dinsdag 23 maart 2010

10-03-20-MB GR 126 Gembloux - ­ Brussel



zaterdag 20 maart 2010   Gembloux­ - Villers-la-Ville   20 km.

Het boekje van de GR 126 ligt al weer 4 jaar ongebruikt in de kast. Het laatste stuk hadden we vele malen bekeken, maar we konden geen overnachtingsplekken vinden om de route goed op te delen. Dit jaar nog eens goed op internet gekeken en zowaar het lukte. Om een uur of twaalf heeft de intercity ons van Brussel naar Gembloux gebracht. Na een stukje bebouwde kom belanden we spoedig op een oude spoorlijn, die tegenwoordig als fietspad dienstdoet.




We kunnen echter geen fiets ontdekken , laat staan een hond, maar wel dient zich het voorjaar aan met bloeiend Klein Hoefblad.




Na enige tijd verlaten we de spoorlijn om op een oude Romeinse weg onze route te vervolgen.




De chaussée Brunehaut is door Marcus Agrippa 25 na Christus in opdracht van keizer Augustus aangelegd van Bavay naar Keulen. Het waait heel hard en zo nu en dan komen er wat spetters van boven. De overeenkomst tussen de spoorlijn en de Romeinse weg is dat ze allebei kaarsrecht zijn. Bij een kapitale kasteelboerderij duiken we de bosjes in om enigszins beschut tegen wind en regen de lunch te nuttigen. Vlak er na verlaten we de Romeinse weg via een klein landweggetje. Aan het eind ervan worden we bij een huis opgewacht door een meute woeste honden. Behalve een oorverdovend geblaf doen ons verder geen kwaad. We lopen nu langs een bosrand; het staat hier vol met sneeuwklokjes.




Het bos hoort bij het park van Château de Foriet. Het kasteel blijft overigens grotendeels verscholen achter de bosschages. Na een kapelletje steken we akkers over naar het volgende bos, waar ook weer een kapelletje staat.




Iets verder staat een wegwijzer van de Gr 126 die zijn beste tijd wel gehad heeft (zou de GR 126 al zo lang bestaan?).




Weer een boscomplex later worden we de eerste mensen gewaar. Het blijkt een scoutinggroep te zijn. Na dit bos komen we bij een Abdijcomplex, waarbij zich een moderne kapel bevindt.




Het blijkt een gedenkplaats te zijn voor alle in Belgisch Kongo vermoorde missionarissen en hun medewerkers. Opmerkelijk is dat op de namenlijst op de buitenkant van de kapel ook een lijst zendelingen prijkt.




Zowel buiten als binnen de kapel bevindt zich niet onverdienstelijk beeldhouwwerk.





Hierna steken we een gebied met akkers over.




Het weer is een stuk beter geworden en de zon laat zich regelmatig zien, alleen de wind is nog zeer krachtig. Via een smal paadje bereiken we een groot bosgebied.




Er is hier een rijke ondergroei van o.a. nog niet bloeiende blue bells en daslook. Ook stromen er talloze beken. Op laaggelegen stukken zijn populieren geplant.




Na enige tijd bereiken we een toegangspoort naar de ruïnes van een enorm cisterciënzer klooster.



De abdij van Villers is in 1146 gesticht en tijdens de Franse Revolutie verwoest, waarna de monniken de plaats in 1795 verlieten. Ook ruim tweehonderd jaar later is deze plek indrukwekkend. Over een groot oppervlak treft men overblijfselen aan van grote gebouwen.





Vooral de afmetingen van de kerk zijn enorm. Helaas kunnen we het geheel alleen van buiten bekijken.





 We zijn er aan het eind van de middag en mogen nog een kwartier naar binnen voor 5 EURO de persoon. Dat vinden we te gortig en morgenochtend gaat de poort om 10.00 uur open, maar dan zijn we hier allang voorbij. We vinden zowaar een leuk smal paadje door de natuur dat rechtstreeks naar ons overnachtingsadres leidt. Voor vertrek ontdekte ik dat er geen adres van op internet stond, maar wel een foto van het huis. Dankzij Google earth heb ik het toch nog kunnen vinden en de GPS brengt ons bij de goede voordeur. We worden hartelijk ontvangen en blijken hun allereerste gasten te zijn. We eten met de familie aan tafel met o.a. een heerlijke kaassoufflé vooraf en tiramisu als dessert en natuurlijk een kopje koffie toe. De eigenaren doen hun best om Nederlands te praten. Na de maaltijd mogen we zelfs hun computer gebruiken om onze foto's te bekijken. Op onze kamer hebben ze een stapel recente Nederlandstalige weekbladen gelegd. Maar erg lang lezen we niet meer, we slapen heerlijk in dit rustig in het bos gelegen huis.

zondag 21 maart 2010,   Villers-­la-­Ville -­ Waterloo   28 km.

Het ontbijt is puik, maar we gaan weer snel op pad, want we hebben de nodige kilometers voor de boeg. Vannacht heeft het overvloedig geregend en als we hetzelfde paadje naar de route nemen, merken we dat het goed glibberig en blubberig is. Bovendien moeten we de regenkleding al snel aantrekken en die zullen we de hele dag aanhouden. Na de abdij klimmen we omhoog het bos in met nog een terugblik op de ruïnes van het klooster. Gelukkig is het hier beschut en loopt het aangenaam.




Na het bos steken we een enorme vlakte met akkerland over. Midden op dit land staat de chapelle du Tri au Chêne uit de 17e eeuw.




Hoewel regen en wind ons hier geselen, blijven de deuren van deze kapel voor ons gesloten. Dus op naar Bousval. De paddentrek is begonnen en dat is te merken: de straatjes van Bousval liggen bezaaid met ontelbare platgereden amfibieën. Overal staan waarschuwingsborden, maar dat haalt duidelijk niets uit.




Er volgt nu een afwisseling van bossen akkers en plaatsjes. We lopen een tijdje langs een helling boven een beek.




Hier houden we ook onze koffiepauze, waarbij we enigszins in de weg blijken te zitten voor een groep mountainbikers. Bij Sauvagemont gaan we een stuk van de route af om wat meer onverhard pad onder de voeten te hebben. Na Coutue, St­-Germain en Lasne zien we het kerkje van Ohain voor ons liggen met een 13e eeuwse romaanse toren.




We bereiken het plaatsje via een aantrekkelijk natuurgebied.




Ohain heeft een paar leuke straatjes, maar het interieur van de kerk valt ons tegen. We vervolgen onze route langs de golfbanen en de cricketvelden van Waterloo. Na het plaatsje Ransbeck met zeer fraaie villa's komen we bij het Château Royal. Het 2 vierkante kilometer grote park er om heen is volledig ommuurd. Na een tijdje keren we ons van de muur af en lopen het Forêt de Soignes in, een enorm bosgebied met veel hoge beuken. Vandaag en morgen zullen we er nog enige uren doorheen lopen. Als we de N5b willen oversteken om naar ons overnachtingsadres te gaan, blijkt dit gelijk te staan met zelfmoord. Gelukkig wijst een Waal ons waar zich een onderdoorgang bevindt. Aan de andere kant van de weg blijken geen paden te zijn die in de goede richting gaan. We besluiten dan maar een stuk door het bos te struinen totdat we op de goede weg uitkomen.




Dan is het nog erg landelijk, maar spoedig duiken we villawijken in en de GPS leidt ons weer feilloos naar het juiste adres. Een Turkse man en Belgische vrouw heten ons hartelijk welkom. Na ons verfrist te hebben zitten we in de huiskamer met een Leffe met garnituur en het gesprek is geanimeerd. Ook nu wordt weer geprobeerd Nederlands te spreken. Mijnheer brengt ons nog met zijn auto naar het centrum van Waterloo waar veel restaurants zijn. Het door ons uitgekozen etablissement voldoet om ons te voeden, maar is niet om over naar huis te schrijven. De salade is zo overvloedig met scherp zure dressing besprenkeld, dat het nauwelijks naar binnen is te werken. De lasagne lijkt het meest op kaasfondue, maar smaakt mij wel doch Lilian minder. Rest ons nog een wandeling terug. Hoewel het nog niet echt laat is, hult het huis in duisternis. Wij gaan ook direct naar bed en slapen goed.

maandag 22 maart 2010    Waterloo -­ Brussel   24 km.

Als we de gordijnen open doen, ziet het er vriendelijk uit. Het ontbijt is vrijwel niet te overtreffen met o.a. vers geperste sinaasappelsap en een kom verse ananas. Ook nu moeten we weer op tijd weg. Na de villawijk lopen spoedig weer in landelijk terrein.




Aan de rand van het Zoniënbos ontdekken we een huisje dat we wel even willen bezichtigen.




We volgen nu enige kilometers van de 8 km lange Lorainedreef.



Sommige woudreuzen hebben het lootje gelegd.




Daarna gaat het verder langs kleine paadjes.




Tenslotte lopen langs de Vuilbeek; anders dan zijn naam doet vermoeden is het een prachtig natuurreservaat.




Op een plasje maken twee woerden een vrouwtjeseend het hof. Twee Nijlganzen volgen.




Boven een andere plas zien we zowaar een visarend. We moeten het Zoniënbos verlaten via een onderdoorgang in de spoordijk, maar alles is afgezet. Er wordt gewerkt aan de verdubbeling van de spoorlijn Brussel­ -  Ottingnies. Gelukkig mogen we toch passeren en belanden nu in het Park Tournay­Solvay. Vroeger het woondomein van de oprichter van chemische concern Solvay. Prachtige waterpartijen en veel bloemen, zoals deze kerstrozen.



Er is een tuin met leifruit




en een buxustuin. De villa waar de vroegere eigenaar in woonde in nu meer een ruïne. Hoe dat gekomen is, blijft onduidelijk. In het park staat ook een geschenk van de Mexicaanse regering. Nog niet zo lang geleden werd in Mexico een manshoog beeld opgegraven van een mannenkop. Het zou 1200 voor Christus vervaardigd zijn door de Olmeken. De Belgen hebben nu een replica ontvangen.




Bij het verlaten van het park komen we in het stadsdeel Watermaal­-Bosvoort van Brussel. In een Thais winkeltje laten we een broodje klaarmaken voor de lunch. Na tweemaal een spoorlijn gepasseerd te zijn belanden we in het stadsdeel Boondaal, wat nog een aardige herberg en kapel heeft. Als we de snelweg gepasseerd zijn zijn we in het Ter Kamerenbos. Helaas is dit op zich mooie park doorsneden door vele autowegen, zodat het niet bepaald rustig is. Toch eten we hier ons broodje maar op. Hierna betreden we de tuinen van de abdij van Ter Kameren. Ze bestaan uit vijf boven elkaar gelegen terrassen in Lodewijk de XIVe en XVe stijl.




De abdij is gesticht in de 13e eeuw en uitgegroeid tot een groot complex. In tegenstelling tot Villers is de abdij niet verwoest tijdens de Franse Revolutie. De gebouwen werden wel grotendeels ontdaan van religieuze uiterlijkheden.



De kerk staat in het midden is is ook heel wat minder indrukwekkend van grootte dan die van Villers, maar zeker een bezoek waard.




Aan beide zijden van de kerk bevind zich een kloostergang. Aan een kant heeft men van een gedeelte van de kloostergang een kapel gemaakt.




 Aan de andere zijde loopt de kloostergang nog door.




In het koor bevinden zich nog fraai gesneden houten banken




 en er zijn mooie glas-in-­loodramen. Na dit bezoek komen we in het stadsdeel Elsene. Centraal in het zuidelijk deel ligt een grote vijverpartij, waarlangs schitterende huizen staan.




Door het noordelijk deel volgen we een smalle drukke weg die flink omhoog loopt naar het centrum. We werpen eerst een blik op het koninklijk paleis waarvan het hek net een likje verf heeft gehad.



Dan dalen we weer af voor onze laatste bezienswaardigheid vandaag: de kathedraal. Boven de hoofdingang is mooi beeldhouwwerk




en het interieur mag er ook wezen.




Het glas--in-­lood is ook van hoge kwaliteit




evenals het beeldhouwwerk in de zijkapellen.


Voor we het ondergrondse treinstation instappen, genieten we nog even van de zon op een bankje in het park voor de kathedraal.



We kunnen terugkijken op een geslaagd lang weekend.