drinken we nog een kopje Earll
Grey. Het pad is vol bloemen: brem, speenkruid, Blue Bells en koekoeksbloemen.



Dit is de bewoonde wereld. En zie daar. Zwetend en zwoegend, steunend en kreunend is ons drietal in aantocht. Zij overnachten in een B&B, wij hebben net besloten naar de New Delight lnn te gaan, om zeker te zijn van een Evening Meal.

Anderhalve kilometer van de route staat de mooie lnn, maar de wc/douchelwastafel is een armzalig hok voor drie pound. Toch maar douchen voor dat geld. We zitten nog in zomerse temperaturen buiten. Ongekend! We willen gaan eten, maar schrikken van het bord voor de lnn: "No food tonight". Navraag leert dat de kokkin vast zit in de file, maar als wij willen wachten, nog voor ons wil koken. Onze drie vrienden hebben pech. Zij krijgen nul op het request. Al liftend taaien ze af. Misschien zien we ze morgen weer. Wij krijgen uiteindelijk een heerlijke tomatensoep en cheese-potato-pie. Voor we naar buiten gaan, maken we nog een praatje met een Engelse gast, die ooit in Arnhem heeft gewoond, maar Nederland te plat vond. Het is nog steeds warm. Je zou nog uren buiten kunnen zitten, maar wij kruipen in ons tentje.

Woensdag 10 mei, Colden - Cowling   18,5 km

Het is frisjes en heiïg. Op mijn verzoek lopen we terug naar het dal, waar we gisteren de Pennine Way hebben verlaten. Dus niet de "shortcut" naar Alladin's cave. Het rivierdal is prachtig met BlueBelis, goudveil en grootbloemmuur. We klimmen. E3ij High Gate Farm, oftewel Alladin's cave worden we door een allervriendelijkste boer ontvangen in zijn "Grocery", met excuses voor het wachten. Wij zijn vroeg en het personeel is er nog niet. We kopen fruit, 4 eieren, brood en scones. Dat moet genoeg zijn voor anderhalve dag.
Vandaag is het de dag van de vogels. We zien korhoenders en Canadese ganzen. Prachtig. 



We horen wulpen en af en toe leeuweriken, fazanten en piepers. Daarnaast was het ook de dag van "Wuthering Heights". Naambordjes in het Japans leidde de weg naar een ruïne.



Dit huis heeft ooit als inspiratie gediend voor een van de boeken van de Brönte zusjes. Net zoals Ponden Hall, waar we later langs lopen.
Het is vandaag nog veel meer wind, bewolkte zon en meer moors, maar toch ook groener. We zitten immers lager. Nu 300 m ten opzichte van Black Hill, 600 m. Achter een muurtje stoppen we voor de lunch. Ik haal de eieren uit de rugzak, maar bemerk dat mijn kleding(zakken) onder het eigeel zit. Stom, maar ik dacht: "gisteren ging het ook goed". De volgende keer doen we de eieren in een Johma-bakje.
Ons plan om door te lopen naar Lothersdale, wordt aangepast vanwege een vermoedelijk dure camping. Na een koude afdaling over graslanden, belanden we bij de drukke weg van Cowling. Even bij de pub vragen of we hier kunnen eten en waar de camping is. Helaas nummer één: geen eten. De eigenaar is net begonnen en zijn vrouw wil niet voor ons koken. Het is bovendien een ongezellige boel. Een andere backpacker zit achter een pilsje teleurgesteld voor zich uit te staren. Helaas nummer twee: de camping ligt aan de drukke weg. Een omaatje stapt uit de auto, die voor het huis staat, en vraagt "Can 1 help you?". Haar dochter komt al naar buiten en via een zijterras brengt ze ons naar de schapenwei. Maar eerst wordt de hondenpoep van het pad verwijderd en in de schapenwei gedeponeerd. De was wordt snel van de lijn gehaald. Ook hier is de wasgelegenheid wat "shabby". Wij zoeken een plek in de schapenwei en hebben wederom het rijk alleen.
We gaan op zoek naar een restaurant of pub. Het omaatje stapt weer uit. "Can 1 help you?". We lopen wel twee kilometer langs de drukke weg. De twee fish & chips zaken zijn dicht en de pub serveert geen eten. Dan maar zelf koken. Op de terugweg ontwaren we plotseling de menukaart van een chique Frans restaurant. Wel, niet, wel, niet. Het is prijzig. Maar ze hebben barmeals. Even later zitten we in ons wandelkloffie op een pluche bank tussen de chique geklede gasten achter asperges met gerookte zalm. Dan maar genieten. Ook de backpacker uit de pub, zit met een vriend in de hoek van de bar.
Donderdag 11 mei, Cowling - Malham   29 km
Een lange dag, dus zes uur op. Er is nog meer wind dan gisteren. Het voordeel is dat de tent droog wordt ingepakt. Alleen het grondzeil is nat. We ontbijten met yoghurt en appel.Na ruim een uur Komen we in Lothersdale aan,
een prachtig bloemrijk dorp. We worden een tijdje vergezeld van twee wandelende vriendinnen. De wind wordt steeds harder en speelt met de zon, maar in de luwte van een oude spoorbrug is het perfect koffie drinken en genieten van de zon. Wederom ontmoeting met onze drie vrienden, die vannacht in Lothersdale logeerden. Gezien: primula's,



gewone en slanke sleutelbloemen, gele dotters en witte daslook.We dalen af naar Thorton in Craven.


Nu volgen we het kanaal van Leeds naar Liverpooi. Jaloers kijken we naar de "Smail boats". Onze volgende vakantie? Helaas is het stukje maar kort. Ik zet nog even onze drie lunchende vrienden op de foto, want het is hun laatste dag. 

We vervolgen ons pad langs de rivier Aire. Ook prachtig.



In Gargraves nemen we afscheid van de drie mannen. Zij nemen hier de trein naar Manchester. Jammer dat we geen emailadres uitwisselen. Wij kopen in bij de Co-op. (Een paar dingen voor 11 pound). Leendert koopt ook nog een pakje boter, maar dat moet ie zelf dragen. Het loopt nu een stuk zwaarder, wetend dat we nog 11 km moeten afzien. Het gewicht is nu duidelijk boven mijn break-evenpoint.
We zijn weer terug bij de Aire met schitterende dotters, groene weiden en bloeiend daslook.


 



Helaas voel ik me niet zo lekker. Door de champignonsoep? Of is het de zware zak? Leendert heeft onder andere de tent, lakenzak en gastankje; ik de slaapzak, nog een gastankje, de pan en het grootste gedeelte van het eten. Ik heb ook de noodmaaltijd. De befaamde couscous.
We passeren Airton, een mooi verstild dorpje aan de Aire, klimmen naar boven, de rivier onder ons latend, om een prachtig uitzicht op de krijtrotsen van Maiham te hebben. Vlak voor Maiham dalen we weer af naar dit toeristisch klimmersoord. Hier zitten veel niet-wandelende bergsporters. Het is een rustige doordeweekse dag. De camping is duur (7 pound, exclusief douche) en ik heb het koud. Snel naar de lnn voor een warm hapje. Het ziet er duur uit. Toch maar gedaan. Ik zie er weer uit als een boei en het is lastig slapen op mijn verbrande oorschelpen. Zelfs Leenderts oren zijn verbrand. Maar ja, wie geen zonnepetje meeneemt moet op de blaren liggen.
Vrijdag 12 mei, Malham - Horton-in-Ribbiesdale   23 km
Binnen een kilometer vanaf de camping zitten we bij dé attractie van Maiham, namelijk de Cove. Heel vroeger is door een rivier een grote ronde krijtstenen muur ontstaan. 



De rivier is al lang geleden ondergronds gegaan. Nu resteert slechts een beekje. 



We lopen via een trap naar de top van de Cove. 



De krijtstenen oppervlakte lijkt wel een honinggraat.



Het stikt hier van de konijnen. Zowel levend als dood.
Nu naar de Maiham Tarn, een meer op 400 m hoogte. We komen zelfs bij de plek waar de rivier de grond ingaat. Ik word gewaarschuwd voor "Thieves", maar de enig levende persoon, die ik zie, is Leendert. Het meer valt me tegen.

Na de waterreservoirs, had ik nu een echt meer verwacht.
We verlaten Maiham Tarn voor de groene moors en uitzicht op Pent-y-gent (694m). Onze eerste en enige echte beklimming in deze vakantie. De wind houdt zich rustig, de zon aarzelt, maar dat je juist aangenaam. Het betekent wel dat we in een kuil, midden in een schapenwei onze koffie nuttigen. Helaas hierdoor geen mooi uitzicht. Een boer scheurt met zijn vierwielige motor door de wei om de schapen te verzamelen. Gelukkig storen we hem niet. Leendert geniet van zijn gevulde kokoskoek, ik van de chocola.

We ontmoeten een Pennine Walker met blaren. Hij sukkelt voort. Zelfs na een uitgebreide fotosessie van Leendert, halen we hem bijna in. Vlak voor de vakantie heb ik nog voor Leendert een "donkere-camara-doek" gemaakt. Voor het maken van macro's moet je namelijk op een LCD-schermpje kijken en bij het minste licht kun je al niks meer zien. Leendert hannest met het doek om goudveil in het gevoelige "geheugen" vast te leggen. Dit plantje is namelijk zeer bijzonder in een veenlandschap.
Nu opschieten naar Pen-y-gent. Het is al kwart over twee en ik wil op tijd in Horton zijn om het oudste gastenboek van de Pennine Way te tekenen. Onze medewandelaar zien we niet meer. De klim naar de tafelberg is pittig, geërodeerd, maar niet lang.



We worden opgeschrikt door laag overvliegende gevechtstoestellen. Levensgevaarlijk, omdat je ze amper hoort aankomen. Ik kan eindelijk mijn schapenfoto maken. Normaal zijn ze te schuw en al lang weg, voordat ik het fototoestel uit mijn rugzak kan pakken.
Soms denken we dat we in een duinlandschap lopen. Er zijn veel kuilen in het landschap als gevolg van ondergrondse erosie. "Shake holes" staat er op de kaart. 




Jammer van het gehaast, er is zoveel te zien. Vooral sommige Shake Holes, zoals Hunt Pot, z'n schapen en Littie Malham Cove zijn prachtig. In een namiddagzonnetje bereiken we Horton-in-Ribbiesdale. Precies halfzes zijn we bij het café, dat net zijn deuren wil sluiten, maar ik mag nog het visitorsboek tekenen. Bij het postagentschap kopen we nog wat kleine dingetjes. De dame verhaalt over de harde wind van gisteren. Zo erg, dat een oudere, normaal zeer zelfstandige, vrouw zich niet meer staande kon houden en de hulp van anderen moest inschakelen.
Bij aankomst op de camping geloven we onze ogen niet: een en al tent. Er zijn wel drie groepen en zestig tenten! En die moeten allemaal per geslacht één douche en drie wc's delen? Ik mag van Leendert gaan douchen, want we hebben slechts één 50 pence stuk. We eten en schrijven bij de Golden Lion. Het is vrijdagdrukte. Kwart over negen-. bedtijd. Weg van de caféherrie, naar de campingherrie.
Zaterdag 13 mei, Horton-in-Ribbiesdale - Hardraw   23 km
Om zes uur is het al een drukte van belang op het kampterrein. Tenten worden ingepakt, de buren staan over de sausages gebogen en een vader bakt bacon voor zijn zoon. De auto's staan voor de "deur', dus alles, barbecue, grote gasbranders, tafeltjes en stoelen, zijn bij de hand. Even later vertrekken hordes mensen richting Oosten. Het lijkt wel de Kalverstraat. Maar het moet gezegd, de Engelsen zijn niet lui. De campingboer maakt nog een praatje. Horton is een knooppunt van wandelwegen, zoals de Pennine Way, the Ribbie Way, Dales Way en het Coast-to-Coast pad en uitgangspositie voor het beklimmen van "The Three Peaks", Wij vertrekken om halfacht voor een lange geleidelijke stijging langs "pots en caves".



De auteur vermijdt een groot bos. Waarschijnlijk om langs het mooiste stuk van vandaag, Ling Gill, te lopen. Ling Gil] is een klein natuurreservaat rond een kloof, met een grote variëteit aan bomen, struiken en bloemen. 
Zo moet het vroeger geweest zijn, voordat de schapen alles opaten. Helaas is het reservaat niet toegankelijk voor ons, de verwoestende mens. Achter het prikkeldraad ontwaren we de mannetjesorchis 



en sleutelbloemen. Bij een bruggetje, met het niet-leesbare opschrift: "Anno 1765 thys bridge was repaired at the charge of the whole of West Rydeing", drinken we koffie.
Het is alweer een mooie dag, nog niet zonnig, maar wel een lekker wandeltemperatuurtje. Vooral omdat er weinig wind is. We zijn nu zeer benieuwd naar een oude Romeinse weg, maar we constateren dat deze compleet geasfalteerd is. We volgen nu een oude "Packhorse track", vrij vertaald: een lastpaardenspoor. Helaas is deze kapot gemaakt door crossende auto's, motors en mountainbikers. Daarom lopen wij over het grasrandje. Ons einddoel, Hawes, ligt in de verte te loeren. Het is nog vroeg en ik opper het plan om door te lopen naar Hardraw. Die plaats is niet zo toeristisch en ligt niet aan een drukke weg. Leendert stemt toe.
Hawes

is vooral belangrijk, vanwege de "Hole in the wall" oftewel de geldautomaat. Leendert pint het maximum van 400 pound. Het is een drukte van belang in Hawes. Veel tea-shops en handgemaakte spullen. Ze teren op het succes van James Heriot, onze TV-plattelandsdierenarts. In de grocery word ik jaloers op Leendert. Ik wil gewicht besparen en hij wil lekker eten. Mijn humeur daalt ver beneden het vriespunt. Ik ben de mensen zat en wil weg. Flink doorstappen over een licht glooiend pad naar Hardraw, waar de enige attractie een waterval moet zijn.
Bij aankomst in Hardraw trek ik bij. Via een nauwe anti-schapen-, anti-rugzak- en anti- dikke-mensen-doorgang, komen we aan op de camping. Een perfect privé-weiland met lammetjes voor de tent én de wasruimte is nieuw en super schoon. De pub is naast de deur en de zon schijnt volop. Zo wil ik wel altijd kamperen. De waterval-attractie á 80 pence laten we links liggen.
De pub serveert een superhete chilibonensoep, welke ik moet afblussen met brood en een pint bier. Rond halftien kruip ik in mijn tent, terwijl de lammetjes nieuwsgierig komen kijken. Het idyllische sfeertje wordt helaas verbroken, door een disco , die ergens is begonnen.
Zondag 14 mei, Hardraw - Tan Hill   24 km
Het is een heiïge morgen. De schapen maakten me wakker toen ze aan het tentdoek sabbelden. We zitten buiten zonder jas en ontbijten met yoghurt en appel. Het beloofd weer warm te worden. We zijn wat traag (natte tent) en vertrekken pas om acht uur.
Het dagpatroon tekent zich al af: zes uur sta ik op om te plassen. Leendert pakt de slaapzak en matjes in. Bij terugkomst zet ik thee en schil een appeltje of sinaasappeltje. Na het rustige ontbijt, ga ik de bakjes afwassen en tandpoetsen, terwijl Leendert de tent inpakt. Tussen halfacht en acht uur vertrekken we. 's Avonds zijn we meestal voor zeven uur op de camping. We zetten de tent op, douchen heel soms en gaan al gauw naar de pub voor een pint(je), homemade soup en een vegetarische of vissige barmaaltijd. Door Leendert steevast afgesloten met een spannend toetje. Bij voorkeur met warme custardsaus. Voor halftien liggen we in ons tentje te slapen.
Vandaag begint het met een flinke klim naar Great Shunner Feil (716rn).



We passeren een dikke, zwetende man. Blij dat wij nog jong, slank, getraind en fit zijn. Op de Feil is een sheiter. Het zijn muurtjes in de vorm van een kruis, zodat je altijd uit de wind kunt zitten. Tegen elke muur staat een bankje. Het is één en al weidsheid. Een mannetje, type marathonloper, komt aanhollen en verdwijnt weer vliegensvlug in een andere richting. Onderweg een korhoen, ik bedoel korhen, van zeer dichtbij gezien. Ook wij "hollen" voort. We passeren een echtpaar, dat uitgeteld op het geplaveide pad zit. Ze zijn op zoek naar de hoogst gelegen pub van Engeland. We vertellen ze dat ze dan precies de andere kant op hadden moeten gaan. Ze besluiten dan maar terug te lopen, maar de pub lijkt mij te ver weg voor hen.
We bereiken Thwaite en weerstaan de verleiding van een salade. We speuren naar de route en Leendert gaat om. Even later zitten we beide achter een heerlijke zondagse tonijn- c.q. kaassalade. We hebben nog 12 1/2 km voor de boeg en maken voort. In single file, zoals het bordje aan het begin van het grasland gebiedt. De zon is genadeloos en ik heb deze vakantie nog niet zó gezweet. Het lijkt hartje zomer.




Leendert vindt dit een van de mooiste stukken. Rechts prachtige hellingen vol primula's en viooltjes.



Ook valeriaan, daslook, aardbeiganzerik, speenkruid én weer mannetjesorchis.



Links een gevarieerd stukje bos. En midden op het pad een prachtig biedermeier primulaboeketje! Tijd voor een fotopauze.
We komen bosjes mensen tegen. Ook bij Kisdon Force, een waterval. 



Volgens het boekje moeten we hier in Keld het beroemde zusje van PW ontmoeten, maar het Coast-to-coast pad is hier helemaal niet gemarkeerd. We hebben al weer twee uur gelopen, maar mogen niet thee-pauzeren. Nog even doorlopen. Bij het laatste muurtje ploffen we neer: brood met chocola en thee. Omdat het zondag is.
Met het stijgen wordt het uitzicht weer weidser en weidser. Op naar Tan Hill, de hoogst gelegen pub van Groot-Brittannië. Na drie kwartier is onze pub en camping site in zicht. Ook de bijbehorende weg met auto's, motors en caravan vallen op. Gelukkig had ik me voorbereid op deze desillusie. Deze wordt wel groter, omdat we niet kunnen douchen, de koud waterleiding kapot is en de WC niet doorspoelt. Maar het uitzicht is magnifiek! 


Na een massage van mijn verbrandde kuiten, wordt het een broeierige nacht.
Maandag 15 mei, Tan Hill - Middieton-in-Teesdale   40 km
Ik zit op de wc en de eerste druppels vallen. Ik zag niets; het bewijs is een tijgerprint van druppels op het tentdoek en mijn rugzak, die in allerijl door Leendert is binnengehaald. Er lijkt niets aan de hand en we kunnen gewoon buiten zitten.
Vanmorgen was ik al vroeg wakker door de ganzen en vele korhoenders, maar heb me toch verslapen. Pas kwart over zeven op! We eten de laatste bruine boterhammen op. Vanaf nu wordt het knäckebröd.
De tent is ingepakt en we zitten meteen in de boggy moors en tussen de korhoenders. Het zicht is vrij goed en dat is wel zo handig, want we moeten een vaag riviertje volgen.



Het is nu al vreselijk benauwd. Plotseling wordt ik opgeschrikt door een nest korhoenders. Of beter gezegd: een nest korhoenders wordt opgeschrikt door mij. Het mannetje spreidt dreigend zijn vleugels uit en samen met ma en de kuikens zoeken ze wat verderop beschutting voor ons boze mensen. De korhen (denk maar aan de "The Famous Grouse from Scotland", de whisky dus) is te herkennen aan een bruin velletje met een fel rood vlekje boven het oog. De korhaan aan een blauwzwart verendek en een liervormige staart. Het geluid lijkt op een niezend tsjoe-sjwie, het is een vlug klokkend en sissend geluid. Zij komen hier veel voor en er wordt flink op hen gejaagd. Daarom wil "men" de moors graag in stand houden. Er zijn speciale paden voor de jagers. En de muurtjes die we onderweg zien zijn waarschijnlijk ook voor hen bedoeld.
We vervolgen onze weg, nu het fototoestel bij de hand, terwijl twee ganzen laag overvliegen. Maar weer vergeet ik een foto te knippen. Er zijn nu twee mogelijkheden: naar Bowes of naar Middieton-in-Teesdale. Aangezien het laatste de aangewezen route is, als je de Pennine Way wil lopen, kiezen wij voor en route naar de A66, via God's bridge. Bij deze natuurlijke brug over een riviertje, drinken we koffie.



De A66 is een mijlpaal in de route. Hier beëindigen wij het zuidelijke gedeelte van de Pennine Way. In 81/2 dag. "Gefeliciteerd." Het eerste boekje kan opgeborgen worden en nummer "North" wordt ter hand genomen. Omdat we graag beiden met het boekje lopen, wisselen we bij de grote pauzes (koffie-, lunch- en theepauze), zodat we om de beurt met het boekje lopen.
De Noordelijke route is more moors, maar ook een groen plekje bij het water. En Hannah's meadow is een reservaat om de oude natuurlijke hooi- en graslanden in ere te herstellen. Het is nu rijk aan dotters en waterranonkels,

maar we zijn eigenlijk iets te vroeg. 's Zomers moet er veel meer bloeien, volgens de beschrijvingen in de "Barn", een oude gerestaureerde schapenschuur. Leendert bestudeert de foto's van de zeldzame bloemen.
Al dagen komen we de opschriften van Dave en PQ tegen: "Always north. 180 miles to go. Always north.". Ze houden de moed erin. Wanneer zouden zij hier gelopen hebben?
We zijn van plan bij een boerderij te kamperen, maar we zijn laat en hebben niet gereserveerd voor het eten en "mevrouw" gaat uit. Kamperen mag wel, maar het enige vlakke stukje is onder het keukenraam. Nee, het valt tegen. Vooral als je dan zelf zou moeten koken. We bedanken, en lopen nog vier kilometer (inclusief klimmen) naar Middieton-in-Teesdale. Ik ben het zat. Bovendien heb ik geen theepauze gehad.
Gelukkig komen we op een zeer goede camping. We staan alleen op een vrij horizontaal veldje achter de stacaravans. Mogelijk met ochtendzon. Er is verder geen mens te bekennen en de pub is dicht. Ze hebben lekkere gratis douches en een "laundry", waar we morgen een wasje kunnen "draaien".
Tijd om uit te gaan. De waardevolle spullen gaan in de rode plastic Kreymborgtas. Bij de receptie ontmoeten we een Pennine-Way-loper die één dag later dan wij begonnen is en de afgelopen dagen gemiddeld 40 km heeft gelopen. Hij wil weer zo snel mogelijk naar huis, naar zijn vrouw.
The King's Head Pub is anders dan andere. Ze hebben de ambitie een restaurant te zijn. Het sfeertje is te vergelijken met een Grieks restaurant. We nemen een pittige tomatensoep (weer té pittig), en roerbakken groenten met cashewnoten en appel (een stir). Om het helemaal chique te houden, eet Leendert gingercake met custard en koffie na. Ik zit helaas al vol en lepel slechts een ijsje naar binnen. Het is zonde om in Engeland een ijstoetje te nemen, gezien de grote variatie in toetjes. Op de terugweg bel ik nog even met Moeders. Ook zij hebben mooi weer, maar morgen is het afgelopen.
Dinsdag 16 mei, Middietan-in-Teesdale - Langdon Beck   22 km

Uitslapen tot zeven uur. Wasje in de Laundry en inkopen in de stad. Ruzie om de gingercake. Uit het zicht van de stad worden de boodschappen in de rugzak gepropt en de was aan de buitenkant van de rugzak gehangen. Géén gezicht! We passeren twee oudere mannen, blouse open geknoopt, eentje de krantjelezend, de ander kruiswoordpuzzelend. Waarschijnlijk twee lokale gepensioneerden, aan de dinsdagochtendwandeling. Ook wij hebben vandaag een easy-walk langs de Tees. Weinig hoogtemeters. Volgens het boekje saai, maar voor ons zeer aantrekkelijke lijkende watervallen en een eldorado van zeer mooie zeldzame bloemen. Ik loop er zomaar aan voorbij, maar Leendert ontdekt de rose birds eye primrose, een familielid van de primula, en één enkele gentiaan. Samen met de gele trollius (ranonkels) is het een plaatje.



Ze staan prachtig, zo langs de Tees



Op aanraden van de campingbeheerder wijken we af van de Pennine Way (!) om door een schitterend blue- bells bos te lopen. Van verre is het alsof er een paarsblauwe mist tussen de bomen hangt.



We hebben geluk dat het een doordeweekse dag is, want we naderen de beroemde Low en High Force watervallen. Alleen twee amateur-fotografen staan Leendert in de weg. We moeten geduid hebben, want de zon verdwijnt regelmatig achter een wolk, maar uiteindelijk wordt het bruine boggy water van de Low Force 



en High Force (21 m) waterval vastgelegd.



We lopen weer door een reservaat, nu van jeneverbessen, wat me herinnert aan onze paaswandeling in de Eifel.
Tegen halfvijf zijn we in Langdon Beck, waar we bij de jeugdherberg mogen kamperen en eten. Als we de volgende keer maar lid worden! De beheerder is zogenaamd de aanmeidingsformulieren kwijt. Ik word wel netjes met naam en paspoortnummer geregistreerd. Op de meeste campings vullen we niets in en krijgen we geen kwitantie, dus zal het wel zwart zijn.
En nu lig ik in mijn tentje te schrijven en te luisteren naar de regen. Juist, de eerste regen na 10 wandeldagen. Het klinkt nog niet ernstig...
Maar het wordt ernstig! Ik hoor buiten voetstappen, maak de tent open en kijk recht in de ogen van twee stieren. Niets aan de hand, tot we door de beheerder worden gevraagd, de tent te verplaatsen. De boer vindt het veiliger, omdat de stieren vandaag weer voor het eerst bij de koeien geweest zijn. Het regent nog en we besluiten na het eten de tent te verhuizen. Maar hoe? We laten de matjes en slaapzak in de tent en pakken het geheel, inclusief grondzeil op. Langs de brandtrap en struiken, over een één-tegel-breed paadje, met ingeklapte tent lopen is erg lastig. Het nieuwe veldje is wederom hellend. Door de regen plakt het grondzeil en kunnen we het niet goed leggen. De tent is niet goed gespannen en 's nachts voelen we de gevolgen: een nat voeteneinde. Ik kan alleen met opgetrokken knieën, of met mijn benen op Leenderts matje, droog liggen. Tot overmaat van ramp blijkt 's morgens dat mijn dagboek en Pennine boekje nat geworden zijn. Is dit het einde van ons kampeeravontuur?
Woensdag 17 mei, Langdon Beck - Dufton   20 km
Na een droge nacht, begint het's morgens weer te druppen. Het ziet er niet best uit. In het voorportaal van de jeugdherberg, pak ik de rugzakken in. Leendert ontfermt zich over de natte tent. Vervolgens hullen we ons in regenpak en gamaschen.
Onze eerste natte dag met vééi wind en regen uit het zuidwesten, recht in mijn gezicht! Onze tafelgenoot uit de Jeugdherberg, probeert me op te beuren met het gezegde: "Rain by seven, good by eleven". Maar regende het nou om zeven uur?
De wandeling begint goed. We moeten vreselijk lachen om een bord: "WARNING. Anyone caught exceeding 5 miles per hour will be stoned to death. This means YOU."
Het weer is vreselijk. Leendert geeft mij de kaart, want hij ziet niets door zijn beslagen glazen. Bovendien duwt de capuchon zijn bril naar voren. Ik hang de kaart voor mijn borst, zodat de wind er geen grip op krijgt en ik mijn handen vrij heb voor het klauteren. 



Ik heb voortdurend een snotneus. Grote bellen hangen aan mijn neus. De kletsnatte zakdoek stop ik in mijn mouw tot ik besluit mijn neus met mijn vingers af te vegen. (Vies hé.) Het nadeel van het regenpak met rugzak is dat de zakken niet vrij beschikbaar zijn. En waar laat ik het kompas?
We lopen onder langs een klif over natte rotsblokken langs de Tees. Volgens het boekje is hier menige enkel verzwikt en heup gebroken. Wij komen er ongebroken vandaan en klauteren voorzichtig op handen en voeten omhoog langs Cauldron Snout, ook weer een schitterende bruine waterval, die met veel geweld naar beneden dondert. We worden gadegeslagen door een boer, die controleert of we veilig boven komen.
In de kletterende regen lopen we naar Birkdale farm. In een hoek van het huis, uit de wind, in de regen, drinken we een kopje koffie met de lekkere, vervloekte gingercake. De boer lacht naar ons. "Loveiy day, isn't it?" Om elf uur is er blauw in de lucht en een ietsje pietsje zon. We passeren een berg stenen, wat volgens het boekje een "Moss shop", een winkel voor mijnwerkers, was. Inmiddels zien we overal borden met "Danger" staan. Schietgevaar vanwege militaire oefeningen.
We naderen Maize Beck, die we geruime tijd volgen. Hé, wij zijn niet de enige wandelaars. Twee vrouwen lopen aan de andere kant van Maize Beck. Maar dan hebben ze een probleem, want op regenachtige dagen kun je de rivier niet zonder natte voeten oversteken. We komen ook voor het eerst een vrouw alleen tegen, met een nogal zware rugzak. Die heeft het niet gemakkelijk.
Het regent met buien. Wij lopen langs de rivier, zonder een duidelijk pad. Het is soppen door het veen, steeds op zoek naar een niet te sompige doorsteek. Een zijrivier moet overgestoken worden, maar hij lijkt overal te breed. Leendert stapt op een steen midden in de rivier en komt droog over. Ik stap midden in de rivier, want ik durf niet. De schoenen zijn toch al nat. Met een zeer soppende schoen bereiken we eindelijk de "Gorge", waar we zelfs droog kunnen lunchen.



Wolken dreigen en schieten voorbij en wij moeten voort naar High Cup Nick Je zou er bijna aan voorbij lopen. We kijken over het randje naar beneden. 



Een breed 'gletsjer'dal omringd door kolommen van doleriet. In de verte zien we de Dale Valley. 



Overeind gehouden door de wind lopen we terug. Hier zou je een panoramafoto moeten maken. Soms breekt de lucht open. Onder een deken van wolken zien we groene velden. Een geel kooizaadveid licht fel op.
Na een lange afdaling bereiken we ten lange leste Dufton. Helaas met nog een fikse bui onderweg. We bekijken de B&B huizen en kiezen voor Gill View. Een schot in de roos! In het halletje gooien we onze natte spullen op een hoop. Dat duurt erg lang, want met koude handen gaat het niet zo snel. Mevrouw Huiloek brengt ons naar boven. en laat ons eerst badderen, voordat de andere gasten komen. Daarna nodigt ze ons uit voor een kopje thee in de salon.
Zo gezegd, zo gedaan. Bescheiden nemen we een cakeje. Inmiddels komen ook de andere gasten binnen, twee gepensioneerde mannen. Ze lopen de Pennine Way in gedeelten, deze keer tot Alston. Ze missen de pubs en inns onderweg. Beiden zijn hard toe aan een bad. Terwijl de ene gaat baden, gaat de andere puzzelen. Hé, zijn dat niet de gepensioneerden, die we gisteren langs de Tees zagen luieren? Wij blijven theedrinken en verdiepen ons in een Nederlands (!) boekje over de Pennine Way van Gerard de Waal uit Maassluis. Ik noteer de gegevens, zodat we misschien thuis het boekje (uit 1980) bij de bieb kunnen halen. Het is in eigen beheer uitgeven (GéDéWé drukkerij, Schweitzedreef 49) dus ik acht de kans klein. Inmiddels is een stel bij ons komen zitten, zij lopen de Way in tegengestelde richting.

De B&S dames koken tegenwoordig nog zelden voor hun gasten, maar verwijzen naar de lokale pub. In Engeland is een pub dé ontmoetingspiek voor de lokale bevolking. Er is vanavond een backgammonavond voor de dames en jan-en-alleman komt een pintje drinken. Wij gaan aan een tafeltje zitten, zo dicht mogelijk bij de open haard. Ik trek mijn schoenen en uit en zet ze discreet (?) onder de tafel. Onze medegasten zitten achter twee halveliters bier en die curry ziet er erg lekker uit. Ik verdiep me in mannen, die steeds met los geld in hun zakken rammelen. Wat is de psyche achter dit fenomeen?
Weer thuis zijn onze kleren van de kelder naar de lange stokken in de keuken verhuist. Het huis is duidelijk ingericht op natte gasten. Ik stop kranten in mijnen schoenen, die voor de kachel, niet te warm gestookt, worden gezet. Wij gaan in onze 'Twins' liggen, onder de dekens en een drogende slaap- en lakenzak.
Donderdag 18 mei, Duftan - Carrigill   25,5  km
Na enige twijfel heb ik gisteren alsnog een "cooked" breakfast besteld. We hebben immers een lange dag wandelen voor de boeg. Naar het hoogste punt van de Pennine Way en met slecht weer. Dus misschien valt de lunch in het water. Mmm, cerials met yoghurt, grapefruit op sap, toast, jam, bruin brood, bacon, eggs, sausages, champignons, een gepelde tomaat en thee. De andere gasten slapen nog, dus wij hebben het rijk alleen. De tafel is chique en uitnodigend gedekt. Geen jam in kuipje, maar in een glazen schaaltje met een lepeltje erboven. De eetkamer is rijkelijk versierd, vooral met paarden en op het kinderstoeltje ligt het visitorboek. Op de kast zien we een kaartje van een B&B in Carrigill.
De droge kleren liggen weer op een grote hoop in de gang. Ik vis mijn spullen eruit. Ha, lekker droge kleren én droge schoenen aan. Ik voel me herboren. Als we om acht uur afscheid nemen, is het ook buiten nog droog, maar halfnegen voelen we de eerste druppels. 



Halftien gaat het echt regenen en mist hangt tegen de bergen. Gelukkig hebben we de wind op de rug en van opzij.
In de mist doemt een figuur op. Het is Brian, de stoere kampeerden, die we gisteren ook in de pub zagen. Even een praatje maken, maar snel weer verder voordat ik het koud krijg. Steenmannetjes, stokken en kompas wijzen de weg. Bij Knock Old Man maak ik een mistige foto van Leendert (Knock old man). Lange tijd lopen we in de mist, tot er ineens licht is en het radarstation van Great Dun Fel] opdoemt. Het ziet eruit als een futuristisch golfbal. Af en toe verdwijnt hij achter een dik pak mist, om vervolgens weer tevoorschijn te komen.


Littie Dun Feil is niet ver meer. Via het zadel staan we nu op 842  m bij de sheiter, maar ik ben nat en heb het koud. Waarom heb ik mijn handschoenen en muts thuis gelaten? De sheiter biedt even kniehoge beschutting tot een hagelbui zich op ons neerstort. Via het volgende zadel met stenen pad en een berg 



stenen zoeken we met kompas de richting en de steenmannetjes. Deze desolate hoogvlakte moet Cross Feil zijn. Met z'n 893 m het hoogste punt van de Pennine Way en van Engeland. Dus niet van Groot-Brittannië, want dat is Snowdon. We genieten van de mist en de buien die nog komen gaan. Ik trek een fleece aan. Het is al kwart over één, maar nog geen lunch(tijd). We soppen verder. Het heeft geen zin de plassen te mijden. Oeps, ik glijd uit. Maar gelukkig glijdt Leendert ook uit, ook ai zie ik dat niet. Ik word misleid door steenmannetjes en loop even de verkeerde kant op. Ik draai me om. Leendert heeft het ook in de gaten, maar ik ben nog blijer als ik Greg's hut in de verte zie.

Greg's hut is een oud mijnwerkershuisje, in 1972 opgeknapt door de British Mountainering Club. Ze noemen het ook wel een bothy. Het portret van Greg hangt boven een metalen 'bed'. Er zijn twee vertrekken en een voorportaal waar wat hout ligt. In één vertrek is een open haard en wat ijzeren stellages, te gebruiken als bed, tafel en bank. Wij installeren ons op een paar stoelen. Mijn bewegingen zijn traag. Met mijn koude vingers draai ik de brander in elkaar voor een kopje koffie. Het eerste blikje gas is nog steeds niet leeg. Kleumend, met opgetrokken schouders eet ik het knäckebröd. Even later komt Brian binnen. Hij installeert zich in de hoek en doet zijn grote motorhandschoenen uit. Ik ben niet jaloers. Hij rookt een sigaret, eet nauwelijks en vertrekt zonder een warm drankje, die wij hem aanbieden. Wij drinken nog een kopje soep, voor we om 14.45 uur de deur op het haakje doen en onze weg vervolgen. Een brede, lange, stenige weg, geleidelijk dalend. De weg is bezaaid met kleine paars fluorescerende steentjes. Hoewel we ver kunnen kijken, zien we geen Brian meer. Schapen, schuilend in de Shake Holes, kijken ons meewarig aan. "Arme schapen."
De regenhoes heeft zich inmiddels gevuld met een flinke plas water, die we even voor Carrigill legen. Op naar het postkantoor voor een B&B. Het is halfzes en de dochter van het postkantoor wil net sluiten. We moeten bij een andere deur naar binnen en de natte spullen op de mat leggen. We wachten geduldig tot ze ons naar de 'Barbie'kamer te brengt. En zie daar, ook Brian heeft een kamer genomen. Onze kamer heeft een hemelbed in wit, compleet met rouches, gele rozen en wel drie kussens. 



Op het nachtkastje een mandje met één snoepje. Overal hangen briefjes met aanwijzingen. Mind the step, licht uit, ventilator uit, niet onnodig water gebruiken, eerst schakelaar x aan, dan schakelaar y en dan zou je kunnen douchen. Toch is het even puzzelen, maar dan is het een genot! Ideaal, die temperatuurschakelaars! En ik vind ook nog een flesje shampoo. In een boek vinden we de huisregels en het menu voor het ontbijt. Als we eerder willen eten, moeten we vóór acht uur een briefje in de hal leggen. De koffie en thee is selfservice. Ook lekker makkelijk. Op mijn sloffen ga ik naar de pub. Eén deur verder. Het is nog stil, want wij zijn de eerste gasten. Leendert nestelt zich bij de open haard. Ik mag vandaag weer een drie-gangen-diner.
Weer 'thuis' drinken we nog een kopje koffie in de lounge, met sfeertje jaren-zeventig. Het bestaat nog!
Vrijdag 19 mei, Carrigill - Knarsdale   19,5 km
Het regent, maar de spullen zijn weer droog. Op ons gemakje ruimen we de rugzakken in. Zeven uur aan het ontbijt. De tafel is perfect gedekt met mooi versierd zilver bestek en papieren rozetjes onder elke kopje en bordje en óp de boter. Ook de andere tafels zijn gedekt, ook al is er maar één andere gast. We worden omringd met trouwfoto's van de familie Bramweli. Leendert verorbert de bacon en sausages, ik eet uit fatsoen de twee eieren. Cerials, yoghurt vooraf. Toost en jam na. Ik drink weer veel thee, ook al moet ik dan onderweg vaak plassen.
We pakken ons goed in. Dat duurt. Mrs. Ann heeft niet zo haar best gedaan, want de schoenen zijn nog vochtig. Maar de sokken zijn in ieder geval droog. De gamashen zitten nu ónder de regenbroek, zodat het water niet in de schoenen loopt. Al hoewel, bij mijn schoenen maakt het niet uit, want op veel plaatsen is de naad los. Bovendien is een rits van één gamashe kapot.

We lopen een tijdje droog, maar dan vallen de voorspelde 'showers', van korte duur en niet hevig. Omdat we gisteren ons einddoel, 'Alston' niet gehaald hebben, moeten we vandaag eerst 6 km extra lopen. Er zijn nog weinig hoogteverschillen en we lopen langs the River South Tyne óf maken een ommetje door de weilanden. 



Gelukkig staan er bomen. In Knarsdale zullen we bepalen of we nog doorlopen naar Greenhead of daar de tent opslaan.
In Alston wordt de voorraad eten voor drie dagen aangevuld met yoghurt, een halve kilo kaas, 200 gr chocola en kokos. De chocopasta is nog keihard en komt niet uit de tube, of we zouden hem in de slaapzak moeten stoppen. (Bij het boodschappen doen, werd ik weer bijna boos, maar ik had beloofd dat niet te zijn.)
De zon breekt regelmatig door, maar tijdens lunchtijd zien we alleen dreigende wolkenvelden in het Noord-Westen. Onder een superhoog in onbruik zijnde spoorviaduct vinden we eindelijk een droog en redelijk uitziend plekje.  En zowaar. De zon gaat schijnen!
Om halfvier zijn we bij Knarsdale op het beslissingspunt. De keuze is snel gemaakt, want Greenhead is nog 15 km lopen. We haken af en lopen naar Stonehall Farm. De zon schijnt nu volop en als we het mooie gazon zien, lijkt het de goede keuze. We hebben een groot vlak (!) gazon tot onze beschikking, naast een keurig uitziende boerderij. De zoon des huizes wijst ons de wc en de koud waterkraan. Er is geen douche. We hangen de tent over de waslijn en zetten een kopje thee. En niet één keer, want de pot valt om. Ik pak de bidon en vul de ketel nogmaals. Het gastankje is bijna leeg, en het duurt lang voor het water kookt. Inmiddels dreigt er wat in de lucht. Na twijfel moet toch eerst de tent opgezet worden. Ik draai het gas uit en snel wordt de tent geïnstalleerd. We dumpen de spullen in de voortent. Poeh, poeh. Gelukkig was het niet voor niets, want het druppelt regendruppels. in de tent wordt de brander voor de derde keer aangezet. Zou het nu lukken? Met het laatste gas krijgen we eindelijk ons kopje thee.
Vijf uur. Het regent pijpenstelen. Tijd voor een dutje. Zes uur. Droog. Zeven uur. Een hapje in de lokale pub. Acht uur. Negen uur. Bedtijd. In de pub wordt het alweer drukker. Waar komen die mensen toch vandaan? Knarsdale is immers maar een gehucht. Ik bedank voor een lot voor de loterij, die nu net gaat beginnen.
Zaterdag 20 mei, Knarsdale - Once Brewed   24 km
De zon schijnt. Alweer om halfzeven buiten aan het ontbijt. Er is nog niets te beleven op de boerderij. Ik was me met een ouderwetse waskom. (Net ongesteld geworden.)
Om zeven uur gaat de boerenzoon in zijn 'tractortje' (vierwielige motor) naar de schapen. Tijdens de wandeling zien we hoe de moderne schaapherder te werk gaat. We moeten vreselijk lachen. Op het moment dat hij met zijn tractortje het veld op rijdt, komen van heide en verre de schapen aangerend. Over heuvels en door dalen. Ze kennen het geluid en weten dat ze bijvoer krijgen. Het is maar de vraag wat er overblijft voor de laatsten.
Wij wandelen voort. Ook over heuvels en door dalen. We komen een paar vogelaars tegen én een FITT-er. We zijn zo verbaasd, dat we vergeten een praatje te maken. De wandeling is vaak sompig door knoppenbies.



Het is benauwd warm. Ook van binnen loopt de hitte op. De spanning stijgt, want we naderen Hadrian's wall. Maar eerst afdalen naar Greenhead. We lopen nog even fout, omdat er elkaar verkeerd begrepen. Als we nu maar niet het certificaat mislopen. We duiken een diepe kuil in en lunchen. Vrij laat, want we moeten nog ver lopen. Ik vind het af en toe saai. Het is bekend terrein en er zijn weinig bloemen en veel modderige passages. Leendert ontdekt heidekartelblad in het veen. 



Eindelijk is Hadrian's wall in zicht. Is dit alles? We passeren een golfterrein en fotograferen de ruïne van Thirwallcastle, die gebouwd is met de stenen van Hadrian's Wall. 





De eerste druppels van vandaag vallen. Ik trek alleen de regenjas aan, Leendert ook zijn regenbroek. In de miezer volgen we een tijdje de muur. Ik zie weinig verschil met een schapenmuurtje. Bij fort Aesica aangekomen, ontdekken we een boog. Leendert pakt zijn fototoestel en is helemaal ontdaan. Het toestel staat aan en reageert nergens op. "Dit is het ergste wat me kan overkomen." Bedroefd lopen we verder. Het lopen is best zwaar, want we volgen de muur die op en af gaat. De muur is gebouwd door de Romeinen om hun rijk af te bakenen en de barbaren buiten de deur te houden. Hij liep van kust tot kust en was 125 km lang. De muur is gebouwd op een kam.




Aan zowel de noord- als zuidkant kijken we uit op een grote lege vlakte. De muur is afgekeken van de turfmuren in Duitsland. Officieel is hij twee meter dik en vijf meter hoog, maar slechts op enkele plekken is dat duidelijk. De buitenmuren zijn mooi recht gemetseld. Van binnen is ie vol gestort met puin. Op vastgestelde afstanden zijn er wachttorens, mile-casties en forten.
Het blijft miezeren en we zijn best moe, zo aan het eind van de dag. Even pauzeren met een stukje chocolade en een sinaasappel. We lopen langs een Romeins fort met twee toegangspoorten. En geen enkele toerist. Ik had toch wat meer volk verwacht. Vooral op een zaterdag, maar de Britten zijn misschien niet zo geïnteresseerd in hun Unesco erfgoed.
Halverwege de muur haken we af en duiken naar beneden op zoek naar de camping. De weg is modderig, ongelijk en kapot gemaakt door een grote landbouwmachine. Moeten we hier morgen weer omhoog? Ik heb daar weinig trek in. En zo aanmodderend bereiken we tegen halfzeven de farm. Ik had eigenlijk een echte camping verwacht. Bij de receptie is niemand te bekennen, maar iemand zegt dat we maar later moeten komen betalen. Het kampeerveld ligt voor het huis achter een muurtje aan de drukke weg. Wederom een hellend vlak. Er staan wat tenten en auto's. Een raar stel slaat ons gade. Het regent nog steeds en hun broeken zijn inmiddels behoorlijk nat. Ik ben koud. Leendert moet weer zijn hele rugzak uitpakken, omdat de tent onderin zit. Zo goed en zo kwaad als het gaat zetten we de tent op. De plastic tas wordt gevuld met waardevolle spullen, sloffen, mijn dagboek, kaarten en het Pwboekje. Op naar de pub, volgens een man 5 minuten lopen. Zou dit het zijn? Een chique restaurant? Helaas dicht. Wordt het toch eindelijk koken in de tent? Ik wil de jeugdherberg nog proberen, maar geef het weinig kans. Het is al zo laat. We passeren een aantrekkelijke B&B. Maar we geloven onze ogen niet: een pub! Wat een geluk! In het voorportaal van "Twice Brewed" trek ik mijn sloffen aan. Onze natte jassen mogen we in een tussenzaaltje hangen. Het is erg rustig voor de zaterdagavond. Behalve de erg dikke barjuffrouw, die achter de bar zit en vier jonge mensen is er niemand. We gaan zo dicht mogelijk bij de nep open haard zitten. Erg warm is het niet, maar alles beter dan kleumen in de tent. Het eten is een veredelde snack, gefrituurde groentedriehoekjes met friet. Ze hebben niet eens soep, maar wel een toetje. Voor Leendert "Mississippi Mud Pud", voor mij een apple crumble (appel met kruimeldeeg). We zijn er nog steeds niet uit wanneer iets een pud, sponge of pie heet. Leendert gaat dat eens aan Ina vragen. Inmiddels is de pub volgestroomd met mensen. Schijnbaar allemaal lokale families. In Engeland is er wat dat betreft een
andere traditie dan in Nederland. Je ontmoet elkaar in de pub, en neemt vrouw en kinderen mee.
Het is inmiddels droog en tijd om te gaan. Ik kijk buiten naar de rode lampjes voor de ramen. Net een bordeel.
Zondag 21 mei, Once Brewed - Bellingham
Het heeft weer geregend en we moeten in de tent eten. Lekker kruimelen met de knäckebröd. Het is vaag droog, de lucht ziet er instabiel uit en er is geen vlekje blauw te bekennen. Ik verheug me al op het modderpad naar boven, maar niet heus. Ik trek alles aan. De gamashen die bijna kapot zijn en de regenbroek. We hebben nog steeds niemand van de camping gezien en dus vertrekken we zonder te betalen.
We beginnen te modderen, maar hebben geluk. We kunnen een ander pad nemen dat aanzienlijk beter is. We lopen eerst naar het hoogste punt van Hadrian's Wall en dan op en af, 




hoog boven een mooi meer. 



We klimmen over prikkeldraad om over een nieuw stuk pad te lopen. Momenteel wordt er een nieuw route uitgezet, die Hadrian's Wall van kust tot kust moet volgen, en daar profiteren wij van. Net voor het best bewaard gebleven stuk van de muur met Romaans fort haken we af en trekken het barbarenland in. 



We komen, zeggen en schrijven, twee keer twee mensen tegen, en één Pw-loper loopt ons hard voorbij. Vandaag hebben we een echt stuk bos. Helaas sparrenbos. Niet opwindend én toch weer sompig. Tussendoor zijn er moors met vergezichten. 



Het doet me aan een wandeling bij Tilburg denken. De schrijver probeert het interessant te maken met een legende over een steen, maar die vinden we niet. Een uitvoerig beschreven waterval is niet meer dan een douche. Plotseling zien we een huis met allemaal auto's. Zou hier een restaurant zijn? Het mysterie wordt snel opgelost: het is een bonsaikwekerij. We passeren de mooie boerderij Lowstead met 1,2 m dikke muren


en lopen veel asfalt. Voor de Pennine Way ONACCEPTABEL.
Bij een beekje ploffen we neer. Het is nog een eind, maar we zijn moe. We willen een B&B. De lucht blijft dreigen, dus maken we geen thee. We nemen wel een extra groot stuk chocola. We klimmen naar een TV-mast, 



waar we opgewacht worden door een busje met oudjes. Ze blijven in het busje zitten en genieten van het uitzicht.
En dan is Bellingham eindelijk in zicht. We overleven een gevaarlijk stuk van 2 km over de weg met scheurende auto's. Waarom maken ze geen mooi pad langs de North Tyne? Nu op zoek naar een B&B. "Crofters end": no vacancies. Lyndale House, No vacancies. Riverdale Hotel: te duur. Lynn view: no vacancies (omdat vier mannen allemaal een eigen tweepersoonskamer bezetten. Mijn smekende ogen ten spijt. Dan naar het Buil Hotel; no vacancies. De jongen is alleraardigst, belt een andere Pub, maar er is niets vrij. Ten lange leste druipen we af naar de camping. Het is een stadsboerderij midden in Bellingham. We banjeren door de modder en begroeten de kippen. Ook hier is weer geen receptie te vinden. We zetten de tent in de wei. We zijn moe, maar nemen toch een 20-pence douche. Ik was mijn haar met gewone zeep. Oeps, 20-pence is toch wel erg kort. Ik droog de zeep van mijn lijf met het gastendoekje. Leendert had gelukkig twee muntjes.

We gaan op weg naar de Pub, als er een vreselijke bui losbarst. Arme Leendert op zijn slippertjes. Nu worden zijn enige droge sokken nat. We schuilen tegen een huis, maar je kunt ook geen uren wachten. Tussen de hevigste buien door bereiken we de pub. Geen succes, want op zondagavond serveren ze geen eten. Ze willen wel een pound wisselen, zodat ik kan bellen. Ik ren naar de telefooncel, terwijl Leendert in het voorportaal wacht. Ik wil een B&B regelen voor morgen. Weer pech. "Ma is er mee opgehouden." Dan maar het hotel voor 20 pound. Ik sein naar Leendert en we rennen naar het Cheviot hotel voor het diner. De serveerster ligt in een deuk als ze mij de slofjes ziet aantrekken. We zoeken een tafeltje bij het raam. Ik schrijf in mijn dagboek, want Ik loop al een dag achter. Als we naar de camping terug gaan is het gelukkig droog.
Maandag 22 mei, Bellingham - Byrness   24 km
Hé, de zon schijnt! Uitslapen tot 7.15 uur, want de winkels gaan pas om halfnegen open. We ontbijten met hartkeks. Knäckebröd en yoghurt is op. Na het "shoppen" is het al negen uur geweest.
We stampen asfalt voor we de pastures en moors oversteken. Hé, daar is onze man van gisteren. We maken een praatje en hij snelt voort met zijn twee stokken. Hij heeft een typische vorm van lopen. Een gekromde rug en zijn voeten amper optillend. Hij is de eerste man die we met twéé stokken zien lopen.
We passeren vele sompige geultjes. Waar het erg sompig is, loopt het stenen pad. Leendert signaleert gewone zonnedauw

en een rups, die zich qua kleur prachtig heeft aangepast aan het landschap.



Net voor lunchtijd (vandaag om halftwee) moeten we flink omhoog, langs een bos, waar ook ergens een waterval mislopen. Leendert probeert een nieuwe variant: knäckebröd met kokos en suiker. We zijn pas halverwege en slumpen verder naar het hoogste punt. De Cheviot met de vorm van een walvisrug, is al een paar keer goed in beeld.



Maar hij moet nog op ons wachten tot morgen. Ondanks het bos, is het behoorlijk sompig. Leendert neemt weer uitgebreid tijd voor een foto van het welkomstbord van de Kielder Forestry Commission. 



Ik vind dat we moeten opschieten. Gelukkig dalen we veel en is het pad een brede "Forststrasse". Een lange saaie weg door de gigantische sparrenbossen. Onverwachts zijn we om halfvijf al bijna 'thuis'. Nog slechts 5 km. Leendert wil dan nog wel een theetje. Bij de PC (Public Convenience) én een pickniektafel installeren we ons.  Dit past eigenlijk niet bij de PW.
Volgens het boek kunnen we nu beter de autoweg nemen, omdat het pad onbegaanbaar is, maar niets wijst hierop. We volgen de "normal" route en er is geen vuiltje aan de lucht. Het ziet er zelfs gecultiveerd uit. Het volgt een riviertje. Om halfzes zijn we bij het kapelletje van Byrness. 



Voor we de drukke weg oversteken, trekt Leendert trekt zijn gamaschen uit. Hij wil een nette indruk maken in het Byrness hotel. We worden ontvangen door een vreemd heerschap. Hij brengt ons naar de kamer en verdwijnt via de nooduitgang, zonder een woord te zeggen. We moeten zelf maar kijken waar de douche en WC is. We lijken tot nu toe de enige gasten. Het is hier vergane glorie. Vroeger waren hier wel 10 tot 40 wandelaars op één dag. Nu slechts een paar. De jongeren lopen niet meer en gaan liever naar het goedkope zonnige Spanje. En er is nu veel meer concurrentie van de andere National Trails. Net als in Nederland groeit de laatste jaren het aantal langeafstandspaden in hoog tempo. Ik kan me voorstellen dat er aantrekkelijker paden zijn.
De zon schijnt volop en het is vreemd om nu niet te kamperen. We douchen en ik was mijn haar met zeep, want ik heb geen shampoo bij me. De wasruimte is een vreemde constructie: 'boven' de wc en wastafel en via een trappetje naar beneden tot een nis met de douche.

We begeven ons naar de bar, waar onze rennende medewandelaar zit. Hij gaat morgen in één dag naar de Cheviot en Kirk Yetholm. Dus 43 km. Wij gaan boven kamperen.
Dinsdag 23 mei, Byrness - Cheviot - Mountain refuge hut   33 km

Zouden ze op tijd zijn? Het is nog zo stil beneden en halfacht is echt de uiterste tijd. Willen we niet al te laat op pad zijn. Gelukkig, meneer is op. Hij zegt weer weinig, zodat we niet de regels weten. Eerst muesli met melk en jus. Vervolgens de toast met jam. Hij vraagt wat we nog meer willen en brengt ons even later de eieren, tomaat, bacon en sausages. Geen bonen! En geen brood. We krijgen nog wel extra toast. Uitgehongerd als we zijn.
Voor we echt vertrekken, lopen we naar het tankstation voor een tablet chocolade én een zoet gebakje. Kwart voor negen zijn we definitief weg. Eerst een fikse klim van 200 m door het bos. Een echte warmdraaier. De lucht is egaal grijs. 



Bij Ravens Knowe wordt het tijd ons voor de aanstaande bui regenbestendig te maken. De wind komt uit het zuidwesten en de blijft vooralsnog miezer. De weg is, het wordt saai, boggy. Van het Romeinse kamp is niets te zien of het moeten de groene bobbels in het landschap zijn. Ooo, wat kan het hier verlaten zijn. Geen sporen van de mens, alleen schapen. Voordeel is dat ik regelmatig ongegeneerd een plaspauze kan nemen. De meest boggy stukken zijn weer geplaveid met natuurstenen. Dus toch een mensenspoor. We lopen ruim vier uur achter elkaar. Er zijn geen windluwe plekken, tot een Mountain refuge hut. We maken er dankbaar gebruik van. Wat een genot! We nemen uitgebreid de tijd voor een gebakken eitje en koffie. Overal hangen krantenartikelen over de Pennine Way. Deze hut is in 1966 gebouwd en wordt schoon gehouden door een herderin. Tijdens deze pauze ontwikkelt zich het plan om niet op de ridge te kamperen, maar in de volgende hut. Aangezien dat nog een pittig eind is, kunnen we eventueel de "beklimming" van de Cheviot, wat zeker wel één uur (op en neer) kost, uitstellen tot morgen. We zullen het opnieuw bekijken, als we op het beslissingspunt zijn aangekomen.
Over Lamb hill, Beefstand Hill, Mozie law gaan we voort. Windy Gyle is inderdaad vreselijk windy. Maar het is in ieder geval droog. Grijze wolken vliegen over, maar houden hun bagage grotendeels bij zich. Een enkel miezertje kan ons niet deren. Soms zien we in de verte de bui hangen. Het weer wordt steeds beter. We zien de cloudberry bloeien, die heerlijke vruchten geeft, maar waarvoor we nu te vroeg zijn.



Na twee uur bereiken we de geplande kampeerplek op de Ridge.



Het is een recht stukje gras, maar we hebben al besloten door te lopen. Ondanks dat het al vijf uur is. Zonder beklimming is het nog slechts 8 km. Leendert leidt. De stukken over het stenen pad gaan in rap tempo en om twintig voor zeven staan we op het beslissingspunt voor de top van de Cheviot. Door het boekje worden we gewaarschuwd: voor het uitzicht moet je het niet doen. Het idee dat we morgen weer minimaal 72 m moeten stijgen, maakt doorlopen naar de hut niet aantrekkelijk, dus gaan we voor de top.
De top. Een groot moerassig turfveld. Met grotendeels een geplaveid pad. Zo niet, dan hoppen we van polletje naar polletje. Zigzaggend tussen het water. Ik raak overmoedig en zak diep weg in de modder. De weg is eindeloos naar niets. Zou dat bord de top zijn? Na een half uur zijn we er. Het waait vreselijk, maar Leendert moet een foto nemen.



Nu in razend tempo terug. Leendert neemt nog een foto van dit karakteristieke landschap.


De lucht is helder en het zijn schitterende vergezichten met vlekjes belicht door de zon. We horen een helikopter, die even later over ons heen vliegt. Net voor de hut komen we twee jongens met kleine rugzakjes tegen. Op weg naar?
Is dat kleine gebouwtje op die bult de hut? Ik denk het wel. Kwart over acht stappen we over de anti-schapen planken naar binnen. Het valt tegen. De hut is net zo groot als de lunchhut, maar onwijs kaal: drie banken, bezem, poepschep, visitorbook en één kaarsje. Ik zet snel de couscous op, terwijl Leendert op jacht gaat naar water. Het blijft koud, maar hier kun je geen vuurtje maken. Leendert vindt geen bron, omdat we op een graat zitten. Het enig drinkbare is uitgeknepen bruin turfwater. Het moet minstens tien minuten koken. Ruim na negenen is de couscous enigszins gaar. Nog een cup-a- soup van het turfwater en naar bed. Plastic op de grond, een laag vloerbedekking van de bank, thermarestmatjes en de slaapzak.



De rugzak moet de tocht bij mijn hoofd weg houden. Volgens Leendert was er een prachtige zonsondergang, maar ik lig al in bed en denk alleen aan de kou. We kruipen dicht tegen elkaar aan. Gelukkig zijn de twee jongens niet meer gekomen.
Woensdag 24 mei   Cheviat ~ Kirk Yetholm - Yetholm town   16 km
Na een korte, koude nacht worden we gewekt door gebonk. Ik denk dat het de bovenburen zijn, maar het zijn de schapen. Van die mooie, met gedraaide horens en lange krinkelharen. Ik ben doorgelegen, maar de kou nodigt niet uit. Eerst een kopje thee. De laatste twee witte boterhammen met chocolade en knäckebröd met kaas. De voorraad mag op. Buiten is het warmer dan binnen. Op het bankje schrijft Leendert de laatste twee kaarten.
We krijgen vandaag nog een paar klimmetjes, maar de zin is over. Toch kiezen we voor de higher level route. Voordeel van een klimmetje is dat mijn motor warm draait en mijn voeten langzamerhand op temperatuur komen. The Schil is "the last testing climb". 




Nog twee klimmetjes. De wind blaast Engeland schoon; wij lopen steeds langs de grens. Alleen de laatste zeven km lopen we In Schotland.
Klokslag twaalf uur zijn we in Kirk Yetholm, the end of the Pennine Way. Ik heb zin in een lekkere, grote salade. Na bestudering van de bustijden, lopen we het Border hotel in. Leendert bestelt een pint bier; ik een pint thee. De teleurstelling is groot als ze alleen hoofdmaaltijden hebben. Dan maar een linzensoep voor mij en scampi's voor Leendert. We blijven nog hangen tot halftwee. Ik teken het Pennine Way-gastenboek. Niets in dit hotel wijst op de Pennine Way, alleen buiten op de muur staat "End of the Pennine Way".



We besluiten de bus van twee uur vanuit Town Yetholm naar Jedburgh te nemen, maar helaas. Bij aankomst blijkt deze bus alleen in het zomerseizoen te gaan, maar precies tegenover de halte is het Plough hotel. De prijs valt mee. Zullen we hier blijven'? Zo gezegd, zo gedaan. En net op tijd, want ze gaan tot vijf uur dicht, krijgen we een kamer. Een alleraardigste vrouw wijst ons de kamer met double en brengt een stapel handdoeken. De douche is zalig en we slapen een uurtje of wat, terwijl de zon schijnt en de lucht lichtblauw kleurt. Onder de dekens bekijken we op het LCD schermpje van Leenderts camera, de digitale foto's.
Donderdag 25 mei, Town Yetholm - Noordzee

Langzaam afscheid nemen van Engeland. Voor het laatst een full cooked breakfast voor Leendert. Het beste van de hele vakantie. We nemen de tijd.
Samen met de schoolkinderen, gekleed in zwart-rood wachten we op de bus naar Kelso. Omdat er voor elk traject een andere busmaatschappij is, moeten we steeds een kaartje kopen. Hoe korter het traject, hoe duurder het kaartje (1,75 1,40 4 en 3 pond). National express is het goedkoopst. In Kelso missen we bijna de bus, omdat die niet vanaf de afgesproken plek vertrekt, maar net buiten het gebouw staat (omdat het een andere maatschappij is). We praten nog even met twee collega- Pennine Way-wandelaars. In Jedburgh bekijken we de ruïne van een abdij 




en kopen een leuk boekje met cartoons over de Pennine Way. Dat wordt lachen in de bus en tijdens het lange wachten.
In Newcastle worden we van het kastje naar de muur gestuurd. Van busstation, naar treinstation, naar reisbureau en weer naar het treinstation, waar we om drie uur in een dubbeldekker naar de terminal worden gereden. Aan de balie regelen we een dure cabine, met douche en wc. Halfvijf aan boord. Dus eigenlijk halfzes Nederlandse tijd. We varen met SDFS. Het schip is veel rijker aangekleed dan P&O. Om negen uur gaan we aan een zeer luxe Scandinavisch zoveel-als-je-wilt-gangen buffet. De Pennine Way lijkt alweer ver weg.