zaterdag 16 september 2006

06-09-08-MFr-CH GR 5 les Houches - Col de Coux , Tour de Dents du Midi met de Haute Cime vanuit Champery en een wandeling in de Jura

Verslag van Lilian

Vrijdag 8 september 2006, Ede - Lausanne

De GR5 wordt vervolgd. Om optimaal te profiteren van de halbtaxkarte en de aanwezigheid van Jelmer in Lausanne, zijn we vertrokken. Na een verregende augustus en veel binnen zitten verlang ik naar de buitenlucht. Tot Mannheim verdragen we het gezelschap van twee Naardense dames. Dan is het tot Basel heerlijk reizen. De aanschaf van een nieuwe Halbtaxkarte voor Leendert nekt ons. We missen de trein van drie uur en moeten een uur wachten. Bij Moutier gaat het echt mis. De tunnel is afgesloten en we moeten terugreizen naar Bielle en via een andere route naar Neuf Château. Ik kan de Franse informatie moeilijk volgen en vraag het na aan Duitssprekend Zwitsers stel. Met een vertraging va n 2 ½ uur extra komen we om half negen aan bij Jelmer en Purpur. Hij heeft heerlijke pannenkoeken gebakken. We maken plannen voor het weekend. De SBB rijdt vaak genoeg, zodat er meerdere mogelijkheden zijn. Het plan is in Champéry beginnen en via Bonavau naar Susanfe lopen. Een tochtje van bijna vier uur met 1100m stijgen. Zondag naar de top van de Haut Cime (3250m) en afdalen naar Salvan of Mex. Daar gaat om 7 uur een trein naar Les Houches waar we de GR5 willen oppakken. Jelmer kan dan terug naar Lausanne, want hij moet maandag weer werken. Ik help Jelmer met zijn minstens een week hoge berg afwas. Wij (= ik) moeten beslissen of we met een lichte of zware rugzak gaan lopen, want eventueel kunnen we zondagavond teruggaan naar Lausanne. Ik beslis dat niet te doen. Alles moet mee in de rugzak. Na elven gaan we lekker slapen op de bedbank. We zetten de deur op een kier, zodat Purpur zich bij ons kan voegen.

Zaterdag 9 september 2006, Lausanne - Champéry (1055m) -                                                            Cabane de Susanfé (2102m)

Om 7 uur sta ik op om te douchen. Daarna haal ik de overbodige spullen uit de rugzak. Ik doe rustig aan, maar tegen achten moet ik me haasten om de trein te halen. Even later hollen we bergafwaarts door de straten van Lausanne. In Aigle stappen we over op het tandradbaantje naar Champéry. Vlak voor een overweg stopt de trein. Een auto zit vast onder de slagboom en blokkeert de doorgang. De conducteur belt met de centrale, zet het alarm uit, rijdt voorzichtig door, noteert het kenteken, helpt de chauffeur en rijdt verder naar Champéry.

Wandelend langs de autoweg van Champéry vindt Jelmer een hazelworm. Die moet gered worden en uitgezet in een weiland.


Vanaf de camping lopen we onverhard, zigzaggend door een sparrenbos. Leendert krijgt geen koffie, hoewel het al over elf uur is. Hij berust in zijn lot (twee tegen één) tot we in ‘onze’ lang verwachte hut Bonavau arriveren. In juni waren we hier op weg naar de GR5 en vonden de hond in de pot. Een groep Amsterdammers had alle taart opgegeten. Onder de parasol hebben we zicht op de kloof, die we straks in gaan. Leendert en Jelmer bestellen een omelet, ik een soep. Het bedienende meisje (de dochter van huttenbaas Christine?) is alleraardigst. Als toetje nemen we koffie met taart. Eindelijk.

Jelmer loopt steeds meters vooruit en moet steeds op ons wachten. Maar wij hebben dan ook de zwaardere rugzakken, minder conditie en zijn minstens veertien jaar ouder. We zien voor de tijd van het jaar veel bloemen. De Franjegentiaan, sedum, steenbreek, duivekruid en herfsttijloos worden aandachtig bestudeerd. Na een stuwmeer, dat helemaal droog staat komen we in het hoog gelegen dal



De hut kan niet ver zijn. Nog 20 minuten.

Voor vier uur zijn we binnen. Tot mijn verbazing is hij vol. We hadden moeten reserveren, maar kunnen toch in de eetzaal op de grond slapen. Prima. Als Jelmer maar een deken krijgt. Er zijn veel groepen. Onder andere Amerikaanse schoolkinderen. Hopelijk gaan ze morgen niet allemaal de Haute Cime op. Buiten op een muurtje drinken we een beker thee en genieten van de laatste zon. Jelmer gaat op onderzoek uit.

We krijgen het koud en gaan binnen zitten, waar Leendert in zijn enthousiasme een blikje bier omstoot. Voor Jelmer is dit de eerste hutervaring. We hadden hem beter moeten voorlichten (geen mok, geen sloop, geen zaklamp), maar het belangrijkste heeft hij bij zich. Zeven uur komt het eten. Groentesoep, rijst, ham en sla. Nu is het warm binnen en word ik slaperig. Helaas moet ik tot tien uur wachten, wanneer iedereen vertrokken is. We treffen het beter met onze slaapplaats dan degene in de benauwde dortoirs. Wij hebben lekker de ruimte nu de banken en tafels aan de kant geschoven zijn. Tegenover ons slapen alleen nog een man, vrouw met hun dochtertje.

Zondag 10 september 2006,   Cabane de Susanfé - 

                             Haute Cime (3257m) - Val d’en Haut (1933m)                                                           

Ik heb toch wat onrustig geslapen. Ik slobber de thee naar binnen en het lekkere brood met jam. Even tandenpoetsen en we kunnen gaan. De hele hut is al in beweging om de Haut Cime op te gaan. Paniek! Leendert is zijn schoenen kwijt. Waar zijn ze? Voor het eten heeft hij ze nog gezien. De Gardienne neemt hem niet serieus, maar de Gardien gaat uiteindelijk mee zoeken. Ze vinden een paar bijna passende Lowa’s. Iemand moet zich vergist hebben. Leendert kromt zijn tenen in de iets te kleine schoenen en Jelmer laat zijn adres achter. Wij gaan eindelijk op pad. De kinderen van de Leysin American School gaan kort na ons. Jelmer loopt als een jonge hond op en neer. Het gaat hem allemaal gemakkelijk af. Halverwege de Col komt een jongen hard rennend naar beneden. “Chaussures?” Ja, hij heeft Leenderts schoenen aan. Snel wisselen en iedereen is weer gelukkig. Helaas heeft de Amerikaanse groep ons ingehaald en lopen we tussen hen in. Na een uur zijn we op de Col de Susanfé. Linksaf is de top Haut Cime. Een grote grintbult wacht ons.


Halverwege is een rotsband en daarboven een voortopje. De route is ongemarkeerd. We leggen eerst een depot aan, waar we alle overbodige ballast onder stenen leggen. Dat loopt een stuk lichter. Jelmer is allang uit zicht en heeft zich bij onze tafelgenoten van gisteren aangesloten. Het pad is steil en bestaat uit losse stenen. Ik kan moeilijk mijn eigen tempo bepalen. Zeker als de Amerikanen steeds voor je voeten lopen en om de vijf minuten stoppen. Dan toch maar inhalen. Dat lucht op. In de verte zie ik Jelmer staan. Hij moet een ½ uur wachten waar een paar mensen door een moeilijke passage gepraat moeten worden. Ook wij hebben op sommige plekken moeite de route te vinden, maar komen toch weer op het rechte pad. Het is een klere-eind. Doodvermoeiend. En een aanslag op mijn hielen. 1155 meter stijgen op onze tweede dag en door de verhuisperikelen niet veel gewandeld in Nederland. Alleen ik heb in augustus twee dagen in de Eifel gelopen. Maar we geven niet op, bereiken de voortop en zien nog een lange klauterpartij voor ons. Daar lopen de poppetjes. Net voor de top komen we Jelmers groepje tegen en óp de top zit hij te wachten .


We hebben zicht op de Mont Blanc, maar het is niet zo helder als we gehoopt hadden.


Onder ons ligt Lac d'Anterne, ons kampeerplekje van juni. Na twee sultana's gaan we naar beneden net als de Amerikanen boven zijn.


Mooi, dan hebben we daar geen last meer van. De afdaling valt best mee.


Langs het pad staat een prachtige rotsformatie.


Een enkel punt is iets lastiger.



Om half één zijn we bij het depot en lunchen we in de hete zon. Jelmer wil niets en loopt wat in het rond. Hij heeft zijn boterhammen van gisteren al opgegeten. Hij wil graag een edelweiss zien, maar volgens Leendert is dit geen geschikt terrein voor het bloempje.

Met een zware rugzak beginnen we aan de lange afdaling. Rotsig, zigzaggend. Het Lac de Salanfé waar we langs moeten lopen, zien we al onder ons liggen.


Mijn voeten protesteren en willen zachte ondergrond. We lopen weer tussen de bloempjes en grasjes. In de diepte kronkelen de riviertjes naar het meer en bellen de koeien. Er volgt nog een leuke klauterpassage door een kloof. Via de rand van het meer lopen we naar Auberge Salanfé . Uitgeteld ploffen Leendert en ik neer op het terras, terwijl Jelmer op zijn gemakkie een informatiebord over de arsenicummijn bestudeert. Eén liter bitter lemon moet onze dorst lessen. Wat gaan we nu doen? Twee uur naar Salvan en dan de trein naar Les Houches? Hier in de auberge overnachten? Ik krijg een idee. Toevallig lees ik over een camping halverwege in Van d’en Haut. Een mooi compromis:.een uur afdalen door het toverbos, weer tussen de Amerikanen, en precies op tijd op de camping, want we horen het al donderen. We nemen afscheid van Jelmer, die in Salvan de trein naar Lausanne zal nemen. Aan het buffet betalen we de camping en kopen een biertje en panache. Het buffet gaat nu voor een paar dagen dicht. We zetten eerst de tent op en niet voor niets, want we moeten ons haasten om droog in de tent te kruipen. Na ons drankje vallen we uitgeteld in slaap, terwijl het dondert, bliksemt en regent. Eindelijk, na twee uur, wordt het minder. Nu moeten we toch gaan koken. Denken we. Ik draai de brander op het blikje, maar het draait door. (Ik zal wel iets verkeerds doen.) Ik stuur Leendert op onderzoek uit, maar hij constateert dat de afdichtring verdwenen is. Ergo geen warm eten, geen soepie, geen thee. Alleen wat brood met tomaat en kaas. Het regent alweer harder en ik laat het tandenpoetsen voor wat het is.

Maandag 11 september 2006, Val d’en Haut - Salvan - Chamonix - Les Houches (1008m) - Bel Lachat (2151m)

Het heeft de hele nacht gedonderd, gebliksemd en geregend. Tot wel zeven uur. We moeten de tent maar snel afbreken voor het weer gaat regenen. De lucht is grijs en vol wolken in dit smalle dal. Hopelijk is het aan de andere kant beter. Onder de partytent ontbijten we droog. Het vertrek verloopt niet zonder horten of stoten. Het begint net weer te regenen dus moet de regenjas en –broek aan. Dan ontdek ik de glasbak en moet het afval gescheiden worden. Ik wil onze vertrektijd klokken, maar ben mijn horloge kwijt. Die heb ik in de tent laten liggen, die we vervolgens flink uitgeschud hebben. Ik ga terug naar de kampeerplek, maar kan niets glimmend vinden. Ik hoop dat hij in de tent zit. We dalen af naar het dorp en duiken het toverbos in over een graspad. Spierpijn. De zondag is iets teveel geweest voor ons ongetrainde onderstel. We voelen onze bovenbenen schreeuwen: “Dit willen we niet”. Het regent niet meer en we komen een groepje Nordic Walking huisvrouwen tegen. Verder is het een en al rust. Door het appelrijke Salvan komen we precies om tien uur aan bij het station, waar de trein over één minuut moet vertrekken. Het lukt niet een kaartje uit de automaat te trekken en in de trein is ook geen conducteur. Bij de Franse grens stappen we over en kopen braaf een kaartje tot Chamonix bij de conductrice. Het kost maar 4 euro per persoon, een speciaal promotietarief vanwege het 100-jarig bestaan van de Mont-Blanc spoorlijn. We boffen weer. In de verte zien we het Mont Blanc massief met de lange gletsjertong. We zijn nog helemaal niet ontspannen, omdat we niet weten of het in Chamonix gaat lukken met de brander. We snellen door de hoofdstraat en gaan sportwinkel in en uit. Overal krijgen we nul op het rekest, want de meeste sportwinkels zijn kledingzaken. We hebben bijna beet, als de sleutel van het kastje zoek is. Onze laatste hoop is Schnell, een grote winkel à la Bever. Achter de balie gaan ze zelfs op zoek naar een rubberen O-ring, maar ze hebben geen passende maat. Dan maar een nieuwe brander kopen. Voor 59 euro hebben we een superlicht ding. We waren net op tijd, want achter ons wordt de winkel gesloten voor de middagpauze. Ik koop nog snel brood, yoghurt en fruit bij de Casino en we blijken ook nog de trein van 12.18 uur te halen. Dus geen tijdverlies. Aangekomen op het station van Les Houches lijkt het te gaan regenen. We kunnen het beste hier onder het afdak lunchen en de brander uitproberen. Hoera, hij doet het! We zijn weer gelukkig, zeker nu de zon gaat schijnen en we overal blauwe lucht zien. We ritsen onze pijpen af en klokslag half twee zijn we weer op pad, hoewel de kuit- en bovenbeenspieren nog steeds protesteren. Hoe weten zij dat ze 1150 m gaan klimmen? Het is een heerlijk geleidelijk pad door het bos. Helaas horen we steeds het verkeersgeraas en industrie van Chamonix. Onze eerste stop is, na het watertappen bij een huis-in-renovatie, bij Christ Roi. Een monument van de eerste Wereldoorlog met een prachtig uitzicht op de gletsjers van het Mont Blanc massief.


De Mont Blanc zelf kunnen we niet zien. Kom, we gaan verder. Langzaam winnen we hoogte. De route (GR5, Tour de Mont Blanc, Pays TMB) is goed gemarkeerd, maar op sommige splitsingen ook weer niet. We kiezen steeds de weg omhoog en dat blijkt de juiste. Tegen half vijf nemen we bij een beek een theepauze. Leendert haalt de tent uit zijn rugzak om te drogen, en daar valt prompt mijn horloge eruit. Alle probleempjes zijn opgelost. Het pad is prachtig groen en we eindigen pardoes op de hut. Een klein hutje met de rug in de rots, een balkon over het dal van Chamonix en uitzicht op het Mont Blanc massief.


Het lijkt te gaan onweren en we vragen of we in de hut mogen slapen, maar wel zelf koken. Dat is geen probleem. Binnen is het klein en vol. Even heb ik spijt dat we niet kamperen, maar de slaapplek valt mee. We hebben met zijn tweeën drie matrassen en het is dicht bij een raam. Het gezelschap is een mengsel van Engelsen, Belgen, Duitsers, Fransen en wij. Twee Duitsers komen half negen uitgeput aan. Ze krijgen niet eens hun bord leeg. Ze hadden zich verkeken op de afstand en waren vanwege de regen pas om negen uur vertrokken.

Buiten genieten we van de lichtlinten van Chamonix en de lichtjes van een berghut aan de andere kant van het dal.


De hemel is vol sterren. Tot mijn verbazing gaat iedereen vroeg naar bed. De nacht is een van de betere. Het raam blijft gelukkig open.

Dinsdag 12 september 2006,   Bel Lachat -                                                        Sommet Brévent  (2862m) - Moëde Anterne (1996m)


Wanneer ik om halfzeven op het terras sta, staan er al diverse rugzakken klaar. Leendert en ik vertrekken direct en willen onderweg bij de eerste zon ontbijten. (Handig die Platypus waterzak.) Als we languit tussen de stenen zitten, terwijl de brander op volle toeren draait voor een kopje thee,


passeert de een na de andere gast ons. “Petit Dejeuner?” “Ja, lekker.” We hebben al uitzicht op de Rochers des Fiz in het mooie morgenlicht.


De rest van de dag en ook morgen zullen ze steeds in zicht zijn. Boven de Mont Blanc zie ik ineens een parapente. Hij/zij heeft een flink tempo en stijgt zelfs nog. Dan verdwijnt hij achter het massief. En wij gaan weer verder.

Het pad is heerlijk. Niet te steil. Goed aangelegd met grote vlakke stenen. Een beetje à la Sentiero Roma. De Sommet Brévent op 2862m hoogte, waar helaas ook het eindstation van een kabelbaan, is nu nog redelijk rustig.


We gaan weer snel verder en genieten wanneer we beneden ons een kudde schapen in colonne rond een meertje zien lopen. Net een parelketting. Tot de col lopen we met Tour-de-Mont-Blanc-wandelaars; daarna hebben we het rijk alleen. We lopen een soort kom in. Voor ons zien we de rode regenhoes van een Belgische, die wat moeite had met de rotsige passages, maar conditioneel wat sterker is. We lopen een halve cirkel tussen grote rotsblokken


tot we aan het eind een vooruitstekend grasplateau bereiken. Het is een soort springschans voor een diep dal. De Belgische en haar vriend lopen voor ons uit en hebben het uitzichtspunt ook ontdekt. Wij gaan er heen, fotograferen hen en zij ons, waarbij een zwaar bezwete man moet worden gecamoufleerd. De Belgen nemen een snack en wij installeren ons voor de koffie.


Dan begint de grote afdaling door velden vol bosbessen. Onze handen en tanden kleuren rood. Her en der vinden we ook nog een framboos. Het prachtige, stille dal is verheven tot Nationaal Park. We gaan vandaag echt genieten en willen géén rampjes. De zon doet goed zijn best. Alleen als we net alles uitgepakt hebben voor de lunch vallen er een paar dikke druppels. Het lijkt niet ernstig, maar we pakken toch alles in en lopen door. Even later houdt het druppelen op, maar een plekje om te lunchen is niet meer voorhanden. Het pad wordt smal en staat vol lijsterbessen. Pas bij het laagste punt, bij Pont d’Arlevé is er een acceptabel plekje gras.


Nu nog 400 meter stijgen naar de hut, die we al vanaf de Brevént konden zien. Een dame met een emmer (vol bosbessen?) in haar rugzak passeert ons. En twee Engelse mannen, die vandaag in Les Houches begonnen zijn! Petje af. Wij wijzen hen op de rups die we aan het fotograferen zijn.


Het vochtige veennlandschap is veranderd in een kaal, grasachtig langschap vol Wollepluis en diepe kronkelige kreekjes. Geen bosbes te bekennen. Zo bereiken we de hut, die helemaal verlaten lijkt, maar waar iedereen op het terras achter het huis zit in de laatste zon. Tot een grote wolk het overneemt. Ze kijken uit op de prachtige Rochers des Fiz, waarvoor je dus helemaal niet naar Amerika hoeft. De gardienne, type José, vindt het prima dat we kamperen. En ze wil ook een omelet voor ons maken. Ze praat ons een Mont Blanc biertje aan, dat zwaar valt, zo aan het eind van de middag. Leendert laat zijn rode handen zien en de gardienne lacht begrijpend. Wie houdt er niet van bosbossen?

We vinden een mooi plekje voor de tent.


Ik schrijf een tijdje en kruip even later bij Leendert in de slaapzak. Kwart voor zeven worden we wakker en gaan snel naar de eetzaal. Ik zie allemaal schalen met pasta en snap niet waarom wij omelet krijgen. We krijgen een klein tafeltje met een wiebelpoot, dat met de gebruiksaanwijzing van de brander tot bedaren wordt gebracht. Het eten smaakt prima en we worden nogmaals verleid door de gardienne tot een koffie met bosbessengebakje. We praten nog wat met twee Engelse stellen en gaan lekker slapen in de stille, frisse lucht.

Ps De rups blijkt na onderzoek door Jelmer een Hageheld (Lasiocampa quercus) te zijn!

Woensdag 13 september 2006, Moëde Anterne -

Col d’Anterne (2257m) - Samoëns (703 m)

We zijn vroeg uit de veren en verlaten spoedig in het ochtendgloren de omgeving van de hut.


Om acht uur staan we op de Col d’Anterne en hebben we praktisch de enige stijging van vandaag achter de rug. Tevens moeten we hier afscheid nemen van het uitzicht op de Mont blanc,


De zon heeft ons nog niet te pakken dus we dalen af naar Lac d’Anterne.


Het is een van de vele sité classés die we vandaag zullen zien. Terwijl de zon de Rochers des Fiz bestrijkt en reflecteert in het meer, gaan wij net buiten de reikwijdte van de zonnestralen, aan de rand van het meer zitten ontbijten. Weldra ben ik geïntrigeerd door een eruptie in het water. Een slang misschien? Naderbij komen lukt niet.


Gelukkig blijft de prachtig uitgelichte rots wel staan. We blijven ons vergapen aan de schitterende spiegelingen in het meer.



In de verte zien we weer groepjes mensen aankomen. Ook weer het Engelse stel van gisteravond en twee jongens. Het Belgische stel heeft waarschijnlijk een andere route genomen, want zij lopen rond de Aiguilles Rouges. Het landschap is ook weer totaal anders en we verlaten de kom van het meer over groene heuvels.


Nu streelt de zon ons.  Diep beneden ons zien we al de refuge van de Engelse advocaat Wills liggen. 



Zouden ze bosbessentaart hebben? Helaas is alle moeite voor niets. De taart is op. Nou, dan lopen we door en troosten ons aan de rivier met ons eigen bakkie koffie en een stuk chocolade. Het is een komen en gaan van passanten. Ik loop op mijn blote voeten over de kiezels van het koude rivierwater. Er staan her en der onderzoekstentjes met insectenvangers om de biodiversiteit te onderzoeken. 



Leendert speelt tijden met een Distelvlinder , die hem maar niet wil loslaten. 



Ook maakt hij nog een foto van de franjegentiaan. 



Ik word belaagd door zweefvliegen, lieve herriemakers. Na dit getreuzel gaan we weer even omhoog, om via een omweg naar de Cascades te gaan. We volgen de mooie rotsband, die bijna een cirkel maakt. Het dal is smal en diep. Waar we keren zijn de eerste twee watervallen, Cascade de la Pleureuse et de la Sauffaz. Uit de verte maakten ze geen indruk, maar ze moeten toch op de foto. De ene is in de zon; de andere in de schaduw. Lastig. De ene is lang; de andere kort. Lastig.



Door het bos naar beneden verdwijnt de markering. We steken de rivier over, waar in het hoge gras de herfsttijloos zijn best doet op te vallen. We nemen een smal glibberig pad, dat later breder wordt, maar verpest is door grote bosbouwmachines. We lopen verkeerd en komen bij een onneembare gué uit. Weer op het juiste vage pad (hopen we) dalen we steil af over boomwortels en bereiken de derde waterval Du Rouget, waar toeristen zich graag laten fotograferen, want helaas ligt hij aan de autoweg. De zon staat precies boven de waterval en ook ik moet verplicht op de foto en vind het vreselijk. We vinden een grasveldje voor de late lunch en koken water voor de soep. De waterval geeft zoveel wind dat de vlam flink sputtert. Leendert pakt de deksel van de grote pan om de vlam te beschermen tot hij schrikt. “Het draaidopje smelt helemaal weg.” Snel draait Leendert de brander uit. We snappen er niets van. Is hij zo heet geworden? We hebben precies 2 x 24 uur kunnen genieten van onze nieuwe brander tot het volgende rampje. Nadat het afgekoeld is en wij ons soepje op hebben inventariseert Leendert de schade: het dopje draait nog; er komt gas uit; de pootjes draaien moeizaam en de piëzo-ontsteking is kapot. Met andere woorden, we kunnen, Godzijdank, nog koken.

We laten de plaats Sixt-Fer-à-Cheval met een sité classé rechts liggen, omdat het al laat is en het waarschijnlijk om een limetree gaat. Hopelijk zijn we nog op tijd om boodschappen te doen. Benieuwd naar de Ancienne Gorges nemen we een venijnig klimmetje over een smal wortelig pad. De hoop opgevend dat we nog wat te zien krijgen, staan we plotseling in de Gorge. De wanden zijn uitgesleten door een rivier die hier ooit met woeste kracht gestroomd heeft.


Via trappen dalen we af naar de nieuwe rivier.


Deze is woest genoeg om te raften. De weg naar Samoëns duurt oneindig lang. Wel twee uur! Halfzes lopen we de grote Caravaneige, in Nederlands een wintercaravancamping, op. De receptie is open en we krijgen alle benodigde informatie van het driekoppige personeel. De Casino is tot acht uur open en morgen is het droog. Mogelijk ’s middags regen en er dreigt een föhn.

We vinden een plaatsje tussen de campers, dicht bij het toiletgebouw en het meer. Ik ga naar het centrum voor de boodschappen, waar een toeristische drukte heerst. Alle winkels zijn nog open. Bij de bakker koop ik brood en tartelettes. Bij de Casino vind ik alles wat ik nodig heb. Zwaar beladen loop ik terug naar de camping over een kilometerlange kaarsrechte weg. De zon is verdwenen achter de bomen, maar het is nog heerlijk weer om buiten te zitten. We eten een couscousvariant met komkommer en tomaat, en een Mont Blanc-vanilletoetje met een melige perzik. In het schijnsel van de lamp van het toiletgebouw schrijf ik nog wat, terwijl Leendert foto’s van zijn toestel verwijdert om ruimte voor nieuwe te maken.

Donderdag 14 september 2006,    Samoëns  (703 m) -

                            Col de Coux (1920 m) - Champéry - Lausanne 

Alweer de laatste dag van de trektocht, mits we niet te langzaam zijn. Zuivere looptijd is 7 ½ uur. Gelukkig ziet Leendert op het laatste moment in de schemering het zakmes liggen, dat ik gisteravond in het gras heb laten liggen. Kwart voor zeven verlaten we de camping. De lucht is grauw. We volgen urenlang een asfaltweg. Een van de weinige onverharde paden is afgesloten, omdat de helling naar beneden is gestort. Na Les Allemandes, waar we een kerkje fotograferen, als een van de weinige hoogtepunten vandaag, 




lopen we eindelijk onverhard. Nu gaat het zelfs regenen. Niet lang. Ik trek al gauw mijn jas en regenbroek uit, maar Leendert, die zich wat gammel voelt, houdt alles aan. Veel te warm met deze honderd procent vochtigheid. De ene na de andere auto racet ons voorbij. Jagers, helaas. Af en toe horen we een harde knal. Daar komt de politie. Gaat hij ze bekeuren of een dealtje maken? Gestaag stijgen we verder. Precies om twaalf uur zijn we op de Col de Golèse op 1660m. We zijn het Engelse stel weer tegengekomen. Slalommend dalen we af en zien in de verte Col de Coux liggen, volgens de bordjes nog 2 ½ uur, de lunch niet meegerekend. Het pad is modderig en op verschillende plekken omgelegd. Bij een grote steen lunchen we en zien we wéér het Engelse stel lopen. Na de Col de Coux zijn ze toch maar omgekeerd. Telkens als we aan het éten zijn zien we elkaar en dat hadden zij ook al geconstateerd. “Gingen wij steeds met de bus van eetplek naar eetplek?”

Het is nog steeds droog, wanneer we om halfvier op de Col zijn, maar ook vreselijk winderig en koud. We zijn weer op het bekende terrein van juni. De afdaling naar Champéry is eindeloos en saai asfalt. Op de Forststrasse worden we bijna overreden door drie mountainbikers, die aan het trainen zijn voor de wereldkampioenschappen, die hier komend weekend gehouden worden. Tien voor zes komen we aan op het station. Pech, we moeten 55 minuten wachten op de trein, die ook nog niet aansluit in Aigle. Enig geluk is dat we tot Aigle niet hoeven te betalen. (We hebben het gemeld bij de machinist, maar die laat het erbij zitten.) We sms-en naar Jelmer dat we ongeveer negen uur thuis zijn. We worden vrolijk onthaalt door Jelmer en Purper. Ik maak de noodmaaltijd (noedels met sojapaddestoelenragout) klaar en help Jelmer met de afwas. Nog even douchen en dan naar bed.

Vrijdag 15 september 2006, Lausanne

Vandaag doen we niets. Ik haal boodschappen, maak een maaltijdsalade en bak een cake. De plannen voor zaterdag zijn vaag. Jelmer moet eerst boodschappen doen. Ik lees wat in het depri-boek Knielen in een bed violen.

Zaterdag 16 september 2006, Lausanne - Baulmes - Yverdon

Kwart voor elf nemen we de trein naar Baulmes. We blijven laag en vlak, omdat hier het beste weer voorspeld is en Jelmer een culturele wandeling wil langs dorpjes en kastelen. Hij hoopt vandaag nog veel pruimen te bietsen en hij komt aan zijn trekken. Verder vindt hij tomaatjes, kiwi’s (keihard) en peren. We beginnen cultureel-historisch met het kerkje


en toren van Baulmes.


Terwijl Jelmer vriendjes maakt met een poes, die hem maar blijft achtervolgen, verzamelt hij kogels bij een schietoefenbaan. Door het bos lopen we naar Rauses, waar Jelmer en Leendert het Rozemarijn-wilgeroosje bestuderen. Ter plekke verzinnen we een omweg door de wijngaarden naar Valeyres. Leendert raadt Jelmer ten zeerste af de druiven te eten, omdat ze bespoten zijn met kopersulfaat. Deze keer luistert Jelmer naar Leenderts wijze raad. Terwijl Leendert en ik op een bankje onze boterhammen opeten, snelt Jelmer naar een kapelletje. Het blijkt niks bijzonders én gesloten. We lopen weer langs een landhuis annex kasteel, die we thuis op internet (onder Suissecastles.ch) zullen bestuderen. We kunnen de verleiding niet weerstaan weer een omweg te maken naar de Romeinse mozaïeken. Aan de kassa zitten drie jongemannen zich te vervelen. In drie kleine gebouwtjes, die om het mozaïek gezet zijn, bekijken we de mooiste mozaïeken van Europa boven de Alpen. Erg mooi, geometrisch à la Escher met voorstellingen van de dagen van de week (luna, mars, enz.), maar ook boerse taferelen.



Het is een gigantisch complex geweest en erg belangrijk in de Romeinse tijd. In het landschap onder de grond zijn nog muurrestanten verborgen, die vroeger te zien waren doordat het graan daar minder hard groeide. De aanleg van een snelweg die dwars door het terrein loopt, heeft al veel beschadigd.


Via de achteruitgang verlaten we de mozaïeken en in de late middagzon bereiken we het middeleeuws kasteel van Champvert.


Privé. Een hoog hek voor en achter verbiedt ons het kasteel te bekijken. We vleien ons neer en nemen even een pauze met cake. In de rugzak van Leendert hebben we wat noten verzameld. We lopen ‘fout’ en dalen steil af door de wijngaard. In het bos komen we toch nog op het goede pad, dat ons naar een militair terrein brengt. Dan is het wandelcorvee tot het station van Yverdon. Het is heerlijk wandelweer en de zon bruint ons bij. Tegen acht uur komen we aan in Yverdon en kunnen met de vertraagde trein naar Lausanne, waar we in de binnentuin van restaurant Echevé (bij de kathedraal) fonduen met boleten. Het gaat zo snel dat ik met een groot glas witbier en wijn voor mijn neus zit. Zonde. We nemen nog een ijsje en dan is onze vakantie afgelopen. Morgen in de regen naar huis, maar volgens Kuijsten schijnt in Nederland de zon.

maandag 26 juni 2006

06-06-16-MFr GR 5, Lac du Léman, Col de Coux - Thonon-les-bains, Tour des Dents du Midi, St. Maurice - Col de Coux

Verslag Lilian

Vrijdag 16 juni 2006 Ede

Ideaal, zo’n tweede huis. Om op tijd in Arnhem te zijn, zonder extra treinkosten, zijn we gisteren vanuit Gouda naar ons aanstaande huis in Ede vertrokken. Alles is al ingepakt en we vertrekken naar Arnhem, waar even later Joanneke verschijnt, met een rugzak voor en een rugzak achter. Zij gaat mee naar Lausanne om te werken en bij Jelmer te zijn. Het treinstel is weer eens omgekeerd en we moeten de hele trein door om onze wagon te bereiken. De trein is ook nog eens propvol met WK-voetbalsupporters. De reis verloopt voorspoedig, met geklets en sudoku’s, en tegen vijf uur worden we door Jelmer opgewacht in het treinstation. Joanneke en hij nemen de bus; wij de benenwagen. Leuk om weer hier te zijn. We nemen de lange steile winkelstraat naar Rue de Jolimont. Allemaal zeer herkenbaar, omdat we een jaar geleden onze Jura-tocht hier verlengd hebben. Daar komt ook nog een blij weerzien met Purpur bij.

Zaterdag 17 juni 2006 Lausanne 

Jelmer is jarig. Dus een drukke dag. Boodschappen doen, taarten bakken en salades maken. De regie is in handen van Joanneke. Maar eerst een wandeling naar de mooie houten uitzichtstoren van Lausanne. Het is vlakbij Jelmer en al snel lopen we door het park. Tussendoor zoeken we tevergeefs naar vrouwenmantel voor de beestjes van Jelmer. De uitzichtstoren


heeft een prachtige brede wenteltrap. Joanneke vindt het eng, maar gaat toch naar boven.


De vergezichten zijn prachtig. Wanneer we naar beneden kijken zien we kleine mensjes rondlopen.


Weer beneden gaan we naar het centrum om een ontbrekende wandelkaart te kopen. We zitten vlakbij de Kathedraal, komen langs de burcht,


maar we moeten met de boodschappen naar huis en aan de slag. Jelmer bakt een heerlijke rabarbertaart. Hier doe ik een moord voor. Na zessen komt de visite binnendruppelen. Eerst voornamelijk de ‘buitenlandse’ collega’s en vrienden; later de Nederlanders. Gezellig. Met het kleine kamertje en het balkon erbij is er ruimte voor iedereen. Tegen elf uur trekken wij ons terug, want morgen gaan we alweer weg.

Zondag 18 juni 2006 Lausanne - St. Maurice (408 m) - Lac d’Antème (2032 m)

Het is 19oC als we zondagmorgen, kwart over zes door de straten van Lausanne lopen. Met knikkende knieën vanwege het gewicht van de spitskool en sinaasappels. De pinautomaat wil ons geen euro’s geven, omdat we een Zwitsers pasje moeten hebben.

We zijn een van de weinige passagiers in de trein naar Saint Maurice waar de aanlooproute naar de Tour des Dents Midi begint. Er is zon met onweer voorspeld, maar als we uitstappen, is het koud. Ik heb nog geen zin, want het wordt meteen een zware dag. Minstens acht uur en een kwartier. Een koel briesje pakt me.

Vanaf het station volgen we bordjes naar de Grottes de Fee. Niet zo’n goed idee, want de weg in de steile helling loopt dood op een restaurant met speeltuin. Weer omlaag via een zigzag. We zijn meteen bezig aan een zigzag klim van 400m naar 900m. En dan is het eind nog niet in zicht. De zon steekt zijn kop boven de berg uit en is ongenadig. Net in de schaduw houden we koffiepauze.


In Verosaz gaat het allemaal wat geleidelijker. Als de weg is toegevoegd aan een tuin maken we een asfalt omweg. Dan volgen we een saaie, brede bosweg tot we gewaarschuwd worden voor een gevaarlijk stuk route. Vooral bij onweer. Omdat ook het bordje in een andere richting wijst kiezen we voor het weiland. Afgelopen met de geleidelijke stijging. Nee, we gaan recht omhoog. Al struinend over een vaag, hobbelig paadje, zoekend naar de gele ruit vinden we onze weg. Een tijd lang komen we niemand tegen;


dan wordt het veel drukker. Waarschijnlijk omdat 1 kilometer verder hun auto bij het restaurant van Chindonne staat.

Het wolkendek is flink in beweging. In de verte zien we donkere wolken en rommelt het. Houden we het droog? Nee, de eerste druppels vallen. In de verte zien we de chalets van Chalin. Dat betekent 50 meter afdalen, maar wel zo veilig. We zitten in een openstaande schuur, als het onweer echt losbarst.


Half vier. Tijd voor een sinaasappeltje. Na een kwartier klaart het op en gaan we verder. In de schuur naast de onze zien we de bordjes liggen. Waarschijnlijk de winterstalling, want daarna komen we geen enkel bordje meer tegen.


We lopen om Signal de Soi heen en besluiten een graspad te nemen, hoewel er geen markering is, maar dit pad blijft op hoogte.

Dan krijgen we het eerste sneeuwveld over een beek. Het is een sneeuwbrug. Het is flink steil. Aan de overkant hangt een abseilkabel. Leendert geeft mij een stok en stapt zelf op de sneeuwbrug. De brug houdt het en hij komt een stuk hoger veilig aan de overkant. Ik profiteer van zijn voetstappen en glijd niet uit.



Nu verder. Ik zoek op de kaart naar alternatieve wegen, maar die zijn er niet of gaan linea recta naar het dal. En wij willen omhoog, naar Lac d’Antème op 2030m. Omdat we aan de noordkant van de berg lopen is de sneeuw nog niet overal weg, vooral omdat dit jaar nog laat sneeuw is gevallen. Het is altijd weer afwachten wat de condities zijn. Het tweede sneeuwveld is ijzig en ook weer steil. Leendert neemt wederom het voortouw en ook hier bereiken we veilig het pad aan de overkant. De kaart inschattend moeten we nog één sneeuwveld krijgen. En ja hoor, weer een tong sneeuw over het pad. We dalen af en kunnen via een beek vol stenen er omheen. Sneeuwvelden passeren kost vooral veel tijd en onzekerheid. Want zouden we nog in het zicht van de haven stranden vanwege een onneembare sneeuwbarrière? We moeten nog een paar diepe kloven over, maar die zijn aan de zuidkant. Dus ik heb hoop. We lopen over het smalle pad en zien de hut in de verte liggen.


Hij zou dicht moeten zijn, maar we zien iemand lopen. De laatste sneeuwvelden raken het pad, maar we kunnen er zo langs en blij komen we op de hut aan. Zeven uur. De deur is open. De huttenbaas begroet ons en we vragen of de hut open is en we er kunnen eten. Hij kijkt moeilijk. De hut is nog niet zomerklaar. We mogen kamperen en kunnen een rösti krijgen. Perfect toch? We krijgen een heerlijk wit biertje en chips. Terwijl de huttenbaas achter het fornuis verdwijnt, zitten wij aan de picknicktafel en maak ik wat aantekeningen in mijn dagboek om niets te vergeten. We koelen klink af, ritsen de pijpen aan en het fleece gaat aan. Maar eigenlijk moet de binnenmotor worden opgestookt. De rösti met droogworst en brood smaakt goed. De ietwat verlegen beheerder krijgt even later bezoek van een jogger/bergloper.

Ons tentje vindt de mooiste plek denkbaar. Op een vlak bultje bij het meer, met de gloeiend oranjebruingrijze rotsbanden als panorama. Kikken.




Wat een cadeautje op de eerste dag. We installeren ons naast de tent en genieten met een kopje koffie. De hut is onzichtbaar achter een rots.


Maandag 19 juni 2006,   Lac d’Antème - Barne (1492 m) - 

                 Col de Coux (1920 m) - Chaux Palin

Een briesje blaast de tent kurkdroog. Het ziet er bewolkt uit.



De zon kunnen we voorlopig vergeten; die zit achter ons mooie uitzicht, de berg met de mooie bruingrijze rotsbanden. We poetsen onze tanden bij het watervalletje en verlaten om half acht ons paradijsje. We dalen rustig af. Al snel gaan fleece uit en pijpen af.


Hé, een sneeuwhoen in zomerkledij. We doen wel 4 uur over de route tot de splitsing waar we de Tour des Dents Midi verlaten om via de GR de Pays Dent Blanches straks de GR5 op te pakken. Leendert fotografeert roze primulaatjes,


maar heeft ruzie met de macro. Na lang zoeken blijkt het toestel op ‘scène’ te staan. Alle mooie foto’s zijn vast mislukt. Gelukkig hebben we het nú ontdekt.

Vanmorgen hebben we nog maar één sneeuwveld, dat we gelukkig gepasseerd zijn als we een groep ‘stoere’ Amsterdammers tegenkomen. Ze lopen de Tour des Dents Midi, waarvan wij nu de helft gelopen hebben. Vanmorgen zijn ze vanaf de camping in Champéry vertrokken. Zij zullen zeker nog wat sneeuw passeren voor ze in Susanfe zijn. Is het wel verantwoord?

In Bonavau vinden wij de hond in de pot, want de Amsterdamse mannen hebben de huisgemaakte taart van Christine opgegeten. Dan maar een glaasje fris uit de waterkoeling. Na deze versnapering mogen we echt stijgen. De zon knippert af en toe, maar is grotendeels achter de wolken. Het blijft benauwd en warm, maar ik heb er minder last van dan gisteren. In tegenstelling tot Leendert. We steken een crête over en dalen af naar Barne. Daar komen we de bosloper annex jogger van gisteren tegen en nog wat wandelaars. Barne is namelijk bereikbaar met de auto. Net als gisteren is het rond lunchtijd het drukst. Daarna zien we niemand meer. Maar eerst ploffen we neer bij het restaurant van een Aziatische dame. Het lijkt wel een ontmoetingsplek voor slecht ter been zijnde bejaarden. Moeizaam strompelend vinden ze een plek aan een tafel, die ze ijlings verlaten als er een paar druppels vallen. Ook het hulpje van de Aziatische dame is de klos en moet alle ligstoelen inklappen en binnenzetten. Voor niets, want het druppelt al niet meer. Na een salade en een uur later stappen we op en volgen netjes de ingetekende route, maar het niet officiële pad loopt dood. We kloppen aan bij een boerderij en van de boer mogen we over het erf door het weiland het vage spoor naar de echte route lopen. We zijn nu weer flink op hoogte en zien de sneeuw alweer liggen. Omdat we weer aan de noordkant lopen volgt het ene sneeuwveld naar het andere.


Gelukkig zijn ze niet zo steil en met hulp van Leenderts stok lukt het prima. We zien overal vrouwenmantel (voor de rupsen van Jelmer) en waar de sneeuw net verdwenen is bloeien sleutelbloemen en krokussen. Weer lager staan de mannetjesorchissen, koekoeksbloemen, boterbloemen, veel viooltjes en véél gentianen te stralen. Ze hebben nog allemaal een frisse, intense kleur.

Vlak voor Col de Coux haken we af om de GR5 op te pakken. Een saaie weg naar het dal wacht ons. Wordt het overnachten in La Pierre of Chaux Palin? Grote bloemkoolwolken hangen achter ons. We stoppen bij La Pierre voor een glaasje fris, maar ze denken wat wij blijven slapen en bieden ons stukjes verse, zelfgemaakte kaas aan. Hij smaakt naar gerookte tofu. Leendert vindt het niet lekker. Hoewel vijf uur, willen wij (ik) nog een stukje verder en zo geschiedt. Ik mis de afslag en we maken een flinke omweg over de onverharde autoweg. Het loopt wel geleidelijker dan het leuke paadje. Stom stom. Het gebied is kaal en verpest door de wintersport en overal staan skiliften.

In de laatste zonnestralen bereiken we Chaux Palin. We zoeken een recht stukje droog gras voor de tent, maar Leendert is niet tevreden. Hij wil een goed bed. Haha. Gelukkig is de deur open van de gîte d’étape en heeft de boer een gigantische zolder met wel 40 slaapplaatsen. We kunnen met wat geschuif van matrassen een passend tweepersoonsbed samenstellen. Het is allemaal wat primitief, maar omdat wij de enige gasten zijn is het prima.

Half negen. Twee biertjes, salade en een bord spaghetti doen ons verlangen naar bed. De Zwitserse boer (anti Frans) heeft lekker gekookt. Hij is wel beledigd als ik vraag of hij witbier heeft en vraag naar de menukeuze. “Dit is geen hotel. Je zit hier in de bergen.” Zo bedoelde ik het natuurlijk niet, maar dat is moeilijk uit te leggen in het Frans. Terwijl de boer nog wat gasten ontvangt gaan we op kousenvoeten naar buiten om tanden te poetsen. Morgen niet vergeten Mieke te sms-en om te feliciteren met haar verjaardag. Ze leest het waarschijnlijk toch niet.

Dinsdag 20 juni 2006,   Chaux Palin - 

Col des Portes de l'Hiver (2099 m) -  Col des Mattes (1930 m) - 

                                                  Chapelle d’Abondance (1021 m)

Hier klopt niets aan. Er is geen bord of markering te bekennen. Een auto is op zoek naar Col de Coux en kan ons niet helpen. We voelen ons verloren in het skilandschap met geërodeerde wegen. Leendert tuurt naar de kaart, loopt terug naar de splitsing en ontleedt onze omissie. Nu we afdalen naar het meer zijn we weer gerustgesteld en als we de Franse grens passeren zijn er ook weer rood-witte markeringen. (Net als Luxemburg weigert Zwitserland roodwitte markeringen te plaatsen.) Maar eerst zien we nog een Murmeltier en een gems. Zomaar en ook fraaie bloemen


zoals de zwavelgele alpenanemoon



en geelsterren. 



Om de saaie Forststrasse op te leuken hebben ze informatieborden over vogels geplaatst. Ik vind dat we bij Bassaux een stukje taart verdient hebben, maar ze zijn niet open. Gedesillusioneerd nemen we een leuk pad naar beneden. Door de pas gesmolten sneeuw is het pad moerassig en modderig, maar altijd beter dan asfalt. Het is een onverwacht leuk stukje. Eigenlijk een afsnijder. De zon maakt het nog aangenamer en door de wind is het niet benauwd. Mijn maag knort vanwege de gemiste taart. Als we weer gaan stijgen over een brede weg word ik steeds dorstiger. Rond half één zien we een plek in de schaduw, maar die is bezet door een jonge meid. Een half uur later ploffen we neer in de schaduw van wat sparren, maar óp de weg. Hè, hè. Groepen GR wandelaars wensen ons smakelijk eten. Het gourmetbrood van de Coop uit Lausanne is na drie dagen nog heerlijk vers.

Na de lunch is de zon weg en is het afdalen door het reservaat Le Mont de Grange met, volgens het boekje, moeflons. Wij nemen genoegen met de flora, die hier nogal saai is. Dan sta ik plotseling voor een roodwit kruis. Alweer een afslag gemist. 20 meter terug stijgen we door het weiland. Eindelijk weer wandelen zoals het hoort. We tanken water uit een snel stromend watervalletje. De zon komt weer tevoorschijn en maakt ons dorstig. Het lijkt te gaan regenen, maar ons ijlings aangetrokken regenkleding kan op de col weer uit. We rusten uit met een snoepje.

Leendert probeert me bang te maken voor een mogelijk sneeuwveld, maar het is geen grap. Een gigantisch en steil sneeuwveld ligt aan onze voeten. (Daarom liep die grote groep om!) Leendert bekijkt alle mogelijkheden en we besluiten een oud spoor te volgen. Alle haren op ons hoofd hebben spijt dat we geen grödels hebben meegenomen. Gelukkig gaat het goed.


Daarna lopen we weer door een nat en moerassig stukje. Wel leuk. Eigenlijk een ideaal kampeerplekje, maar te vroeg. Bovendien wil Leendert een douche. Door een verlaten stil bos passeren we ‘mijn’ chalet (ook geen water), een paar mooie watervallen


en rest ons niets anders dan wereldstad Chapelle d’Abondance.

Diep ongelukkig en chagrijnig volg ik de witte streep aan de rand van een drukke verkeersweg, die naar het skioord leidt. Het is de poort naar de zon… Bij de supermarkt koop ik wat fruit, chocolade, yoghurtjes en kaas. We zoeken het dortoir, dat een pizzeria annex hotel voor motorclubs blijkt en belanden daarom in een groot groepsonderkomen. Het is (spot)goedkoop en de gastvrouw is allervriendelijkst, ze spreekt Duits en we mogen buiten bij de kelder koken. Beter kan niet. Dan ga ik wel eerst wijn of bier kopen. En lekker douchen. Met een lauw biertje en een uitgebreide maaltijd duiken we het bed in. De kamer kijkt uit op de straat en een café waar EK-voetbal wordt gekeken.

Woensdag 21 juni 2006,   Chapelle d’Abondance (1021 m) - 

Col des Portes d'Oche (1937 m) - Lac de la Case (1750 m)


We zijn al vroeg wakker door de voorbij razende vrachtwagens. Dit is het enige minpuntje bij dit heerlijke bed en het on-Franse ontbijt met heerlijke zelfgemaakte bananen-kiwi-jam, yoghurt, sap enz. We vragen onze gastvrouw hoe het kan dat ze zo goed Duits spreekt. Ze moest vroeger van haar ouders extra lessen Duits volgen. Dat betekende: extra les en extra huiswerk. Nu is ze er blij mee, maar toen vond ze het niet leuk. Nu wil ze Engels leren om de skigasten nog beter te ontvangen.

Tegenover de gîte kopen we brood, tomaten en appelflappen. De rustige asfaltweg loopt door een sparrenbos. We lopen warm voor de echte klim. Als we van de weg afgaan, volgen we een snel stromend riviertje met de vogelnestorchis, groene nachtorchis en vlierorchis.


Zodra we boven het bos uit zijn verandert de wereld in een bloemenzee. Op de achtergrond, omrand door heiige blauwe lucht staat de Cornet de Bise te pronken.


Dit is een reservaat en geen skigebied en daarom verbazen we ons over de kunstmeststrooier die we net passeerden.

Bij de alm willen we een koffiepauze nemen, maar we worden gek van de muggen. Voor het eerst in 51 jaar Alpen wordt Leendert gepest door muggen. Hoe kan dit? We vluchten hogerop. Hier zitten ze ook, maar we proberen ze te negeren. Ik mep ze tot bloedens. Tussendoor peuzelen we van de appelflap. Waarom zit er altijd zo weinig appel in?

Nu nog een stukje lopen en we zijn op de Pas de la Bosse,


waar we diep in het dal het kluitje roestige daken van de Chalets de Bise  zien.


Het is duidelijk dat de GR5 veel belopen wordt. Een stenig pad brengt ons naar de CAF hut en twee zoete citroen diabola’s. Die moeten ons op de Col de Bise helpen. De kom is breed en de helling is alleen maar gras met bruine geërodeerde sporen. We kunnen ons eigen tempo en weg bepalen. We splitsen ons en Leendert gaat uitgebreid de vlierorchis fotograferen. Die kende ik nog niet. Het waait flink en er lijkt onweer of regen op komst. We stellen de lunch uit tot na de col. Achter ons zien we de Pas de la Bosse.


Twee uur zijn we boven en kijken uit op een compleet nieuwe wereld. Eerst een sneeuwveld omzeilen en dan genieten. Of toch niet?


We ontmoeten een Nederlandse man en twee vrouwen die elke dag een stukje van de GR doen. Ze lopen drie tot vier uur, terwijl de vierde man voor het vervoer zorgt. (Niets voor ons.)

Donkergrijze wolken verzamelen zich achter ons. Laten we de volgende pas ook maar nemen, dan hebben we beter zicht op het weer. Plots staan we oog in oog met tientallen steenbokken. Met de sneeuw op de achtergrond komen ze het beste uit.


Rustig herkauwend, banjerend door de sneeuw en spelend met elkaar, storen ze zich niet aan ons of aan de twee Fransen die voor ons lopen. We zetten steeds een paar stappen en maken een foto, bang dat ze weglopen.


Jammer dat het net gaat regenen. Dat maakt het wat grauw. Steeds op en omkijkend lopen we door. Even verderop dondert het. Nog voor de pas is het weer droog. We maken nu een halve cirkel over een smal spoor van losse stenen door een kalkstenen wand.


De lucht breekt helemaal open en als het pad breder wordt kunnen we eindelijk lunchen. Denken we. Ik trek mijn schoenen uit en het water gaat al koken, maar Leendert krijgt het op zijn heupen. Snel drinken we al inpakkend de soep op. Snel de volgende pas (Col  des Portes d'Oche) over. Ik loop voorop en schrik me rot. Een slang! Hij kruipt snel onder een steen. Gelukkig. Ik waarschuw Leendert en samen lopen we naar de pas, waar we de Col de Bise achter ons zien liggen


en dalen af naar Lac de la Casa.


Het was loos alarm, maar dat weet je nooit van te voren. Bij de wegwijzerbordjes (inmiddels alweer kwart over vier) kunnen we echt lunchen met brie en tomaat. Mmm à la GR4.



Nu moeten we een plan maken voor de rest van de dag. Water is het probleem. Het meer dient als drinkplek door beesten en is onbruikbaar en in dit kalkgebied stroomt geen enkel beekje. We gaan op onderzoek uit. We kunnen sneeuw scheppen en bij het meer is een vlak stukje voor de tent. Aldus geschied. We zijn klaar voor een tweede nachtje kamperen bij een meer. En we krijgen zelfs gezelschap van de steenbokken. Dat is boffen.



We maken een rondje rond het meer, scheppen sneeuw en zetten de tent op tussen de zuring en witte boterbloemen.




We koken de sneeuw voor de befaamde couscous, die toch wel saai gaat worden. Half negen schijnt de zon zacht op de bergen met grote bloemkoolwolken. In het meer zwemt een slang die recht op ons af komt. En weer verdwijnt. Opgegeten door een vis? We worden belaagd door zwermen kleine mugjes, die gelukkig niet steken.

We maken even een wandeling naar het wegwijzerbordje. Het is 45 minuten naar de pas van de Dent d’Oche. Misschien lopen we morgen even op en neer, met of zonder rugzak. Het begint al weer te kriebelen. Als we omkijken, zien we ineens drie jonge honden richting onze tent lopen. Schrik. We lopen ze tegemoet. Het zijn twee jonge Fransen met blote bast (en één echte hond), die al fotograferend een avondwandeling naar het Chateau d’Oche maken. Ze hebben één leeg rugzakje bij zich. Hun timing is perfect. De berg is prachtig verlicht in het avondrood.

Gerustgesteld gaan wij naar de tent en worden verrast, het is immers al negen uur, door twee nieuwe kampeerders. Ze zetten hun tenten op en gaan meteen onder zeil. Ik ben nieuwsgierig, maar laat ze toch maar met rust.

Donderdag 22 juni 2006,    Lac de la Casa - 

Col de la Case d'Oche (1812 m) - Vinzier (536 m)

Benieuwd hoe het weer is, rits ik de tent open. Helaas, veel bewolking met enkele grijsblauwe gaten. Ik ga plassen en zie (weer) vijf steenbokken rustig grazen. Op welke camping vind je dat? Tijdens het ontbijt spettert het. We trekken onze regenkleding aan en de tent wordt voor het eerst deze vakantie nat ingepakt. We maken nog een praatje met onze medekampeerders. Het zijn Engelsen die gisteren in Genève geland zijn en in één dag van Thonon naar hier gelopen zijn. Zuivere looptijd: 10 uur inclusief 1700m stijgen. Zij waren om acht uur vertrokken en waren dus 13 uur onderweg geweest. Wij gaan het stuk in twee dagen lopen en dan afdalend.

Nu genieten wij van de wandeling over de kam, die op en af gaat. Wanneer de zon tevoorschijn komt trek ik regenbroek en jas uit. Op de kam een fraaie kalkflora, waaronder een mooie Campanula.


De zon is van korte duur, we lopen alleen nog maar in de wolken. Het dal is niet te zien. Toch kunnen we bij de Table d’orientation het Mont Blanc massief zien. Én de Dents de Midi. We maken plannen om in september de andere helft van het boekje te lopen. Dan zijn er zeer waarschijnlijk geen problemen met de sneeuw. Na een uur bij de table is mijn dagboek weer bijgewerkt en vervolgen we onze route over de Tête des Fieux naar Mont Baron, die we op mijn verzoek beklimmen voor het mooie uitzicht, haha, op het wolkendal. Toch maakt Leendert een foto van het kruis


en een lijsterbes.


Door het bos met skiliften kunnen we bij een verlaten boerderij Grand Chesnay water tappen. Sinds de Bise waren we geen watertje tegengekomen, omdat in dit kalkrijke gebied al het water in de bodem verdwijnt.

Tot Vinzier lopen we over boswegen tussen de bloeiende weilanden. Eindelijk zie ik een bloeiende gele gentiaan,


grote astrantia


en een rood bosvogeltje,


nadat Leendert me erop attendeert!  De Camping Municipal is verlaten en zoals het een gemeentecamping behoort, ligt het bij een sportcomplex. Er lopen af en toe mensen naar het gebouw, maar er is geen beheerder. We hebben in ieder geval het rijk alleen en uitzicht op bergen en elektriciteitskasten. Joanneke sms-t dat we morgen niet voor 8 uur thuis mogen komen, want dan zijn zij ook wandelen. Dat moet lukken.

Vinzier is een desillusie. Ik loop naar het centrum en schrik dat de boulangerie-epicerie opgeheven is. Het centrum ziet eruit als een kluitje verlaten boerenbedrijven. Ook het hotel-restaurant en de bar-tabakswinkel zijn dicht. En we moeten toch echt eten hebben, want er zijn alleen nog hartkeks. Ik houd de moed erin door een vrouw met boodschappentas. Dan zie ik een soort tuincentrum, maar ik zie zoveel auto’s en winkelwagentjes dat het een supermarché moet zijn. Gelukkig. Ik verdrink in het aanbod en doe een half uur over elke gang. Om zes uur loop ik weer door het centrum achter de koeien aan naar het sportcomplex. Leendert is ‘gepestileerd’ door mountainbikende jongens. De beheerder die tussen zes en zeven moet langs komen zien we niet, zodat de deur van de WC op slot blijft. Wij maken de fles wijn open en bereiden een maaltje met ravioli. Onderwijl komt de voetbaljeugd een potje spelen. Vervelend, want waar moet ik nu plassen. Ik loop een eindje verder en vindt een acceptabel plekje omzoemd door muggen. De jeugd vertrekt en wij gaan slapen. We liggen amper in de slaapzak wanneer de gemotoriseerde jeugd arriveert. Blijkbaar is dit dé ontmoetingsplek. Luidkeels pratend gaan ze een kwartier lang door en vertrekken dan plotsklaps. In de verte horen we gedreun van bassen, maar wij kunnen slapen.

Vrijdag 23 juni 2006, Vinzier - Oratoire (856 m) -

                                           Thonon-les-Bains (431 m) - Lausanne

Vinzier slaapt nog als wij de camping kosteloos verlaten. De route gaat grotendeels door muf ruikend bos en we worden de hele dag gigantisch gepest door muggen. En hitte. Het is benauwend warm. We moeten een paar keer langs de grote weg lopen. Wat een ellende. Op een grashelling voor het muurtje van het kerkhof van Reyvroz drinken we koffie en koelen af onder een boom. Nu kunnen we er weer even tegen aan. De route is geleidelijk en koeler en muggenvrij. Er zijn zelfs nieuwe soorten orchideeën, zoals de welriekende orchis, te spotten, maar geen Ophrys. Langzaam dalen we af naar Thonon-les-Bains. 


De lunchplek in de wei bij Arnoy stinkt naar gier en we worden veelvuldig bestookt door muggen. Ze prikken door Leenderts T-shirt op zijn rug. We vluchten naar het park van Thonon. Tevergeefs. Alleen gezeten op een bankje met uitzicht op de stad en Lac Léman en sabbelend op een zuurtje worden we met rust gelaten. We dalen af en verlaten het park. Einde van het groen, nog vier kilometer naar de haven. De laatste loodsjes worden zwaar. Plots staan we voor een route barré. Een diepe geul ligt als een open wond voor ons. Hij reikt zover we kunnen kijken. We krijgen geen alternatief aangeboden. We gaan rechtsaf en komen al snel op een drukke weg met nauwelijks een berm, die we drie kilometer lang volgen. Welkom in de bewoonde wereld. We worden bijna onwel van een auto die benzine lekt. Gelukkig vinden we de haven snel


en hebben we nog ruim één uur voor de boot naar Evian vertrekt. Leendert wil de oude stad bekijken, maar ik wil alleen zitten, schaduw en een ijsje! Bij een jeu de boulebaan, waar fanatiek gespeeld wordt door typische Fransen, is het aangenaam likken. Dan maken we met de boot een heerlijk (en goedkoop) tochtje via Evian naar Lausanne, Ouchy.


Omdat Joan en Jelmer rond halfacht thuis zullen zijn, gaan we lopend naar huis. Ruim 40 minuten. We installeren ons op de stoep, sturen een sms-je en 20 minuten later arriveren onze gastheer en vrouw. Nu kunnen we eindelijk douchen.

Zaterdag 24 juni 2006, Lausanne

Vandaag een dagje stad. Joanneke en Jelmer gaan naar het instituut om wat werk te verrichten. Wij zullen later een bezoekje brengen. We zullen erheen lopen via de boulevard langs het Meer van Genève. Gelukkig zijn er overal openbare wc’s, want de omgeving is niet geschikt voor wildplassen. Leendert wil de Romeinse restanten bekijken en gedwee bekijk ik de muurtjes en pilaren.



Een plattegrond geeft aan wat het voorstelt.

Het is al half twee als we bij het Instituut aankomen, later dan we dachten. We melden Joan dat we beneden bij het experimenteerveldje van Jelmer zitten. Na enige tijd komen zij en Jelmer en legt Jelmer uit wat hij aan het onderzoeken is.


We gaan ook naar zijn werkkamer.


Leendert maakt daar een filmpje van het aquarium.


Dan gaan we naar huis. Deze keer nemen we de metro naar het Centrum. Daar nemen we afscheid, omdat ik nog wat boodschappen wil doen. Ik koop pizza’s, die niet zo goed in de oven passen, maar rijkelijk belegd prima smaken.

Zondag 25 juni 2006, Lausanne

De laatste dag in Lausanne. De voorspellingen zijn niet best voor een wandeling. We besluiten niet de bergen in te gaan, maar in de buurt van Neuf Chateau een wandeling te maken. Helaas moet Jelmer werken, maar Joanneke is van de partij. We starten in Chaulmes,



waar de straten versierd zijn met kikkers. De kerk is open


en er zijn ook nog restanten van een stadsmuur.


De wandeling is vooral asfalt en hordes muggen. Ik ben nog nooit zo belaagd door het slechte steekvolk. De route langs het meer en het muffig bos is een zware beproeving. Toch weiger ik mijn pijpen aan te ritsen. Ik heb me weer eens onder druk laten zetten en heb drie gebakjes gekocht, die we hier aan de rand van een nieuwbouwwijk opeten. Na eerst met de brander een kopje koffie gezet te hebben.

Nu op zoek naar de middeleeuwse toren, verborgen in het bos, dan eindeloos door de graanakkers




over asfalt van dorpje naar dorpje. Het is broeierig, warm. Ook het laatste stuk mogen we nog door een stukje bos. Het lijkt dat we het droog houden, maar we zijn nog maar net op het station of het onweer barst los. Een betere timing had niet gekund. We schuilen onder het afdak tot de trein naar Lausanne komt. Morgen afscheid, we zullen vooral purpur missen.


Dan een dag treinen en dinsdag weer aan het werk, Leendert bezoekt zijn kleindochter Marin.