zaterdag 11 juni 2005

05-05-22- MFr-CH GR 5 Jura Héricourt - Nyon + wandelingen vanuit Lausanne

Verslag van lilian


Heerlijk, we gaan weer met zijn tweeën op stap. Leendert heeft thuis een mooie dagindeling gemaakt voor onze tocht door de Franse Jura van Héricourt naar Nyon. Het is een volgende etappe van onze GR5 van de Noordzee naar de Middellandse Zee. Na deze twee weken gaan we nog een paar dagen "uitrusten’ in Lausanne.


Zondag 22 mei 2005,   Baarlo - Belfort.  Slaap.

Het lijkt of ik de hele dag in de slaaptrein gezeten heb. Ik geeuw voortdurend en hou mijn ogen niet open, totdat Leendert vermanend en tevergeefs weer tegen mijn centenbakje tikt. De stapel meegenomen NRC’s worden niet uitgelezen.

Eindelijk is het na maanden van kou aangenaam zonnig. Ga zo door! Mieke heeft ons vanmorgen naar Kaldenkirchen gebracht,


vanwaar we doorreizen naar Düsseldorf om daar de ICE op te pikken naar Basel. Daar barst een bui los en in Belfort druppelt het. Dag, zonnig weer. De ontmoeting met Belfort (na 2½ jaar) valt mee. Via de Promenade de Francois Mitterrand lopen we zelfs met onze looiige rugzakken nog langs ons toenmalige hotel ‘Du Centre’, dat nu dicht lijkt. Verder langs het kanaal bereiken we ‘Les Etanges des Forges’, een driesterren camping aan het gelijknamige meer. Het ziet er keurig uit, ruime sanitaire voorzieningen en de eigenaar maakt zelfs een praatje met ons in het Engels en Duits. Het is een camping zoals een camping hoort te zijn: mooi grasveld, bomen, vogels, ruim, gezellig en toch rustig. We vinden een mooi plekje bij een boom met picknicktafel. Een half uur na ons arriveert een strompelende jongen, die ons geen blik waardig gunt. Teveel bezig met zijn tent, potje eten of zichzelf. De rust duurt niet lang als een ambulance het terrein oprijdt. Drie mannen rennen naar een tent. Minutenlang is het stil. Af en toe horen we gekerm. Na een kwartier wordt een man op de brancard afgevoerd, maar het lijkt niet al te ernstig.
Onze avondwandeling brengt ons langs een visser


naar het vogelkijkscherm, de ‘Roselière’. Tussen het kwetterend geweld horen we de nachtegaal en koekkoek en zien voornamelijk broedende futen. Midden in de nacht word ik wakker van de regen.

Maandag 23 mei 2005, Belfort -  Héricourt - Vandoncourt    
Morgen wordt het beter.

8.50 uur – 18.00 uur (9.10 uur i.p.v. 7 uur)   28 km lopen

De campingbaas had het gisteren gezegd; “morgen wordt het beter”, maar het ziet grijs en grauw. Het regent aan één stuk. Misschien is het in Héricourt beter. We breken de tent af en verlaten het terrein om 7 uur. We zijn mooi op tijd op het station om een kaartje te kopen. Een korte, moderne trein brengt ons naar het verlaten station van het Franse plaatsje. Ook hier regent het. En niet weinig. We ontbijten in het wachthokje.


Het heeft geen zin te wachten op betere tijden. Goed ingepakt maken we ons op voor misschien wel 13 natte dagen. De verhalen van internet beloven niet veel goeds.

Mijn glimmende, nieuwe schoenen zijn binnen een paar uur vies en nat. Het ene paadje is nog onmogelijker dan het andere. We glijden over een met roodwit lint afgezette, gekantelde brug en ontmoeten midden in het bos een actiegroep. Ze protesteren tegen de bouw van een compostfabriek midden in het bos. Wij protesteren mee. De graafmachines zijn al bezig, zodat wij genoodzaakt zijn aan de zijlijn door grote plassen water te ploeteren.
We passeren 18e eeuwse grensstenen die de grens tussen Frankrijk en het toenmalige Pays de 
Montbéliard aangeven.  Montbéliard hoorde van 1397 tot de Franse Revolutie tot het vorstendom Württemberg.



Na een uur wordt het droger en zien we zelfs vleugjes blauw in de lucht. De jas kan zelfs uit. Bij een tot zwembad getransformeerd grintgat lunchen we, terwijl we overvallen worden door een fikse bui. Dank u wel. Nu is mijn paraplu handig. Dan breekt er weer een droge periode aan. Het is een verrassend stukje langs het kanaal dat de Rhône met de Rijn verbindt. 



Overal staan nieuwe bankjes. Gefinancierd door de EU? Het kanaal gaat over in een aquaduct dat over een rivier loopt. 



Verderop eindigt deze in een afgedamde rivier, waar we getrakteerd worden op een oorverdovend kikkerconcert. Hierna volgt een zeer nat stukje bos.




Ik tank water bij het kerkhof en koop verschrompelde groenten bij de kruidenier van Dasles voor we aankomen in Vandoncourt: Leendert op zijn laatste benen en ik heb het ook wel gehad. In het dorp zoeken we de gîte. Geen enkel bordje te bekennen en de plaats is groter dan we dachten. Gelukkig wijst iemand ons de weg. Een vrouw met krulspelden (het bestaat nog) doet open. In een donker bouwvallig keukentje doen we eerst onze vieze spullen uit. Op weg naar boven sloop ik het hardboard wandje. De bedden zijn van het type hangmat en de naden van de plafonds zijn dichtgesmeerd maar nooit afgewerkt; onder de tafelpoten liggen dubbelgevouwen papiertjes. Door het scheepsruitje hebben we zicht op de badkamer. Er is geen buiten, behalve een bankje in de schaduw voor het huis. Omdat wij zelf koken, kunnen we geen wijn kopen. (Principe van de krulspelden.) Maar misschien waren onze verwachtingen te hoog gespannen, omdat onze internetauteur repte over een pittoreske locatie. Toch zijn we content: het is droog en rustig en we hebben het rijk alleen. Ik neem een hete douche en maak een salade met rijst en roerei. Na de afwas stop ik een blikken lepeltje uit de inventaris in mijn tas, omdat ik vanmorgen Leenderts lepel in het gras heb laten liggen. Mijn excuses. Om de tijd te verdrijven zonder ons geliefde scrabble spelen we galgje. Mijn ‘sluiswachter’ wint het van Leenderts ‘afstempelautomaat’. Buiten is het inmiddels heerlijk zonnig.

Dinsdag 24 mei 2005,    Vandoncourt - Saint Hippolyte.
Vandaag is het beter.

8.15 uur – 19.00 uur (10.45 uur i.p.v. 6.30 uur)   26 km

Een blauwe lucht en een doorgelegen Leendert. Hij had het slechtste bed; ik het op één na slechtste. De volgende keer eerst keuren. Kwart over zeven stapt een zonder-krulspelden-veel-jongere mevrouw Bonnard de keuken binnen. In vliegende vaart zet ze koffie en dekt de tafel. Rats, boter, rats, jam, rats, stokbrood, rats, jus d’orange. “Bon apetit.”

Buiten gekomen


lijkt het of het weer vandaag geen jas of fleece duldt . Bovendien stijgen we 200 meter. We lopen door een rijk bos naar een ‘Cite classé’. Het is een prachtige, natuurlijke, stenen brug. We houden een lange fotosessie.


Vervolgens stijgen we vele meters naar de Zwitserse grens, die we 4 km lang volgen. Het pad wordt om de 100m gemarkeerd met grensstenen en vele paarse mannetjesorchissen. We lunchen in een bloemenwei van zenegroen, vergeet-me-nietjes en cypreswolfsmelk. We worden daas van de zon, maar de tent droogt perfect.


Het is al twee uur en we zijn nog niet op de helft. Er volgt weer een venijnig klimmetje. Nu begrijp ik de woorden “Ik worstel en kom boven”.We beproeven een voor ons nieuw type overstapje.


Leendert is gaar gestoofd door de lunch. Tot zijn schrik is het al vier uur als we Villars-les-Blamont bereiken. We moeten nog minstens 2.45 uur en zeker 500m stijgen. Wanhopig koopt hij 1,5 liter limonade. Het extra gewicht is geen probleem. Hijgend lest hij zijn dorst; uit solidariteit neem ik ook enige slokken.

De klim is pittig, maar gelukkig geen eindeloze glibberpartij en bovenden worden we beloond met een prachtig uitzicht


én een erehaag van mannetjesorchissen. Het bos licht er helemaal van op. Even later is het bos een zee van daslook á la Engeland. Ik verwijder mijn eerste teek. Over de graat dalen we eindelijk af. Voor en na Chamenol is er ongekend veel asfalt. Foei. Ik ben moe en mijn schouders en voeten doen zeer. Als we langs een diepe kloof lopen en uitkijken op kalkrotswanden zet ik me op de automatische piloot.

In Saint Hippolyte verlaten we de GR. De camping is snel gevonden én goedkoop. Ik was mijn voeten (bij een kraan met die stomme duwknoppen) en we gaan samen naar het ‘centrum’ op zoek naar een restaurant. De oubollige uitstraling negerend eten we een heerlijke salade en pizza. Het smaakt uitstekend, maar eigenlijk zijn we te moe. Met ieder een kwart liter wijn in ons hoofd gaan we terug. We zullen wel lekker slapen. Bij de tent genieten we van het vroedmeesterpadconcert.

Woensdag 25 mei 2005,   Saint Hippolyte - Goumois.
Weer een lange dag.

7.40 uur – 18.00 uur (10.20 uur i.p.v. 7.00 uur)   25  km

Er hangt een mist over de Doubs. We verlaten de heerlijke camping, waar we maar kort van genoten hebben. Met de gamashen, om mijn broekspijpen schoon te houden, stijgen we meteen over een smal, modderig bospad naar de spannende kalkgraslandjes. We hebben geluk want net vóór onze route aansluit op de GR bleek deze afgesloten te zijn vanwege neerstortende stenen. Is het hier dan wel veilig? Even later staan we bij een rivier zonder brug. Aan de overkant wenkt de markering. Wat is de bedoeling? Een aanloop nemen en springen? We pakken een stok en voorzichtig met een hink-stap-sprong staan we aan de andere kant. Het viel mee. We mogen blij zijn dat het water laag staat. We passeren een verlaten boerderij, die wij geschikt achten als gîte. Voorbij Soulce


krijgen we het meest saaie stuk van de hele vakantie. Een nieuwe steile, brede, kaarsrechte, gele gravelweg naar Courtefontaine. We zijn boven en ploffen tussen de koeien neer voor de koffie. Achter ons verschijnen nieuwsgierige aagjes.

Wat kunnen koeien de boel toch smerig maken. Óns pad verandert in een grote strontstraat. Geen uitwijken mogelijk. Daarna is het weer heel aangenaam over oude asfaltweggetjes.


We bekijken de windveren in de lucht, maar kunnen geen echte conclusie trekken. Vandaag is het behoorlijk heet. We vestigen onze hoop op het restaurant van Fessevillers voor verfrissing. Alleen die gedachte houdt ons bij de volgende steile klim op de been. Een dooie mus. Er staan tafeltjes en stoelen buiten, maar het restaurant is dicht. Bij de kerk tap ik water. Nog 150m stijgen. Uitgeput zijgen we neer voor een kopje thee. Even later dalen we af. Erg snel en plotseling lopen we bij Urtière in westelijke richting, wat totaal in strijd is met de verwachte oostelijke richting op de kaart. We vrezen veel asfalt. Is het vanwege het kapelletje? Gelukkig worden we de vergeet-me-nietjes en fluitekruid ingestuurd en via een mooie afdaling komen we ten lange leste weer op de route. Eindelijk eindstation Goumois. Leendert redt een hazelworm die over de weg kruipt. Het is al zes uur en ik vraag bij het gemeentehuis waar de camping is. Ik zie er blijkbaar moe uit en de gemeenteambtenaar wil ons de paar kilometers wel met de auto brengen. “Geen sprake van!” We doen eerst inkopen. Ik koop brood, worst en verlepte groenten in een zaakje met regiospecialiteiten.Het is niet veel. Ik bedenk dat we twee dagen geen winkels zullen zien, en koop nog een brood. De verkoper zal ons wel lastig vinden.

De camping ligt aan de Doubs, maar is veel verder lopen dan we dachten. Tot onze verrassing krijgen we een terreintje helemaal voor ons alleen, naast een hard stromend beekje. De schaarse andere gasten staan op een kluitje naast elkaar. Leendert is jaloers op de vrouwendouche. Die is schoon en nieuw. De mannendouche in het oude houten gebouwtje is buiten gebruik gesteld. Gezien de drukte had Leendert best van de damesdouche gebruik kunnen maken, maar hij durft niet. Terwijl Leendert de tent opzet, kook ik een maaltje.

Donderdag 26 mei 2005,    Goumois - La Rasse.
Semois of Doubs?

7.45 uur – 17.30 uur   20  km

Het vrolijke deuntje van Leenderts mobiel wekt ons. We liggen helemaal schuin, Leendert ligt in het tentdoek gedrukt en de matjes liggen over elkaar. Na de gebruikelijke spurt richting toilet ‘verbijten’ we ons aan het stokbrood, want we zijn op ‘rantsoen’: twee franse broden voor twee dagen, een beetje kaas en tomaat. En natuurlijk pindakaas en chocopasta. We verlaten de camping in stilte en gaan de komende dagen de Doubs (de twijfelaar) stroomopwaarts volgen. Hij doet me erg aan de Semois denken.


Vandaag onderlangs, waar alles in gereedheid wordt gebracht voor een tweedaagse kayakwedstrijd. De rivier is woest genoeg. Tijdens de koffiepauze ontdek ik dat mijn linkersok maat 44-45 is. Ik vond hem al aan de grote kant. Met Leenderts linkersokken van de eerste dag ga ik toch echt in Dementie geloven. Tot mijn verbazing heeft Leendert een maat 38-39 in zijn rugzak. Heerlijk zo’n frisse sok.

Het doorlopen wordt beloond. We staan bij de top van de Echelles de la Mort. We hebben een prachtig uitzicht op de ‘Gorge de Doubs’. Aan de overkant is een dicht gemengd bos, diep beneden ons de wilde rivier met rijzige kalkrotsen.


560 m loodrecht naar beneden. De top is een brede picknickplek. We installeren ons onder een boom. We zijn dankbaar voor elke boom, die een beetje schaduw geeft. Leendert gaat heel ongezellig sms-en, maar dat vindt hij natuurlijk ook van mij als ik ga schrijven. Wij zouden hier wel langer willen blijven, maar, het is al twee uur. Nadat Leendert me stiekem slapend gefotografeerd heeft,


dalen we af naar de rivier via drie ladders (Echelles de la Mort, dodentrappen?).


Een jongetje doet stoer onder vaders ogen, terwijl de stenen rond mijn oren vliegen. Foei. Waar blijft de opvoeding? Tot onze verrassing is er nog een ladder. Daarna krijgen we een dodelijk saai stuk tot de elektriciteitscentrale. Daarna volgen we een smal bospad met veel ops en afs. In de schaduw van de berg is het prima. De rivier


verandert in een stuwmeer.


Langs de oever liggen vergeten roeiboten.


Toch hebben we het wel gehad. We worden gek van de auto’s aan de overkant van de rivier. Plots zijn we in La Rasse, bij het hotel.

Het is heerlijk zwoel op het terras. Naast ons een bulderende Doubs, aan de overkant de Zwitserse grens en overal bezette tafeltjes. Voornamelijk wandelaars, maar ook lokalen die waarschijnlijk komen voor de forel. Het is heerlijk de mensen te observeren. Ik moest wel héél véél overwinnen. Toen ik hoorde dat er geen camping bestond, daalde mijn humeur tot pooltemperatuur. Leendert stuurt aan op het hotel. Zonde van het geld en zonde van het mooie weer. Ik kan alleen maar overstag gaan. Wildkamperen is geen optie: Leendert wil een douche en geen stap verder. Pas na de douche, een wasje en nu de wijn ben ik eindelijk ontdooid.

Inmiddels is ook het hotel goed bezet: een wandelgroep van acht, drie Duitse mannen en wij. We zitten nog steeds buiten. Leendert smult van de overheerlijke wilde forel. Hij heeft sinds 30 jaar niet zo’n heerlijke forel gegeten. Ik moet het met een karige pasta met bloemkool en erwtjes doen.

Vrijdag 27 mei 2005, La Rasse - Villars-le-Lac.
Op onze laatste benen.

6.30 uur – 17.00 uur  24 km

We zijn om half zeven het hotel uitgeslopen en zitten nu op een stenen muurtje, de restanten van een glasblazerij, te ontbijten in de zon.


Het is al heet. De plek heet ‘Verrerie de la Guepe’. Naast ons staat een grote ronde stenen kuip met waterslang. Dit was het ideale kampeerplekje geweest, ook al waarschuwen ze voor snel opkomend water, maar Leendert zegt dat het hier veilig is.

De route is allesbehalve veilig. Overal liggen neergestorte rotsblokken en ze zijn niet klein te noemen. Dit lijkt wel Russisch roulette. Goddank dat het niet waait. We passeren de plek waar Edwin de Jong is verongelukt. Door een steen? We volgen de hindernisbaan van zwaar bemoste boomstammen. Het lijkt soms een oerwoud.



De vele schaduw is een voordeel. Toch schieten we niet op. Zo langzaam zijn wij niet! Dus ergeren we ons aan de tijden in het boekje, die helemaal niet kloppen. Tussen wrakhout maakt Leendert een mooi tweezits bankje van twee plankjes. “Café complet pour vous?”

Regelmatig volgt er een steil klimmetje en verlaten we de oevers van de Doubs.

Bij de barrage krijgen we vele trappen voor onze kiezen. 


Leendert raakt de tel kwijt bij 27. Daar ontmoeten we drie Duitse mannen, die ook in La Rasse logeerden. Ze zijn met de taxi weggebracht en lopen terug naar het hotel. Ze lopen na vrije interpretatie min of meer de GR 5. Elk jaar lopen ze ongeveer vier dagen een stukje. Ik denk dat wij eerder in Nice zullen zijn. Leendert krijgt complimenten door zijn Duits. Er volgt nogmaals een ladder


en kort erop lopen we  weer langs de oever. Een stuk weg van 25 meter is afgezet. Steenslaggevaar. De windstilte en alternatieven in acht nemend hebben we weinig keus.


Na een tunneltje gaat het voor de verandering omhoog.


Boven het stuwmeer genieten we van een prachtig schouwspel van drie rode wouwen. Inmiddels kan ik die herkennen. Bovendien is het nu de meest voorkomende roofvogel. De rustige Doubs verandert plots in een luidruchtige waterval. Dit moet Saut de Doubs zijn. En ja hoor, het aantal mensen neemt toe en we kijken van boven op het witte gordijn.


Uitgedroogd pikken we bij de kiosk een limo. (Voor het eerst deze vakantie een drankje op een terras!). De beheerder vertelt dat het gisteren 32 graden in de schaduw was en vandaag 28. Er komt net een bootlading mensen voorbij. Het lijkt een prima idee om het laatste stuk naar Villars-le-Lac per boot te doen. We hebben genoeg gewandeld, het is heet en de route is alleen nog maar asfalt. Maar dom als we zijn, zien we de steiger niet. Vanaf de enige steiger blijkt de boot naar Zwitserland te gaan. Als we even later hoog boven het meer lopen, zien we de steiger en de bootjes naar Villars.


En nu willen we niet meer naar beneden. Twee uur later, rond vijven, zijn we dan in Villars-le-lac. De kerk torent hoog boven de stad uit. En dat zullen we merken als we op onze een-na-laatste benen het steile pad naar de Lidl nemen, die naast de kerk ligt. Uit de grootverpakkingen zoek ik een blik linzen met worst uit voor vanavond. Bij de bakker koop ik brood en wat lekkers. Op onze laatste benen bereiken we ons overnachtingadres.

Onze moed zakt in onze schoenen. Dit lijkt niet op een camping. Het verhaal op internet blijkt de waarheid te zijn. Op een groot grasland bij de brandweerkazerne is een zigeunerkamp. Hoewel het er allemaal netjes uitziet, voelen we ons hier niet op ons gemak. Er is geen beheerder te bekennen. Een man komt op ons af en zegt dat we hier best mogen staan. Aangezien er genoeg ruimte is, prikken we toch maar de haringen in de grond terwijl de honden scharrelen, baby’s huilen en blote kindertjes rondhuppelen. Ik zoek schaduw achter de lage rug van onze tent. Vandaag maar geen douche. Het sanitair is niet geweldig.

Zaterdag 28 mei 2005, Villars-le-Lac - Les Alliès.
Alweer een lange dag.

7.00 uur – 18.30 uur   31 km

We zijn vroeg weg. Het boekje én ons kennende is het méér dan acht uur lopen. Prima wandelweer. Er zijn vandaag meer wolken en de lucht ziet nog grijs en er blaast een klein briesje. Het is nog onduidelijk wat we de komende twee dagen gaan doen. De variant naar het klooster of stug doorlopen naar Les Alliès. Met de nieuwe voedselvoorraad inclusief gebak zoeken we niet alleen onze fysieke grenzen, maar ook de grenzen van Frankrijk op. Al na een uurtje gestaag stijgen over de kam


zijn we op grote hoogte (1283 meter) én op de grens met Zwitserland. Een wit bemost muurtje van losse stenen moet ons en de smokkelaars tegenhouden, maar wij genieten van de lila vijf- en de witte zevenbladige pinksterbloem.


De mountainbiker die we tegenkomen, heeft er geen oog voor. Hij heeft het zwaar.

Zwitserland = koeien = koeienbellen. We horen ze, maar zien ze niet. Tot we het bos verlaten en bij het weiland onder de boom neerploffen voor ons eerste gebak onderweg, een ‘tartelette abricot’. De tent droogt in sneltreinvaart. Tevreden hobbelen we verder tot oma van ‘Le Petit Gardot’, zittend in de deuropening ons aanspreekt. Ze is 86 jaar en de organiste van de regio. Ze vertelt over haar leven en vraagt waar we vandaan komen. Als ze voor de tweede keer met dezelfde vraag komt, nemen we afscheid. Helaas voor het vermaledijde asfalt, zou Philip Frederichs zeggen. Een onafgebroken lint van nieuw asfalt onder een hete zon. Leuk voor de wielrenners, triest voor ons. Enige troost zijn de velden vol gele boter- en paardebloemen.


Wat een geluk, want over een week is alles weer groen. We mogen even door het weiland om een blik te werpen op ‘Derrière le Mont’.


En ons geluk kan niet op. Een veld vol kleine en grote blauwe gentiaan. Leendert trotseert het prikkeldraad en maakt in duikligging een paar mooie opnames.



We tanken water bij een trog. “Hé, twee wandelaars!” Ze komen ons tegemoet, groeten en lopen weer terug. Vreemd. Even later zien we ze zitten in hun groene camper. Wat doen ze? Maar het mysterie wordt opgelost. Even later, als wij in de berm zitten met een chocolaatje en thee, komen zij weer langs en maken een praatje. Het is een Duits stel. Vandaag lopen ze de ongeasfalteerde stukken van de GR heen en terug. De rest doen ze per kampeerbusje. Ze zijn al weken onderweg. Lopen een etappe en gaan dan meestal liftend terug. Alleen in Zwitserland lukte dat niet, waarop Leendert begrijpend lacht. “Zwitsers doen zoiets niet.”

We beginnen aan onze laatste grote stijging. De derde keer weer boven de 1200 meter. En daartussen dalen tot 900 á 1000 meter. Maar ik vind het niet erg: er is schaduw en de dag is lang. De laatste uren worstelen we met veel onzekerheden. Is er een hotel? Is er een restaurant? Is de gîte open? Is er plaats? We kunnen wildkamperen, maar verlangen hevig naar een douche. Het antwoord is nee, nee, ja, ja, maar de beheerder van de gîte in Les Alliès is er niet. Het is half zeven en de buurman wil ons wel helpen. Hij gaat op zoek, belt aan bij de burgemeester, die ook een sleutel heeft, maar niet thuis is en biedt uiteindelijk zijn tuin met picknicktafel aan. Hij praat veel met de Hollandse gasten van de gîte, want er komen hoofdzakelijk Hollanders. Hij vraagt, vertelt, haalt de atlas erbij en doet alle moeite om eenvoudig Frans te praten. En wij proberen in ons schoolfrans te antwoorden. Als er om halfacht nog steeds geen beheerder is, ga ik toch maar een potje koken. Om halfnegen nemen we een koffie. Meneer Locatelli gaat weer eens bij de beheerder kijken. Niets. Halftien. Er gebeurt iets! Junanot Duvachat, een jonge bebrilde man is gearriveerd. Hij maakt duizend maal excuses aan ons en de buurman, hoewel wij ons helemaal niet aangemeld hadden. Het zou natuurlijk handiger zijn geweest als hij een briefje had opgehangen.

We gaan mee naar de eerste etage van de ‘Marie’. Twee grote slaapkamers met stapelbedden, twee douches, wc’s en een eetkeuken. De muren zijn een halve meter dik. Het houtwerk is slecht onderhouden. Uit het raam hebben we uitzicht op de kerkklok van de Romaans Gotische kerk. Omdat we Junanot gevraagd hebben of hij nog wat eten heeft, gaan we met hem mee. De (rook)stank komt ons tegemoet. De woonkeuken is een bende. Typisch vrijgezel. Hij kijkt in de koelkast, vriesvak en trekt wat deurkastjes open. Het is behelpen. We vertrekken met een blik erwtjes, aardappelpuree, jus d’orange en twee eieren. Ik denk dat we het niet nodig hebben

Zondag 29 mei 2005, Les Alliès. Moederdag.

9.00 uur – 16.00 uur

Narcissus poeticus.


We zijn net aan het lopen of Leendert ziet weer een bijzondere bloem. Grappig om nu weer voorjaarsbloemen zoals maagdenpalm, pinksterbloem en voorjaarslathyrus te zien. Het scherpstellen van het fototoestel wil niet lukken.

Het is alweer vroeg warm op onze vrije dag. Leendert loopt met rugzak, ik zonder.Op zijn rugzak zit een lieveheersbeestje. Zou die geluk brengen? Na een tijdje verdwijnt de zon achter de wolken en wij in het bos, tot we door een wei bij Haut Rives lopen en Montbenoît in zicht krijgen.


Het laatste stuk lopen we in de berm van een drukke verkeersweg tot aan de abdij. Het plan is eerst in een restaurant uitgebreid te lunchen. Ik heb visioenen van een heerlijke salade. We turen naar de menukaart en zijn tevreden. Zoniet als we naar binnen stappen. Een grote lege tafel is stijlvol gedekt. De gastvrouw komt ons tegemoet en wijst ons direct de deur. Alle plaatsen zijn gereserveerd. Het is moederdag! Zelfs iets kleins is niet mogelijk. De moed zakt ons in de schoenen. Daar gaat ons plannetje. Door de neus geboord. Dit was immers het enige restaurant. Er is niet eens een cafetaria of café.

Tweede miskleun. De abdij is altijd op zondag en maandag gesloten. Besluiteloos staan we voor de deur als de eerste druppels vallen. Dan gaat het kletteren. We vluchten de geopende binnenplaats op en schuilen in de galerij.


We schrikken van de bliksem die inslaat op de kerktoren. Het water gutst uit de regenpijpen.



Zo gaat het twee uur door. De temperatuur zakt van 23 naar 14 graden. We vermaken ons een tijdje in de kloostergang. Het beelhouwwerk is aardig.


 We drinken wat bij het restaurant. Dat kan nog net.

Onze timing is goed. Gekleed in regenpak verlaten we het restaurant. Er vallen nog enkele druppels, maar de lucht is geklaard. Tot Les Alliès


blijft het droog. In het Westen is de lucht vol wolken met een enkel blauw gat. Ik knoop de regenjas om mijn middel, want het is veel te warm. Wat zou het weer morgen doen? Is dit het begin van de regentijd? Het alternatieve restaurant onderweg is onvindbaar en waarschijnlijk ook volgeboekt. Aldus zitten we om half vier in de ‘Marie’ met een kommetje cup-a-soup en de hartkeks.

Ik heb zojuist de 2 Franse en Europese vlaggen goed gehangen, want het is de dag van het referendum.


Een ‘Oui ou Non’ voor de Europese grondwet. Onze buurman stemt ‘nee’, zoals de meeste Fransen.

’s Avonds zijn we blij met de aardappelpuree, erwtjes en eieren. Een dieptepunt in mijn culinaire carrière. Na afloop gaan we met de bezem door het huis om morgen alles netjes achter te laten. Zou het morgen regenen?

Maandag 30 mei 2005,    Les Alliès - Malbuisson.
Elke maandag regen.


6.45 uur – 19.50 uur   26 km

Ja, vannacht is het zowaar droog gebleven. Er was een enkele donderslag en nu is het bewolkt. We zetten het stapelbed op zijn plek, poetsen wat en deponeren de sleutel in de brievenbus van Junanot. De lege flessen vallen te pletter in de glasbak. Het afvalbeleid in Frankrijk is goed. In de meeste dorpen en op de meeste campings heb je een milieustraat met bakken voor petflessen, plastic verpakking, papier/ karton, glas en restafval.

Na twee uur lopen krijg ik een hongergevoel. Ook Leendert maakt hongergeeuwtjes. Geen wonder met ons rantsoen van 3 ministukjes brood en een glaasje sap. Nu drinken we koffie met twéé stukjes chocolade. Ik lust wel meer. We zijn alweer flink gestegen en gedaald van boerderij naar boerderij als de eerste druppeltjes vallen. We passeren een rotspartij die die er uitziet als de tanden van een zaag.


Ik trek mijn regenbroek aan en zie dat door een weiland een ree recht op Leendert afkomt. Pas op het laatste moment springt hij (de ree) weg.

De regen lijkt eerst mee te vallen, maar als we boven bij het fort staan is het toch wel heftig.


 We gaan naar de belvedère en hebben prachtig zicht op ‘Chateau de Joux’.



Dan zien we dat onze route afgesloten is. Juist een prachtig steil afdalend pad langs de rotsen! Wij negeren de Franse wet en gaan toch. Her en der liggen grote rotsblokken. Dat zal de reden zijn. Wij komen er ongeschonden vandaan, maar het verbaast ons niet dat er beneden géén waarschuwing staat. Zo zijn de Fransen.

Een stukje volgen we de N57 tot weer een ‘deviation’. Deze nemen we wel serieus en zo komen we gelukkig in het centrum van La Cluse waar we net voor sluitingstijd (12.00 uur) postzegels kopen. Bij de bakker word ik geholpen door een chagrijnige vrouw. We trakteren ons op een lunch in het eerste beste restaurant dat open is. De man dirigeert ons boos naar een tafeltje. Alleen maar omdat Leendert het niet direct begreep. Daar zitten we in ons uppie. De ruimte ademt een sfeer van vergane glorie, semi-chique. Aan onderhoud of vernieuwing doen ze niet. Na veel aandringen accepteren we een karaf water. Dan hebben we eindelijk rust voor een lekkere salade met uitstekend brood. Plus een rookthee.



Als we naar buiten stappen druppelt het vaag. Ras zijn het grote druppels en een echte bui. De weg naar het kasteel De Joux loopt omhoog en staat vol soldaatjesorchissen. Reïncarnatie? Tot mijn schrik staan er twee bussen met puberende schoolkinderen. We wachten drie kwartier voor de rondleiding begint. We besluiten onderwijl onder de overdekte poort kaarten te schrijven. Tot mijn geluk vertrekken de twee bussen. Yohoe. Maar de vreugde is van korte duur, als een klasje achtjarigen verschijnt. We krijgen samen de rondleiding van een jongeman, die leuk kan vertellen, zodat we het allemaal begrijpen. Hij vertelt over de vele verdedigingsfoefjes en de soldaten waarvan 25% stierf door ziekte in het vochtige en koude kasteel, wat wel te begrijpwn is als je de slaapvertrekken ziet.


Ze hebben een gigantische wenteltrap gebouwd


en waterput gegraven. Arme soldaten. Het kasteel heeft een bonte historie van gevangen zoals Belle de Joux, de negergeneraal Toussaint Louverture (vroeger verguisd, nu vereerd) en Mirabeau. Na anderhalf uur zijn we doorgeregend en staan we weer buiten de poort.

Het regent nog steeds. Via een smal glibberig pad dalen we af en via een nog glibberiger pad lopen we omhoog. Een dicht lichtgrijs gordijn hangt om ons heen. Het regent continue, soms hard, soms zacht. We drinken thee in een bushokje. Het is al halfzes. Nog anderhalf uur. Het wordt al lichter. Eerst bewonderen we de blauwe bron


 -het water is echt aquablauw- en de waterspreeuw, die je niet zo vaak ziet. We weken af van de route voor dit hoogtepunt, ook al moeten we hiervoor een stuk over het asfalt tot Malbuisson. Langzaam worden de jassen droger. Tot mijn schrik wil Leendert kamperen. Het zien van een hotel met allemaal bejaarden, maakt dat hij daar niet tussen wil zitten. Omdat het nu droog is, maak ik geen bezwaar. Na twee kilometer vinden we de camping die aan het meer ‘Lac de la pont’ ligt. Een prachtige locatie. Met een ondergaande zon, gezeten op een omgekeerd bootje eten we brood met kaas en tomaat. De wolkenlucht is fascinerend en verandert met de minuut.



De nog klamme kleren maken koud en ik neem een snelle douche. Morgen uitslapen.

Dinsdag 31 mei 2005,   Malbuisson - Hôpitaux Neufs

Eén Nederlandse GR-wandelaar.


10.00 uur – 17.00 uur  10 km

We blijven lang in ‘bed’ liggen, laten ons wekken door de zon op de tent


en ontbijten weer op de boot. Er blaast een koude Noordenwind. Lekker en een goed teken. Minder kans op regen, die meestal uit het westen komt. Pas rond tien uur verlaten we de camping en lopen langs het meer naar de supermarkt. Terwijl Leendert buiten in het gras op de rugzakken past, heb ik veel tijd nodig om etenswaar te verzamelen.

Even later pikken we de route op. Achter een paar huizen om lopen we over een grashelling omhoog. Het veldje met echte sleutelbloemen, niet bloeiende gele gentianen en mannetjesorchissen is goed voor de koffiepauze. Omdat het vandaag toch een soort rustdag is, wijken we af van de route om fort Saint Antoine te bekijken. Het fort blijkt een ideale plek voor een kaasmakerij


en voor een lunchplek. Bij de restanten van een huis, waarvan alleen de muren nog overeind staan nemen wij plaats in twee plastic tuinstoelen en fantaseren over ons huis in Frankrijk.


Het uitzicht is prachtig, met uitzondering van de hoogspanningsleidingen. We schrijven kaarten, eten avocado en ik laat me verbranden.

Weer op de route, wat toch wat struinwerk vergde, ontmoeten we John Jansen. De in Velden wonende Nederlander loopt elk jaar een week de GR5. Hij heeft geen tent bij zich en wenst met maximaal 8 kilo te lopen. Hij heeft blijkbaar geen reservebroek, want bij zijn gulp zit een groot gat dat moeizaam met een veiligheidsspeld bij elkaar gehouden wordt. Maar ach, je komt toch maar weinig mensen tegen. We nemen afscheid in Hôpitaux, maar komen elkaar nog een paar keer tegen bij het boodschappen doen.

De camping lijkt een tegenvaller. Het is een bijna verlaten gemeentecamping. Slechts een Belgische caravan lijkt bewoond. De rest zijn stacaravans. We vinden een mooi plekje onder een boom en trakteren ons op een bekertje wijn. Leendert verstuurt weer een sms-je. Hij is nog nooit zo bedreven geweest. Vroeger vond hij één belletje al teveel (= te duur). De beheerder komt langs op zijn fiets, zodat we netjes kunnen betalen. Het weer: koud, geen wolken.

Woensdag 1 juni 2005,    Hôpitaux Neufs - Mouthe,
Gouden bergen


7.20 uur – 16.10 uur   23 km

Eigenlijk zouden we vandaag moeten stemmen over de grondwet. Maar gelukkig kan ik niet. Ik vond het toch al een onzinnig referendum. Ik laat het liever aan de deskundigen over. Er zitten zoveel haken en ogen aan een simpel ja of nee.

Gezeten onder de boom is het best koud. Het is tegen het vriespunt. Verlangend kijken we naar de zon die in het dal omhoog kruipt. Het ontbijt met yoghurt, kiwi en (dure) aardbeien is heerlijk. Het belooft vandaag een letterlijk hoogtepunt te worden. Helaas alleen letterlijk, want al in de flanken wordt het landschap verpest door skiliften. Ze zijn overal bezig met nog meer en nog grotere skiliften. Hierdoor raken we even de weg kwijt, maar we krijgen de Montarde, berg met de gouden eieren onder de knie. Daar hebben we uitzicht op de Mont d’Or, de gouden berg. We lopen over de graat en kijken loodrecht naar beneden.



Het lijkt op de Honeck in de Vogezen, maar dan een maatje groter. Het zicht is beperkt omdat het heiig is. De Zwitserse bergen kunnen we vandaag niet zien.

Ik hoor voor het eerst een Wielewaal en zie prachtige (nieuwe) bloemsoorten zoals de kogelbloem


en witte narcis. Er staan weer veel mannetjesorchissen. Ze achtervolgen ons al de hele vakantie. Voor de top buigen we af naar rechts, wat mij boos maakt, want het linker paadje is veel leuker. Wat kan ik toch moeilijk zijn. Later heb ik nog meer spijt, want het was een echte GR-variant. In plaats daarvan volgen wij dom afdalend de elektriciteitspalen door gele glooiende weilanden en sparrenbos. Saai, maar nog altijd beter dan het asfalt. Het is een ideaal langlaufgebied. We passeren diverse grote boerderijen.



Rond vier uur zijn we bij de bronnen van de Doubs. Uit een enorm gat spuit water.


Het informatiebord vertelt over een enorm gangenstelsel, dat werd onderzocht door speleologen. Vlakbij is de camping, maar er is geen hond te bekennen. De wasruimte is afgesloten met een code en voor de beheerder moet je een van de drie 06-nummers bellen. Wij installeren ons op een plekje aan de rand van de lelijke camping. Water halen we uit de Doubs. Samen met John, die ook net is aangekomen en zich in de gîte bij de camping heeft geïnstalleerd, ga ik naar Mouthe om wéér inkopen te doen. Het dorp ligt twee kilometer van de camping, maar de wandeling over een mooi grintpad langs de Doubs is aangenaam. We lopen eerst een kilometer de verkeerde kant op, maar kunnen dan toch in de Achat alles vinden. Ik koop de ingrediënten voor een copieuze maaltijd. Eerst een overheerlijke salade met noten en olijven, aardappelpuree en courgette in kaassaus. Én tiramisu. John komt langs met een afzakkertje Calvados. Na een bezoek aan het toilet onder het restaurant, ga ik weer lekker slapen.

Donderdag 2 juni 2005,    Mouthe - Chapelle-sur-Bois.
Schuldig.


7.15 uur – 15.50 uur   21 km

Het is halfzes als we opstaan en kwart over zeven als we op weg zijn. Na een 20 minuten langs de Doubs met flinke pollen Carex paniculata er naast



zijn we in het centrum van Mouthe. Het dorp bestaat uit een lelijke brede weg met aan weerszijden huizen. Daarbuiten zijn wat wijken met nieuwbouw. Het heeft weinig sfeer. Als ik wil oversteken word ik bijna aangereden door een automobiliste, maar het is gelukkig de boze campingbaas. Ze is het dorp al een paar keer op en neer gereden op zoek naar ons. Of wij op de camping gestaan hebben? Ja. Of wij betaald hebben? Nee. Natuurlijk hadden we bij het restaurant moeten informeren. Ze heeft gelijk, maar geef dat dan duidelijk aan. Na het aanhoren van het gevloek en betaling van elf euro worden we weer vrij gelaten. De rest van de dag loop ik met een schuldgevoel. Als ik gisteravond niet naar het toilet van het restaurant gegaan was, was er misschien niets aan de hand geweest.

We volgen nog even de Doubs tot we langs een zijrivier lopen. Er staan veel bloemen, maar geen nieuwe soorten. We naderen en passeren Chaux-Neuve.


Bij een kruispunt met de naam Officier lunchen we. Het wordt vandaag weer een vroegertje. Waar we de eerste week altijd laat waren, zijn we nu altijd vroeg. Het is vandaag maar een saaie wandeling: veel bos, geen mensen. Alleen John ontmoeten we bij onze lunchplek.

Halfvier lopen we Chapelle-sur-Bois binnen. Hoe idyllisch de naam ook klinkt, er is geen bos te bekennen. Overal wordt druk gebouwd voor het winterseizoen. Het lijkt een ideaal langlauf gebied. Helaas is er geen camping en een rondje door het dorp levert geen bruikbare gîte op. De enige gîte ín het dorp wordt verbouwd en de andere liggen minstens 3 km buiten de plaats. Er zijn natuurlijk wel duurdere hotels en ‘Logis de France’. Ik stel voor te informeren bij de ‘Location de ski’ annex crêperie waar ik een bordje ‘Gîte a louer’ zag. Er is niemand, maar op het terras staan stoelen en parasols,


waar we nog tot halfzes kunnen wachten. Ongeduldig als ik ben ga ik eens informeren bij de buurman. De aardige fietsenmaker weet te vertellen dat de kamer 30 euro kost en ik mag zelfs gaan bekijken. Ik ben helemaal lyrisch. Het is een modern, luxe appartement met slaapkamer, zitkamer met keuken, douche en balkon. Niet verkeerd. Terwijl Leendert kaarten schrijft en de slager het vlees bezorgt loop ik naar de winkel voor brood en anderhalve liter frisdrank.

Kwart over vijf uur komt eigenaresse Anne en alles is in kannen en kruiken. Zij zet de bloemetjes buiten en wij gaan heerlijk douchen. Natuurlijk moet er een wasje gedaan worden. Leendert zit op het balkon alweer achter de geraniums om de laatste restjes zon op te pikken.


De batterijoplader met zonnecellen naast hem, zoals tijdens elke pauze, mits we het niet vergeten. Het uitzicht is niet verkeerd. We kijken uit op een breed glooiend dal en op de steile wand, die we morgen gaan beklimmen. Hij lijkt onneembaar.

Ik ga voor de tweede keer naar de winkel, nadat ik hevig twijfelend heb besloten in de crêperie te eten. Tot acht uur zijn wij de enige gasten. Ik ben ietwat teleurgesteld met mijn keuze (pannenkoek met gorgonzola), maar het Jura bier is lekker. Gelukkig smult Leendert. En het bedienende meisje is vriendelijk, de sfeer gemoedelijk. Op het balkon drinken we koffie en zien de lucht zacht rood kleuren. En vannacht slapen in een echt bed.

Vrijdag 3 juni 2005,    Chapelle-sur-Bois -Jacobeys.
De ezel, de hond en het meisje.


7.00 uur – 18.40 uur   33 km

Het was vannacht behoorlijk warm. Uiteindelijk hebben we de balkondeur opengezet. Nu zijn we wat duf. Om zeven uur lopen we door het slapende dorp richting steile wand. We passeren een pestbegraafplaats uit 1639.


In een weiland maakt Leendert foto na foto van de narcissen, trollius en anemonen.




Als we even later door een weiland lopen waait er een warme wind. Het lijkt weer een strakblauwe dag te worden. De koeien ontdekken ons en willen mee de bergwand op. Na een stevige, rotsige beklimming bereiken we ‘Roche champion’, voorzien van een gigantisch kruis, dat we vanuit ons appartement konden zien. Het staat op een brede grazige vlakte vol blauwe vlasbloempjes.


Daarachter is de afgrond. Terwijl ik me ongewillig laat fotograferen ontwaar ik een gems.


Niets vermoedend staat zij te grazen tot zij me aankijkt met zijn wit omkranste kop en weg rent. Hier geniet ik van.

We lopen even door Zwitserland naar het volgende hoogtepunt genaamd Bernard. Hier hebben ze een hek neergezet om ons te beschermen voor de afgrond. We hebben uitzicht op enkele meren (des Mortes en Bellefontaine) met een meanderende rivier en koeien. We proberen de gîte van John te detecteren. Net als we de spullen weer inpakken komt een jonge vrouw met ezel en hond aan. Ze loopt de GR5 in tegengestelde richting en zal over enkele weken bij haar ouders arriveren. Het is onduidelijk of ze van Santiago komt of dat ze een grapje maakte. De ezel is bepakt met tent en veel voer. We zeggen dat het pad erg rotsig is en vragen of de ezel dat wel kan. Waarop ze vraagt of er een alternatief is. Dat weten wij natuurlijk niet. Wij hebben maar een pad gelopen. We nemen afscheid en voeren ons wandelcorvee uit. Brede wegen, asfalt of bos. Veel sparren, veel slanke sleutelbloemen, wit hoefblad en gentiaan. Volgens Leendert een teken dat de sneeuw hier nog niet zolang weg is. We passeren een geweldige ‘abri’ met slaapzolder, kachel, pannen, enz. Alleen water ontbreekt. Hier hadden we best kunnen overnachten.

Gelukkig loopt John het laatste stuk gezellig met ons mee. Het laatste halfuur is de route trouwens weer een stuk aardiger. Het uur vliegt om en we vallen zo Les Rousses binnen. We nemen (tijdelijk?) afscheid om een supermarkt te zoeken, die anderhalve kilometer buiten het dorp ligt. Het dorp weer verlatend wordt de route weer ‘aardiger’. Mooier bos, kleine paadjes. We zeulen flink wat boodschappen mee. In mijn hand hou ik de Berden-tas met brood en eieren. Bij de jeugdherberg van Bief verlaten we de GR5 voor de GR9. Deze moet ons naar de camping van Premanon brengen. Even afdalen en dan na 40 minuten flink stijgen door een aardig bos komen we bij de eerste huizen van een nieuwbouwwijk. Dit lijkt me niet goed. We informeren bij een klussende man, die vertelt dat de camping de andere kant op ligt. Drie kilometer terug. Dan ziet Leendert ook een camping-tekentje op de kaart staan. Het blijkt helemaal bij Jacobeys te liggen. Niet blij vanwege de omweg, zorgen we dat we op hoogte blijven.

De wintercaravancamping is vreselijk. In de westernachtige bar, betaal ik aan de barvrouw in legging. Met één ander tentje zijn wij de enige gasten. We staan aan de ene kant op de skihelling; zij aan de andere kant. We kijken uit op een drukke D-weg. De lucht betrekt (prachtig gezicht) en we vrezen dat het vanavond gaat regenen. Ik heb spijt dat we nu niet in de jeugdherberg van Bief zitten. Na het eten dondert het.

Zaterdag 4 juni 2005,   Jacobeys  - Nyon - Lausane. 

De mist in.


7.05 uur – 15.00 uur   25 km

Het ging flink tekeer vannacht. Regenbui na regenbui en tussendoor even droog. Leendert en ik glijden langzaam van de skihelling. Zou het in de tent droog blijven? Ik voel nog niets. Gelukkig is dit onze laatste nacht in de tent. De slaapzak mág nat worden. Als om halfzes de wekker gaat, lijkt het droog, maar dat is slechts schijn. Ik ga er toch uit. De rugzakken gaan de binnentent in. We eten wat in de tent, maar zetten geen thee. Teveel gedoe. Daar is ons tentje niet op gebouwd. Ik schuil onder een boom tot Leendert klaar is met inpakken. Leendert perst zoveel mogelijk water uit de tent voor we op pad gaan. De mist in. Maar het regent niet meer! Het eerste stuk over de D-weg is vreselijk maar dat zien we niet.

Het had een aardige route kunnen zijn, zo door de weilanden en de helling waar Joanneke en Jelmer gesleed hebben,


maar de bloempjes zien er erg zielig uit door de regen.


 We passeren de Zwitserse grens, bij een echte onbemande post


en de markering gaat over in een gele ruit. Erg schaars en erg onhandig. Alleen een richtingverandering wordt aangegeven met ‘Route pedestre’. We lopen veel over asfalt. Voor Saint Cerque lijkt het lichter te worden. Het is nog steeds droog, maar ik durf nog niet mijn regenbroek uit te trekken. Leendert ziet zelfs het meer van Genève. Het lijkt of we onder de mist vandaan zijn gedaald.

Er waait een flinke westenwind in onze ruggen. Lekker. We kopen een zoet en hartig Zwitsers vlaaitje. Lekker. En kijken vreemd op als we twee wandelaars in hemd en korte broek tegen komen. Wij hebben regenjas, regenbroek en gamaschen aan. Maar niet lang meer. Ook wij gaan uit de regenkleren. Heerlijk. Vanaf Saint Cerque is het alleen nog maar langzaam afdalen tot Nyon, eindpunt van het Jura-traject en onze vakantietocht. Op een paar meter grasland in de bocht van de weg vindt Leendert allerlei nieuwe soorten orchideeën. In grote getale! O.a. de paarse aspergeorchis
(Limodorum abortivum).


Er zit zelfs een Ophrys bij. Na een lange sessie (we hebben de tijd), waarbij het fototoestel niet wil scherpstellen op de vliegenorchis, maar na het verwijderen van vele grassprieten toch haarscherp vastgelegd, vervolgen we onze weg. Naschrift: de foto was haarscherp; waardoor bleek dat de orchis beschadigd was.


Bij een picknickplaats lunchen we en drogen we de tent.

Tegen drie uur zijn we bij het station. De laatste kilometers waren licht dalend door graanvelden en wijngaarden. Ik kan me voorstellen dat de weg andersom in de hitte saai en traag is. Straks doen we inkopen bij de Migros, maar nu bekijken we eerst de stad.


Dat is niet zo prettig met een grote rugzak, maar nu hebben we in ieder geval een 12e eeuwse kerk met muurschilderingen,




het slot


en de Migros gezien.

De gigantische Migros is een doolhof. Ik zoek satésaus. Niet te vinden. Wat is niet te zwaar? Wat is niet te duur? In drie kwartier verzamel ik slechts twee avondmaaltijden en wat fruit. De treinreis naar Lausanne duurt een half uur. Rond vijf uur zijn we in de stationshal, waar ik gek word van de mensen. Ik verlang naar een stille bergweide in de Jura. We sjokken omhoog door de steile winkelstraten met een getekende route, op zoek naar Jelmers appartement. We passeren de Coop. Vanaf een drukke straat brengt een lange trap ons naar een rustig doodlopend straatje, Hoog boven de stad. Avenue de Jolimont 8-19. Afgezien van het feit dat het een fraai appartement is, lijkt het een sauna. Snel de ramen open. De zon straalt van alle kanten naar binnen. Uitzicht op het meer van Genève, de bergen, de kathedraal. Een helikopter vliegt laag over en maakt een oorverdovend lawaai. Hij is op weg naar het dichtbij gelegen ziekenhuis. De landingsplaats kunnen we ook zien. De bewolkte luchten kleuren prachtig rood. Elk ogenblik is weer anders. Leendert maakt een paar fantastische foto’s met de kathedraal


en de verlichte hijskraan op de voorgrond.


Ik speur in de kastjes naar eventuele aanvulling op het avondeten. In twee koelkasten oogst ik bedorven ijs, over-datum yoghurt. Gênant om in andermans kastjes te snuffelen, ook al hebben we toestemming. Joan sms’t of we al gearriveerd zijn. We kijken naar het weerbericht om onze plannen voor de resterende dagen te maken. We blijven tot vrijdag. Leendert wil gelijk morgen gaan wandelen, maar ik ben moe en wil niets. Het lijkt of na twee energieke weken alle energie ineens verdwenen is. Het zou zomaar kunnen. Toch win ik met scrabble.

Zondag 5 juni 2005, Lausanne. Niets moet.


De wekker loopt om zeven uur af. We ontbijten en Leendert stelt voor in Lausanne te blijven. Gelukkig. Ik pak een boek en ga lezen. Joan vraagt hoe we geslapen hebben in het grote bed. Matig, maar dat lag niet aan het bed. We zoeken vergeefs naar een klein rugzakje en beginnen aan een rondwandeling, o.a. langs de fonteinen voor het universiteitsgebouw.


Zo krijgen we de high-lights te zien: de Kathedraal,


met zijn gebrandschilderde ramen en gotische architectuur


is in restauratie. Leenderts fototoestel houdt er mee op en wij hebben bovendien genoeg gezien. Een andere keer meer. Rond vijf uur keren we terug naar bij Saint Francois,



voor een concert dat Leendert wil beluisteren. De akoestiek in de kerk is prima. Er wordt gezongen door het ‘Choeur des Jeunes de Lausanne’. Na afloop halen we een fles rode wijn bij de stationswinkel. Het is immers vakantie. Voor de zoveelste keer lopen we de berg naar het appartement op.

Maandag 6 juni 2005, Lausanne. Een beetje regen.


Een beetje uitslapen, lezen, tochten plannen en de rondwandeling afmaken. We zijn te laat voor de beklimming van de toren van de kathedraal.


We werpen nog enige blikken binnen


en buiten de kerk.


Ook zien we weer de burcht van Lausanne.


In de botanische tuin


is een prachtige (foto)expositie over myxomyceten oftewel slijmzwammen.


Er draait een film, die we ‘toevallig’ gisteren op T.V. zagen. Toen in het Duits, nu in het Frans. Weer moe. Uitgebreid boodschappen gedaan bij de Coop. De hele tas is vol. Hopelijk voldoende voor de komende dagen. Leendert koopt ook een batterijoplader. Kwart over zes thuis. Het heeft geregend.

Dinsdag 7 juni 2005, Lausanne - Pridaux - Vevey - Lausanne

Op gang komen.


7.45 uur – 15.00 uur

Vroeg op. Zes uur. Leendert koopt een Regiopass voor ons en daardoor missen we bijna de trein. Ik werp me in de bagageruimte, wat eigenlijk niet toegestaan is. Vanaf station 
Puidoux-Chexbres klimmen we 300m naar de Tour de Gourze. Bijna ging het mis, want het natte graspad wordt nooit betreden en loopt dood. Als doorgewinterde struiners zoeken wij een weg naar de top door de struiken en daar staat hij. Een groot massief blok, dat ook nog beklommen kan worden. We hebben vanaf de voormalige wachttoren zicht op Lausanne. Leuk.



In de afdaling vindt Leendert in de schrale graslanden


de poppenorchis en oude bekenden zoals de nacht-, de bruine en de vogelnestorchis. Vanaf Cully zijn we bijna bij het meer.


We doorkruisen aardige dorpjes, zoals Rovaz,


en Saint-Saphorain


We lopen tot Vevey door de wijngaarden,


waar het werkvolk in de felle zon bezig is met het opbinden van de wijnranken. Op de muren van de wijnvelden bloeien vele bloemen, zoals de spoorbloem



en anjers.



Ook staan er leuke optrekjes in de wijngaarden.




Daar nemen we de trein naar Lausanne. We zijn vroeg thuis.

Woensdag 8 juni 2005, Lausanne - Les Pleiades  - Rocher de Naye - Lausanne. Weer op hoogte.


7.45 uur – 16.45 uur

Vroeg op. Halfzes. Kwart voor zeven de trein naar Les Pleiades. Onderweg vanuit het tandradbaantje (met al dan niet steppende scholieren) genieten we van de velden vol witte narcissen.


In de Jura waren we al blij met een plukje van drie. In Les Pleiades zijn geen wandelbordjes, waardoor we onzeker naar beneden lopen. De huizen en wegen zijn niet thuis te brengen op de kaart. Kostbare hoogtemeters gaan verloren. Dan zien we de welbekende gele Zwitserse bordjes en kunnen we gerustgesteld nu echt aan de tocht beginnen. We lopen door een soort moerasbos over een knuppelpad. Het is een soort reservaat. Leendert is hogelijk verbaasd de ‘Sarracenia Purperea’  te zien.


Dit is geen inheemse plant. Zijn kennis wordt in ere hersteld als een bord vertelt dat deze vleesetende plant (in de vorm van een hoorn) aan het eind van de 19e eeuw vanuit Noord-Amerika is geïmporteerd. Er bloeit ook lavendelheide. Wat een verrassing in dit saai lijkende bos. Wel is het uitzicht op de alpen imposant.



Via een fikse afdaling komen we aan de andere kant van het dal en kunnen we eindelijk klimmen. De berm staat vol met gemengde boeketten. Geel, roze, paars en wit. Ook de alpenanemonen bloeien schitterend.


Mooie combinaties. Dan krijgen we een Renskepaadje, eindigend in een weiland. Weer over de weg, waar de ‘Bise’ uit het Noorden blaast. Geen koffieplek tot Le Folly. Niet op het pad, want er komen twee wandelaars aan. We hebben perfect uitzicht op het dal.

De hele dag is het klimmen en dalen. De markeringen zijn schaars. Ons hoofddoel, Rocher de Naye, wordt zelden genoemd. We zijn weer de weg kwijt, omdat we afgeleid zijn door een schapenpaadje én mensen die van de verkeerde kant komen. Achter ons zien we de prachtige top van de Dent de Jaman, de spoorlijn naar de Roche en een heel stuk pad dat we gelopen hebben.



We maken een overbodige omweg langs de treintunnel. Hier zien we weer markering die leidt naar een sneeuwveld, die bij nader inzien meevalt.


Door een couloir vol sneeuw gaan we hijgend en puffend omhoog. 


Boven is een paadje met aan de ene kant de afslag waar wij vandaan komen


en aan de andere kant een fraai uitzicht over het meer van Geneve.


Het paadje gaat tussen de rotsen door.


Daar is de Rocher, we hebben hem en daar is de Tour d’ Ai (boven mijn hoofd). Het is vier uur. Nog 40 minuten voor de top en de gekooide marmotten. Er staan verscheidene grote kooien met allerlei soorten marmotten uit de hele wereld. (bijvoorbeeld Kamsjatka.) Echt zielig. Leendert maakt een foto, zodat de kooi niet te zien is.

  

Het waait koud en kwart voor vijf zitten we in de trein naar huis, omringd door drukke Japanse scholieren. Bij de Coop brood en, lekker puh, ijs gekocht. We eten té pittige ‘Chili sin carne’. Én weer mooie luchten

Donderdag 9 juni 2005, Lausanne - Rocher de Naye - Roche - Lausanne.

Een klassieke bergtocht.


10.45 uur – 19.00 uur

We móeten uitslapen, want we kunnen pas om 8.20 uur met de eerste trein naar Rocher de Naye. De trein is gevuld met een T.V.ploeg en andere lui. De houten minibanken van het gedateerde treintje zitten matig voor 45,80 franc. We vliegen door een expositie over marmotten, want we hebben haast,


maar nemen wel de tijd voor de Alpentuin, waar een vrijwilliger ons zijn mooi aangelegde rotstuin laat zien. Er staan kalkplanten uit de hele wereld. Ook de Mertensia, en vijf soorten Edelweiss (uit de Himalaya en Turkmenistan). “Tien dagen geleden moesten ze nog sneeuw ruimen”, vertelt de vrijwilliger. Nu schieten de blauwe gentianen bij de eerste zonnestralen uit de grond. Buiten de tuin is het een en al Aurikel,



kleine en grote gentianen. Na het bezoek duiken we een inham in om uit de greep van de koude ‘Bise’ te blijven. We krijgen bezoek van een alpenkauw. 



Het geelgerande oog kijkt schalks naar onze versnapering. Het is al elf uur en nog zes uur (of meer) te gaan. We worden getrakteerd op een schitterende tocht over een graat. Het is een wirwar van stenen en geërodeerde kalkrotsen. Waar de sneeuw net is gesmolten schieten de crocussen uit de grond.



De ene kant gaat steil naar beneden; de andere kant is een grote grashelling. Een klassiek voorbeeld uit de Alpen.






We worden gek van de schietoefeningen in het dal. Het lijkt nieuwjaar met alle duizendklappers en voetzoekers. Wat een nutteloos gedoe. Pas als we in het bos zijn en in een ander dal lopen verstomt het geluid. Het is al vijf uur als we op een bankje bij Joux Vert onze thee/sinaasappelpauze nemen. Leendert wil zon; ik schaduw. De hele dag is het al zonnig, maar met een koude wind. We negeren het ‘op eigen risico’ gevaar voor snel stijgend water en volgen de ‘Chemin de Montagne’. Het dal ligt zo ver beneden ons, dat we het wel aandurven, ook al is de kloof nauw met steile kalkwanden aan beide zijden. Langs het ‘Eau froid’ dalen we nauwelijks, daarna des te meer. We passeren een zeer oncomfortabele ladder


en een waterval.


Als we eindpunt Roche zien liggen moeten we nog zeker 600m afdalen. Op de kaart is het een afstand van niets.

We komen geen enkel wandelaar tegen, alleen drie hardlopers. Ik hoor gestamp achter me en ga opzij. “Is dit goed voor je knieën?” Dan volgen er twee dames, rustig lopend en pratend. Ze passeren ons een tweede keer als ik eindelijk de Turkse Lelie in bloei zie en Leendert die probeert te fotograferen. Voor de velden vol daslook in verschillende groeistadia en het hondskruid is alweer minder interesse. Nu moeten we de trein halen.

Maar beneden in Roche blijkt er geen trein te stoppen. Het aangepast wandelbordje ‘Roche Gare’ blijkt geen kwajongensstreek. Rest ons de bus naar Villeneuve. Maar waar stopt die? Even later zitten we in het bushokje langs de grote weg. Nog een half uur wachten in de zon. Om negen uur zijn we thuis. Voor de laatste keer de bergwandelstraat op. De laatste keer langs de kapotte roltrap. Snel koken en smullen van het ijs. En opruimen. Ik ben zeer voldaan over deze dag. Bovendien hebben we in vier dagen Morgen kunnen we er een stuk van de terugreis mee doen) onze Regiopass er ruimschoots uitgehaald, met name dankzij het dure baantje naar Rocher de Naye.

Vrijdag 10 juni 2005 Lausanne. Opruimen


Het huis moet opgeruimd, de voorraad aangevuld. Wij verlaten Jelmers appartement in schone toestand. Met weemoed, want de zon schijnt alweer. In de trein voel ik me misselijk en heb ik hoofdpijn, zodat we niet gaan lunchen. Leendert koopt een heerlijk broodje, terwijl ik een banaantje eet. Langzaam gaat het beter met me. We zitten ruim twee uur op het plein voor het station.

Onze trein komt vandaag niet. Het is allemaal vaag, maar we moeten met de ICE naar Freibourg, waar we kunnen overstappen op onze eigen trein. Verwarring alom. We worden naar de verkeerde kant van het perron gestuurd; onze plekken zijn niet meer gereserveerd en bezet en we zitten weer niet naast elkaar. Verder verloopt de reis naar wens en zijn we rond tien uur thuis. Alweer een geslaagde vakantie voorbij. “Nog een paar daagjes genieten en volgend weekend naar Texel”, zei de gek.

Bloemen mei / juni 2005

Datum
Bloem
Dier
22 mei

Nachtegaal



Koekkoek
23 mei
Mannetjesorchis


Veldsalie


Eénbes

24 mei
Vogelnestorchis


Gevlekte orchis


Keverorchis


Heelblaadjes


Longkruid


Melita Melissifolium

25 mei
Soldaatje


Trollius


Slangekruid


Zevenbladige (witte) pinksterbloem


Kranssalomonszegel

26 mei
Schubwortel


Wilde judaspenning

27 mei
Bergsentauri


Stersteenbreek

28 mei
Vijfbladige (paarse) pinksterbloem


Blauwe druifjes


Slanke sleutelbloem


Bosanemoon


Breedbladige orchis

30 mei
Grote astratia
waterspreeuw

Turkse lelie


Meelprimula


Soldaatjes

1 juni
Alpenanemoon
Wielewaal

Groene nachtorchis
Gele kwikstaart

Kogelbloem
Waterspreeuw

Veelbloemige anemoon


Alpenhaagroos

2 juni
Carex paniculata (zeggesoort)

3 juni
Waterdrieblad
Gems

Veenpluis


Bieslook


Vlasbloem


Rietorchis

4 juni
Vliegenorchis


Limodorum abortivum


Wit bosvogeltje


Welriekende nachtorchis

7 juni
Poppenorchis


Kluwenklokje

8 juni
Lavendelheide


Sarracenia purpurea (vleesetende plant)


Bartsia alpina


Cerinthe glabra


Polygama chamaebuxus


Viola biflora


Bleekgeel kartelblad (Pedicularis foliosa)


Vetblad

9 juni
Turkse lelie (bloeiend)


Hondskruid


Alpenvetplant


Kogelbloem cordifolia