maandag 26 augustus 2013

13-08-24-MNF Friese Woudenpad De Westerein - Oerterp (Fryske Wâlden)

zaterdag 24 augustus 2013    De Westereen -­ Eastermar 17,5 km

We wilden het laatste stuk van het Grenslandpad in Zeeuws­Vlaanderen lopen. Om te overnachten was kamperen de enige optie en hebben we Dennis om het tentje verzocht. Vrijdagavond voorspellen ze veel regen in die regionen, zodat we op het allerlaatste moment besluiten een stuk Friese Woudenpad te gaan lopen. Op weg naar het station bedenkt Lilian dat ze een mes is vergeten, nou jammer dan. Maar als we in de trein zijn ingestapt, komen daar de lepels nog bij. Nu wordt het te gortig en stappen we uit om die alsnog te gaan halen.
Een tweede poging verloopt beter en aan het begin van middag kunnen we in De Westerein uitstappen. De aantakroute verloopt geheel over een autoweg, terwijl we later ontdekken dat dat zonder omweg ook via een fietspad kon. Dan beginnen we met de Oostersingel, een lange kaarsrechte halfverharde weg met bomen omzoomd.



Aan het eind volgen we de autoweg om over de Kuikhornstervaart te komen. Dan mogen we een stukje over gras.



Doch spoedig duikt het asfalt weer op. Gelukkig kunnen we zo nu en dan naar een aardig bouwseltje kijken.



Dan slaan we een zandweg in, die plaatselijk zo mul is dat het wel een zandverstuiving lijkt. We besluiten tijdelijk van de route af te gaan om Jistrum te bekijken. Het is een aardig dorpje. De meeste boerderijtjes hebben een Ulebord met twee zwanen, alleen is het gat voor de uil verdwenen en wordt nog door een rondje met een kruis aangegeven.



Midden in de plaats vinden we nog een grote karakteristieke boerderij.



De belangrijkste reden om van de route af te wijken is de vroeg 13e eeuwse romaanse kerk.



Hij heeft twee hagioscopen, raampjes waardoor leprozen buiten de mis konden volgen.



 Door zo'n raampje kan ik iets van het interieur zien met een 17e eeuwse preekstoel.



De kerk heeft ook een keperfries.




Dat het dorp er netjes bij wil liggen, blijkt ook uit een bijzonder verkeersbord.




Wij gaan weer terug naar de route. We volgen een fietspad naar het Bergumermeer.



 Daarna lopen we een stuk langs het Kolonelsdiep. In Skûlenboarch vleien we ons neer op een terrasje voor een drankje. Als we hierna de lange brug over het kanaal oversteken gaat een bel rinkelen. De brug wordt op afstand bedient dus wij rennen de brug over, maar de bomen zijn aan de andere kant al dicht. Met moeite wring ik me onder de slagbomen door. Daarna lopen we over een groot industrieterrein, waar betonnen vloeren worden gemaakt. Dan volgt een berm met leverkruid waar talloze vlinders op zitten.






Verder ontwaar ik nog een vrouwtje van de zuidelijke glanslibel. Helaas is de foto niet erg scherp.




Het laatste stuk van de wandeling is het aardigst. Een slingerend fietspad langs de oeverlanden van het Bergumermeer dat uiteindelijk bij de jachthaven met onze camping uitkomt. Deze camping ligt er erg verlaten bij, maar er is nog wel iemand waarbij we ons kunnen aanmelden.
Spoedig staat ons tentje, na ruim 3 jaar niet kamperen een nostalgisch en emotioneel moment.




Nu moeten we op zoek naar een eetgelegenheid. Het centrum is vlak naast de haven gelegen. Het hotel-­restaurant valt al gauw af: de menukaart vermeld alleen spareribs, steak en schnitzel. Dan is er nog een eetcafé, waar je frikandel met frites kan krijgen; dat valt dus ook af. Dan zien we nog een bord aan de weg staan met eten en drinken, maar de ingang ziet vrijwel ondoordringbaar uit.



De tuin achter is afgeschermd met een hoge heg, maar door een opening bereiken we de achterkant van de boerderij. Binnen is een galerie met eetgelegenheid, maar het duurt even voor we leven ontdekken. Op onze vraag of hier gegeten kan worden wordt bevestigend geantwoord en we krijgen een zeer uitgebreide menukaart. In de tuin blijken er ook plekken te zijn waar gezeten kan worden en gezien het warme weer, lijkt ons dat wel lekker. Even later zit Lilian aan de rode wijn. en ik aan de Hoegaarden.



Het Us Heit­bier bewaren we voor een volgende gelegenheid. Over het eten kunnen we tevreden zijn. De Zandloper is is zeker de beste plek hier. We nemen ook nog koffie met cranberry­-blauwebessentaart.



Tot slot lopen we nog een stuk door het niet onaardige plaatsje.
De nacht in het tentje verloopt iets minder ontspannend. Het is erg warm en als ik me ter ruste leg, denk ik dat Lilian de opening naar de voortent heeft afgesloten, maar dat is alleen aan haar kant gebeurd. Resultaat is dat er binnen de kortste tijd een legioen muggen zich bij ons heeft verzameld. Garantie voor veel gezoem en leksteken.
Bovendien moet ik erg wennen aan een matje dat ik van Dennis heb geleend. Het is erg hoog en ik dreig er steeds af te vallen. Maar goed, we overleven ook deze nacht.

zondag, 25 augustus 2013    Eastermar -­ Oerterp 25 km

We kunnen de tent droog inpakken; geen regen en geen dauw. Via een hoge brug komen we op een eiland in de haven, waarop ook een ijsbaan ligt.



Via een brug aan de andere kant zijn we midden in het schilderachtige plaatsje.



Spoedig zijn we het plaatsje uit en begint het zig­zaggen door het boerenland. Een stukje verhard, een stukje onverhard enz.
Zo komen we bij De Harkema, aan het begin van de kilometers kaarsrechte en eeuwenoude
Mûntsegroppe. Hier ligt de Spitkeet, een openluchtmuseum over het armoedige leven een eeuw geleden.
Wij hebben er geen tijd voor. Manmoedig leggen we dit stuk af. De weilanden zijn in deze streek afgebakend door hoge houtwallen.



Het vee ziet er florissant uit.



Ook is de gastvrijheid in Friesland groot.



Zo komen we in het dorp Rottevalle. Een aardig boerderijtje wacht ons bij het begin op.



Middenin het dorp ligt een eenvoudig kerkje uit 1724, uit de tijd dat dit dorp tijdens de vervening ontstond.



Het is opvallend dat de vele meer dan honderd jaar oude grafstenen er als nieuw bijstaan. Vaak met
ontroerende opschriften.



 Nu beginnen we aan een asfaltmarathon. In het plaatsje Houtigehage kunnen we nog kennismaken met de eerste Woningwetwoning uit 1909. Het is tevens het kleinste museum van Friesland, maar nu wel dicht.



Met enig gluren krijgen we een indruk van het interieur.




 We vervolgen onze asfaltroute naar Drachstercompagnie. We passeren talloze 'wijken'. Deze ontginningskanalen zijn nu meestal omzoomd door geboomte, terwijl het water langzaam, maar zeker verland, zoals bij de Ymerwijk.



We krijgen een flinke kater van al het asfalt. Door naar Oerterp a.d. Faert. Als goedmakertje mogen we het laatste stukje nog over een vrijwel met bramen dichtgegroeid onverhard pad naar Oerterp lopen.



We komen uit bij de St.Petruskerk uit de 13e eeuw. In ons boekje staat dat er een klokkenstoel staat, omdat men een toren niet kon betalen. Een uiterst vreemd verhaal met zo'n oude toren ernaast. De toren heeft aan de buitenzijde geen enkele ingang. De muren zijn wel 1,60 m dik, terwijl de toren geen fundament heeft. In 1766 was de toren zo bouwvallig dat men een klokkenstoel bouwde aan de weg.



Paarden schrokken echter zo van het gebeier dat men de klokkenstoel een eind van de weg verplaatste. De kerk zelf is rond 1800 vernieuwd, Alleen de zuidmuur bevat nog oud metselwerk.



 Even verder in het dorp vinden we de snackbar voor een ijsje en frisje. In Drachten nemen we de bus naar Groningen i.p.v. Heerenveen, waardoor de terugreis een half uur langer duurt. We kijken met gemengde gevoelens terug op dit weekend.

vrijdag 23 augustus 2013

13-08-22-DNG Rondje Lochem

donderdag, 22 augustus 2013  18 km

Het is weer mijn donderdagse NKBV-wandeldag. Dit keer vertrekken we vanaf station Lochem. In Zutphen ontmoet ik al enkele medewandelaars. In Lochem blijken we met 8 man/vrouw te zijn. Zeer spoedig betreden we het landgoed Ampsen. Het eerste kasteel wordt al in 1105 genoemd. Naast oud-Ampsen ontstaat er ook een Nieuw-Ampsen. Beide kastelen worden in de tachtigjarige oorlog verwoest. In 1650 ontstaat er een nieuw gebouw dat later nog iets uitgebreid wordt. We zien het op enige afstand liggen.



 Op het weiland ervoor zoeken lakenvelders beschutting onder een boom.



Als we het landgoed verlaten volgt een stuk door het boerenland over asfaltwegen. We ontdekken een rups van het bont schaapje.



`Vervolgens lopen we door Groot-Dochteren, steken het Twentekanaal en de Berkel bij Boevinkbrug over en volgen dan de oever van de Berkel richting Lochem. Al spoedig komt de Staringkoepel in zicht.



. Om daar te komen moet je gebruik maken van een pontje. Hoe dat bedient moet worden is ons een raadsel. De enige manier waarop dat volgens ons gaat, wordt door een bordje ten sterkste ontraden.



  Ook honden zijn hier taboe. Ondanks alles wagen we ons toch aan de overtocht.



 De koepel is gebouwd door de dochter van de dichter Staring, die hiervoor een landhuis liet afbreken.



  In het vertrek waar zij verbleef is het plafond beschilderd. Het stelt de kus voor.



 Er hangen ook familieportretten o.a. van haar moeder.



 Beneden staat nog een oude pomp.



  In het bosje bij de koepel ontdekken we nog een knalgele, ingedroogde slijmzwam.



 Nadat het pontje ons weer teruggebracht heeft, volgen we de oever verder. Bij Lochem staat een groepje fel gekleurde klaprozen. Na een stukje Twentekanaal gaan we terug naar de Berkel om een gigantische vistrap bij een stuw te aanschouwen. Op de foto is er maar een gedeelte van te zien.



  Vlak voor we terug zijn bij het station zien we nog een groepje over elkaar gegroeide parasolzwammen.




woensdag 21 augustus 2013

13-08-20-F Een dagje (stoom)treinen met Tijmen

dinsdag, 20 augustus 2013 


De kleinkinderen hebben nog schoolvakantie en Marin gaat met Mieke en mama naar Kinderdorp. Ik ben dus alleen met Tijmen vandaag. Het afscheid van moeder valt zwaar. Er wordt luid gejammerd en als we op stap gaan houdt dit aan. Op de grote weg gekomen, zeg ik: o, de bus is er al. Tijmen zet het op een hollen, mij meetrekkend. De chauffeuse blijft rustig wachten. In de bus krijg ik een schrobbering van haar. Ik moet niet zo hollen met dat kind, hij kan flink ten val komen. Zij blijft heus wel wachten. In de bus zie ik dat hij 8,5 minuut vertraagd is; ik had op de volgende bus gemikt. Tijmen gedraagt zich nu weer normaal. Gezeten achter de chauffeuse doet hij alle stuurbewegingen na. Daarna gaan we met de trein naar Utrecht, waar we overstappen op de trein naar Enschede. Er staat aan dat hij van perron 11a vertrekt, maar als hij binnenkomt rijdt hij door naar 11b. Wij hebben geluk dat we in het midden staan, want de trein van 3 enkele bakken is veel te klein voor alle passagiers. Alle snoep, eten en drinken heeft Tijmen ondertussen soldaat gemaakt. In Apeldoorn stappen we uit en lopen naar het perron van de Veluwse Stoomtrein Maatschappij. Onze trein staat al klaar en ik stel Tijmen voor eerst naar de locomotief te kijken. Hij heeft eerst zijn bedenkingen, maar stemt dan toch toe. Als de machinist hem uitnodigt binnen te kijken is dat toch een stap te ver. Het steile trappetje naar de onbekende cabine is te eng. Hij wil wel in de wagon achter de locomotief zitten, zodat we alle geluiden goed kunnen
meemaken. De leren riem, waarmee de ruit in diverse standen gezet kan worden, intrigeert hem zeer.



Na een rit van bijna een uur zijn we in Eerbeek. Hier moet de locomotief water tanken en naar de andere zijde van de trein gebracht worden. Ik kan Tijmen uitleggen wat een wissel is. Op de terugweg maken we een stop van een uurtje in Beekbergen. Hier is de werkplaats met restaurant en
staat een groot deel van het materieel gestald. De locomotief wordt weer van water voorzien



en aan de voorkant wordt de as uit de verbrandingsruimte verwijderd.



Tijmen bekijkt aandachtig de onderdelen van de locomotief.



Dan loop ik met hem over het terrein met talloze locomotieven en wagons, wat hij prachtig vindt.



In de werkplaats wordt aan vele stoomlocomotieven gewerkt.



Voor een van de reusachtige wielen gaat Tijmen bekken trekken.



Het allermooist vindt hij wel de rijdende kranen.




Als hij de buffer van een locomotief aanraakt is zijn hand pikzwart met smeer. In het toilet van het
restaurant maak ik hem weer schoon, maar als we naar buiten willen gaan ontdekt hij een beeldscherm met Thomas, waar hij niet meer is weg te slaan.



We drinken nog wat en dan is het tijd voor het laatste traject. Tijmen staat aan de rand van het perron te
kijken hoe de stoomlocomotief er aan komt om te koppelen. Als hij dichterbij komt zet hij het op een lopen.



 In Apeldoorn aangekomen ziet hij tot zijn vreugde nog een grote brandweerkazerne. Op het
station kunnen we direct verder met het dieseltje naar Zutphen, waar we overstappen op de intercity nar Arnhem. De trein is voor hem een grote apenkooi.




Weer in Ede wil hij naar mijn huis. Hij drinkt nog wat en eet daar een boterham, die hij zelf uit de vriezer in de kelder mag halen. Hij geeft Hazel een snoepje en haalt daarna naast de kooi toeren uit op het hobbelpaard. Dan wil hij nog alle eetbare zaken in opa's tuin inspecteren. Een tochtje langs de peren, paprika, appels, frambozen en de bramen. De laatste struik wordt door hem aan de huiszijde
leeggeplukt. Hij wil eigenlijk hier blijven, maar we gaan met de bus terug naar zijn huis, waar Dennis net aan komt rijden. Met papa gaat hij boodschappen doen, nadat hij zijn verhaal heeft kunnen doen. Daarna ga ik nog eieren en groente halen op de tuin. Als Mieke, mama en Marin thuiskomen is hij nog vol van dit dagje. Dus ik denk wel dat het geslaagd was voor kleinkind en opa.