woensdag 27 oktober 2010

10-10-18-MFr+L GR­ 5 Metz -­ Echternach


maandag 18 oktober 2010   Woippy ­ Plesnois 9,5 km


Het familieweekend zit er voor ons op. Jasper zal ons met de auto van Dennis naar station Graide brengen, zodat we vandaar onze reis naar Metz kunnen maken. Ruim op tijd zijn we aanwezig en het is bitter koud. Op de vertrektijd verschijnt er echter geen trein en er is niemand te bekennen. Na enige tijd weet een voorbijganger te melden dat de Belgische spoorwegen staken. Paniek! Al onze familie staat op punt van vertrekken en vele auto' s zijn boordevol. Na enige sms­´jes komt na geruime tijd het verlossende telefoontje van Jelmer dat hij ons wel België uit wil helpen. Ondertussen hebben we beschutting gevonden in een benzinestation. Ter plekke stelt Jelmer voor naar het dichtstbijzijnde station in Frankrijk te rijden en dat is Sedan. Als we daar aankomen blijken ook de Franse spoorwegen (om geheel andere reden dan in België) te staken. Dat is feest! Als er geen staking was geweest was de eerstvolgende trein naar Metz pas om 17.30 vertrokken. Jelmer strijkt over zijn hart en besluit ons alsnog naar de omgeving van Metz te brengen. Het is wel pijnlijk dat Jelmers vader en moeder in Maastricht op hem zitten te wachten en het weerzien met vele uren wordt vertraagd. De weg is niet bepaald van het soort waar je flink kan opschieten. We lunchen nog voor het einddoel. Teake gedraagt zich voorbeeldig en uiteindelijk worden we in Woippy afgezet omdat dat dicht bij de
snelweg ligt en we vandaar onze route kunnen bereiken.



We nemen afscheid en begeven ons dan op weg. We nemen de autoweg om snel op te schieten. Op de kaart zien we voor het laatste stuk een leuk paadje, maar het blijkt niet meer te bestaan. In Lorry-lès-­Metz pakken we de route weer op. 1,5 km van officiële route rond het fort van Plappeville hebben we verdonkeremaand, maar we zijn blij nu hier te lopen. Zeer snel zitten we midden in de bossen en al is het grauw en grijs het vakantiegevoel begint te komen.



Vlak voor Saulny passeren we een oud kruisbeeld uit 1612.



Het volgende dorp is al Plesnois. Na een stevig klimmetje komen we uit op de straat waar onze chambre d'hôtes zich moet bevinden. Het is snel gevonden.
Bij mevr. Meyer hebben we een mooie kamer en badkamer. Beneden is een zit-­eetkamer tot onze beschikking. Daar liggen stapels tuintijdschriften. We eten uitstekend met z'n tweeën. Mevrouw Meyer werkt in Rombas en krijgt zo nu en dan steun van twee elders wonende zussen.

dinsdag 19 oktober 2010   Plesnois - ­ Rombas   21 km

Omdat we vandaag geen grote afstand hebben af te leggen zijn we niet vroeg aan het ontbijt. Mevrouw is al naar haar werk en een zus verzorgt het ontbijt. Daarna gaan we op weg naar Norroy­le­Veneur. Daar is de 15e eeuwse Sint ­Pieterskerk, gebouwd op de fundamenten van een 12e eeuwse romaanse kerk, waarvan de crypte nog bewaard gebleven is. Het is duidelijk weer een vestingkerkje.


Helaas blijft de kerk met volgens de beschrijving mooie 16e eeuwse glas-­in­-loodramen en 15e eeuws beeldhouwwerk voor ons gesloten. Naast de kerk is nog wel een schilderachtig straatje.



We zijn genoodzaakt onze regenuitrusting weer te pakken, want het ziet er niet naar uit dat de regen
spoedig zal ophouden. Het volgende dorpje is Fèves. In 1129 werd hier een abdij gesticht. Aan de voormalige abtswoning bevindt zich nog een fraaie erker.


Er is ook een zeer bezienswaardige O.­L.­Vrouwekerk uit 1523. Hier blijven de deuren eveneens gesloten en rest ons naar de deuren te kijken.


De vele spuwers zijn moeilijk te bekijken omdat de regen recht in de ogen slaat.
Na het passeren van de autosnelweg A4 en het plaatsje Ternel komen in uitgestrekte beuken bossen. We hebben hier wat beschutting tegen de wind, maar de regen komt met bakken uit de lucht.


Tijdens de lunch komt er steeds met windvlagen een partij water naar beneden en natuurlijk ook recht in mijn soepbeker, waardoor de inhoud over mijn jas komt. Weer een tijd later zijn we bij de Tour de Drince een 389 m hoge heuvel waarop een 25 m  hoge toren uit 1932 staat.


Ondanks de regen staat Lilian er op hem te beklimmen. Er is inderdaad na 121 treden uitzicht, zowel op de bossen


als op de stad Rombas, het einddoel voor vandaag.


Maar zover zijn we nog niet, het gaat weer verder door de beukenbossen. Uiteindelijk komen we via een groot park in Rombas. De omgeving van Rombas was al 15000 jaar voor de jaartelling bewoond en de plaats bestond al in de Romeinse tijd. Ondanks een rijk historisch verleden is weinig bezienswaardigs overgebleven. Wij zetten koers richting station, waar ons hotel ergens moet liggen.
Hoewel we al enigszins voorbereid waren op een niet geweldig verblijf, valt het toch nog tegen. In de vervuilde kamer met doorgezakt bed staat in een hoek een oude douchecabine. Voor de hele verdieping is elders één vervuild toilet waarvan de stortbak niet werkt. We schikken ons in dit lot en eten elders in de plaats. Het in slaap komen wordt bemoeilijkt door een televisie bij de buren die hard aanstaat.

woensdag 20 oktober 2010    Rombas - ­ Angevillers   30 km

We overleven de nacht en ontbijten naast de bar in aanwezigheid van de 78 jarige baas van het etablissement.
Hij geeft af op de stakers. Hij werkt nog steeds hard. Hij verhuurt de meeste kamers in zijn hotel aan werkloze jongeren, die de hele dag op bed blijven liggen. We zijn blij deze onheilsplek te verlaten. Via een pad langs de rivier de Orne komen we in Rosselange. Spoedig daarna gaan we weer de beukenbossen in.


In het volgende dorpje Neufchef komen langs een calvariekruis uit de 16e eeuw.


Na het passeren van de autosnelweg A 30 zien we na enige tijd het stadje Fontoy liggen.


In deze plaats die reeds in de Romeinse tijd bestond, lukt het ons een paar postzegels te bemachtigen maar een ansichtkaart is te veel gevraagd.
We lopen nu richting Algrance dat in een dal licht met vele oude mijnen. Een oude mijningang is omgetoverd tot Lourdesgrot.


Het weer is deze dag halen en brengen en nu er een korte felle opklaring komt strijken we neer op een bankje onder het kruisbeeld om voor het eerst sinds dagen weer eens lekker de zon te kunnen voelen.


Door de hellingbossen lopen we verder om dan van de route af te wijken om onze chambre d'hôtes te bereiken. Vlak voor Angevillers dreigt het nog even mis te gaan. Een D-­weg wordt omgebouwd tot autosnelweg en het is moeilijk de niet aflatende stroom auto's te passeren.
Onze twee gastheren zijn allebei werkend; we kunnen vanaf 17.30 bij ze terecht. Maar als het zo laat is moeten we toch nog even wachten tot Fabrice aan komt rijden. Hij en zijn vriend Pastell werken in Luxemburg. Ze wonen in een verbouwde boerderij met een enorme tuin achter een kasteelmuur. Als we aan het welkomstdrankje zitten, komt Pastell binnen met een paar enorme boodschappentassen. Pastell is een Amerikaanse neger uit Florida en Fabrice een Franse blanke uit de omgeving van Avignon, waar zijn moeder nog woont. Die moeder schildert niet onverdienstelijk en we moeten zelfs een doek boven hun bed bewonderen. Daarna wordt er toch serieus met het eten begonnen, waarbij Pastell het voortouw neemt. Het resultaat mag er wezen. De beide jongemannen lopen zich het vuur uit de sloffen om het ons naar de zin te maken en ze maken de conversatie voor ons makkelijk door Engels te spreken. Ook over ons nachtverblijf hebben we niets aan te merken.

donderdag 21 oktober 2010    Angevillers ­ - Dudelange 26,5 km

Als we 's morgens aan het ontbijt verschijnen, kunnen we nog net afscheid nemen van Pastell. Hij moet al weer naar zijn werk. Er wordt een hele stapel sinaasappels voor ons geperst en wat aan lekkere broodjes overblijft bij dit ontbijt, moeten we meenemen voor de lunch. Het kost moeite om van zo'n goed adres weer afscheid te nemen. Het lijkt een mooie dag te worden; dus moeten we er maar van genieten. In het dorp komen we via een onopvallend poortje in een huizenrij op een leuk paadje dat ons weer naar de route terugbrengt. Als we weer het bos uitkomen staan er prachtige kardinaalsmutsen langs het pad.


Het volgende plaatsje is Escherange, in de tweede wereldoorlog volledig in puin geschoten, maar later herbouwd. Het daaropvolgende dorp Molvange kwam er iets beter af, maar de voormalige watermolen mist nog steeds zijn rad.


Door bossen en zonnige bouwlanden gaan we richting Luxemburgse grens.


Tegen lunchtijd bereiken we de grenssteen.


Het is meteen oppassen geblazen. Rakelings langs het pad zijn diepe gaten; verzakkingen of ventilatiekanalen van de vroegere mijnbouw.
Luxemburg wil ons ook graag laten weten wat hun regels zijn; een bord vraagt om enige bestudering.


Ook zijn de Luxemburgers zo eigenwijs om geen GR-­markering op hun grondgebied toe te staan.
Je moet dus de markering van een plaatselijke route volgen: meestal een gele driehoek, rechthoek of bol.


Even later lopen we op een brede weg door het bos. Zodra we een paadje zien duiken erin om in de zon te lunchen.


We zijn hier in het natuurgebied Haard.In het voorjaar moeten hier ook vele orchideeën voorkomen. Er liggen ook een paar oude grote kalksteengroeven en oude mijnen in. We gaan nu door een sterk geaccidenteerd terrein met heuvels boven de 400 m. Op de laatste top, de  Gehaansbierg (417 m) bevindt zich de ruïne van een burcht uit 1410. Het terrein is echter afgesloten omdat de resten nu gerestaureerd worden.



Vlak ernaast staat een 16 m hoge uitkijktoren, maar ook deze is afgesloten.


Dan is er nog een eveneens gesloten kapel die reeds in de vroege middeleeuwen bestond. Wel kunnen we de kruisweg aflopen.


Beneden gekomen zijn we meteen in het stadse leven van Dudelange. Door bebouwing en druk verkeer lopen we om de plaats heen. We hebben een hotelkamer in het centrum besproken. Via een  mooi park lopen we richting centrum en na een flinke heuvel zijn we daar. Het is nog even zoeken naar de juiste locatie en dan zijn we in een sfeerloos zakenhotel dat bijna uitgestorven lijkt. Onze kamer grenst aan een grote parkeerplaats en is net groot genoeg om je voorzichtig te kunnen bewegen. Omdat we voor weinig geld hier een demi­-pension kunnen krijgen, besluiten we hier dan maar te eten. Luxemburg is bijna 2 maal zo duur als Noord-­Frankrijk! In de eetzaal zitten nog een paar personen.

vrijdag 22 oktober 2010   Dudelange - ­ Mondorf­-les-­Bains    26,5 km

Het voordeel van een zakenhotel is dat je in ieder geval vroeg kan ontbijten. Er zitten nu meer mensen in de eetzaal, voornamelijk eenlingen. Na het ontbijt moeten we Dudelange weer door om op de route te komen en daarna om een snelwegklaverblaad heen. Het is bitter koud en ondanks dat we alles aan hebben wat we bij ons hebben, lopen we ons niet warm. Over de bevroren velden zijn de condenspluimen van de koeltorens van de kerncentrale van Thionville van verre zichtbaar.


Ook aan de blaadjes van de bramen langs het pad is goed te zien dat het flink vriest.


We passeren de A 13 en komen het dorpje Hellange waar we in een bushokje koffie drinken. Er komt een Masserati met een dame op leeftijd aanrijden, die voor ons gaat keren. We worden ons zeer bewust van het verschil tussen deze zeer verzorgde dame in haar pronkmobiel en wij als verkilde sloebers in ons hokje. Aangekomen in het volgende boscomplex komen we een bijzonder hutje tegen om te rusten. Het is zo groen dat het bijna niet opvalt.


Een tijdje later stuiten we op een Romeinse viergodensteen van 200 na Chr. Oorspronkelijk was die de sokkel, waarop een zuil met een ander beeldhouwwerk stond.


Tussen de bramen treffen we zeer grote trechtervormige paddenstoelen aan.


Lilian vindt dat een gemaaide akker zulke mooie kleuren heeft, dat er een foto van genomen moet worden.


Bij het dorp Aspelt bereiken we het riviertje de Gander dat we tot onze eindbestemming voor vandaag blijven volgen. We steken de A13 weer over en passeren dan weer de Luxemburgse­-Franse grens. We mogen nog een uur in Frankrijk lopen. De koeltorens van de kerncentrale van Thionville zijn weer zichtbaar maar nu met ontdooide akkers.


We komen in Castel. Hier was heel vroeger een Kelitische nederzetting. In 65 voor Chr. werd hier een castellum gebouwd dat de weg van Metz naar Trier moest beschermen. In 1237 werd er een kapel gebouwd, die vanaf 1571 een belangrijke bedevaartsplaats werd.


Ruim 200 jaar woonden hier kluizenaars. In de gevel van de kapel zit een zwaar verweerd houten beeld.


Het is nu niet ver meer naar Mondorf. Dit één van de belangrijkste toeristische plaatsen van Luxemburg met gigantische luxueuze hotels en badinrichtingen annex medische voorzieningen. Omdat we nog tijd hebben doen nog een stukje van de route van morgen door het 40 ha grote kuurpark. Sommige bomen hebben al mooie herfstkleuren.


Ons hotel blijkt vrij luxe en kleinschalig te zijn.
Omdat we vrezen alleen te zitten als we hier gaan eten, zoeken we een restaurant elders dat prima bevalt.

zaterdag 23 oktober 2010    Mondorf­-les-Bains  - ­ Ehnen    30 km

We ontbijten in de eetzaal, waar de inrichting de sfeer van een eeuw geleden uitstraalt. 1 november gaat het hotel dicht voor een renovatie.
Toch vinden we achteraf dit het beste hotel dat we in Luxemburg hebben gehad.
Als we weer buiten staan blijkt het weer te vriezen en er hangt een dichte mist. Via een ander park verlaten we Mondorf. Buiten het dorp is alles weer berijpt.


Kale akkers liggen er troosteloos bij.


Het grote asfaltstampen is begonnen en dat zal tot ons volgende hotel zo blijven. We dalen af naar Wintrange en mogen dan steil omhoog via trappen naar het grote beeld van Sint­ Donatius, de beschermheilige van de wijnbouwers. Tot mijn grote verrassing komen we langs een topje van 278 m met de naam Ploem. Dat moet op de foto.


Dan dalen we af naar Wellenstein. Het kerkje heeft aardige gebrandschilderde ramen, waarbij de wijnstok natuurlijk ook een rol speelt.


In de hal staan enige eeuwenoude devotiekruizen en een houten Maria met kind.


De Moezel ligt op zo'n 140 m. Nu gaan we weer met vele treden omhoog naar 280 m.


Geen spectaculaire hoogteverschillen, maar als je dat vele malen per dag doet telt het lekker op. Overal tref je eeuwenoude devotiekruizen aan.


Één kruis is wel heel afwijkend het is vrijwel geheel van schelpen gemaakt.


Na een paar kilometer wijngaarden dalen we af naar het stadje Remich.


 Een 12e eeuwse weertoren van de middeleeuwse stadsmuur dient nu als kerktoren voor de parochiekerk. Het stadje heeft aardige straatjes.


We verlaten de plaats door de St. Nicolaaspoort


en lopen een tijdje over de Moezelpromenade. Daarna gaan we weer omhoog een mooi bos in en zoals gebruikelijk mogen we daarna omlaag naar Stadtbredimus. Hier is een oude brugpijler in de Moezel blootgelegd. De brug was nog ouder dan de Romeinse brug in Trier. Dan weer omhoog door de wijngaarden. Boven gekomen lopen we langs weilanden, waarbij het vee ons nieuwsgierig aanstaart.


Vanaf de Primerberg hebben we een mooi gezicht op de meanderende Moezel.


We dalen af naar het wijnbouwersplaatsje Greiveldange. Rest ons voor vandaag nog een stuk met wijngaarden tot ons hotel in schilderachtige Ehnen. Ons hotel aan de Moezel is zeer groot. Desondanks zijn wij de enige gasten (en dat in het weekend!) De afstand van de receptie tot aan onze kamer lijkt wel een dagmars. De kamer is waarschijnlijk in bijna honderd jaar niet veranderd. Omdat we weinig keus hebben eten we in het hotel. Als we in het restaurant plaats nemen wordt ons vriendelijk maar dringend verzocht in de serre aan de straatkant plaats te nemen. Wij moeten blijkbaar als lokkertje dienen voor andere potentiële eters. Dat blijkt uiteindelijk een vergeefse actie. De serveerster en de kok hebben de hele avond de tijd om ons tweeën culinair in de watten te leggen en dat doen ze niet onverdienstelijk. Tijdens het dessert komt de baas ook nog even langs en moeten we een uitgebreide monoloog aanhoren, waarbij hij vooral wil laten blijken dat hij een man van de wereld is. Hij deelt ook nog mee dat hij net besloten heeft de zaak per 1 november te sluiten. Normaal gebeurt dat na Nieuwjaar, maar de kosten van personeel en verwarming overtreffen de eventuele opbrengsten.

zondag 24 oktober 2010    Ehnen - ­ Mertert    27,5 km

Na het ontbijt lopen we nog even door het plaatsje met zijn eeuwenoude huizen.



Spoedig lopen we boven Wormeldange de plaats die het grootste oppervlak aan wijnstokken heeft in Luxemburg (360 ha) en die wel de hoofdstad van de Riesling wordt genoemd.


Even later belanden we in een bosje op de steile helling, een welkome afwisseling op de eindeloze wijngaarden.


Lang duurt het niet, we mogen steil naar beneden door de wijngaarden.


Vlak voor het dorpje Ahn kijken we tegen de kalkrotsen van de Pelmberg aan.


Als we boven het plaatsje zijn geklommen zien we nog een restant knotwilgen, waarvan de twijgen vroeger gebruikt werden om de wijnstok te binden.


Na de plaats Machtum zijn we weer op hoogte en hebben we een fraai gezocht op de plaats en de meander van de Moezel waar hij aanligt.


Even later vinden we een bankje in de zon, dat ons perfect lijkt voor de lunch.


Ook daar hebben we nog zicht op de meander van de Moezel.


We gaan weer verder op de rand van het plateau, waar aan de kant van de Moezel nog een leuk stukje bos staat. Korstmossen glinsteren in de zon


en de vele pluizen van de bosrank mogen er ook zijn.


Daarna komen we aan de bovenkant van de plaats Grevenmacher uit. Nu keren we ons volledig van de Moezel af. Na passage van de autosnelweg A1 lopen we weer door imposant beukenbos.


Als we het bos uitkomen staan we op het hoogste punt in de omgeving (291 m) Hier liep de Romeinse weg Metz ­- Trier en bevindt zich ook volgens overlevering het graf van een Gallische krijger. In 1825 werd de enorme steen door schatgravers in drieën gebroken. Nadien heeft men met enorme ijzeren banden de steen weer bij elkaar gehouden.


In het dorpje Manternach komen we in het dal van het riviertje de Syre.


Deze heeft zich na Manternach diep ingesneden.


Door het dal gaat de in 1855 aangelegde spoorlijn naar Pruisen en een autoweg. Toch is het voetpad door het ravijnbos schitterend.


Met enorme lussen dalen we af naar het plaatsje Mertert, waar ons hotel een beetje verstopt bij het station ligt. Ook hier weer een ouderwets ingerichte kamer. Het restaurant is groot en dit keer goed bezocht. We eten er met smaak. Voor het slapen gaan, maak ik nog een sudoku in bed.


maandag 25 oktober 2010    Mertert - ­Echternach    34 km

Die ochtend lopen we in de mist door het kasteelpark van Mertert naar de monding van de Syre in de Moezel. Langs de Moezel gaan we verder naar Wasserbillig. De aangemeerde schepen zijn nauwelijks zichtbaar.


In Wasserbillig doen we nog inkopen en vervolgen onze route langs de oever
van de Sûre. Dan gaat het flink omhoog en krijgen we zicht op de optrekkende nevels boven de Sûre.


Daarna volgt een ingewikkelde passage van de autosnelweg en komen we in een rustiger bosgebied. Op een tak zitten minuscule zwammetjes.


Na een flinke lus door het bos, kunnen we in de zon van de koffie genieten. We moeten wel genoegen nemen met enig gegrom van graafmachines die in een enorme kalksteengroeve bezig zijn.


Er volgt nu een aangename wandeling hoog boven de Sûre door een afwisselend landschap.


Ons geluk wordt echter wreed verstoord door borden met TREIBJAGD en GEFAHR.


Als we even verder een verzameling 4-­wheeldrivewagens zien staan lijkt het ons toch beter een omweg te maken. Dat wordt dus weer afdalen tot de Sûre en daarna weer omhoog om een eind verder weer op de route uit te komen.
Het laatste stuk gaat wel door een mooi bebost diep ingesneden dal.


Een tijdje later komen we in Girsterklaus. Hier staat een romaans kerkje uit de 13e eeuw.




Sinds 1328 een bekend Mariaheiligdom. De twaalf apostelen bevinden zich op het plafond.


Langs de buitenmuren staan verschillende heiligenbeelden opgesteld. Hier leer ik weer een nieuwe Syrische heilige kennen. Aan het eind van zijn leven werd hij in Italie doodgemarteld door zijn buik open te snijden en zijn darmen op een as te winden. Hij wordt meestal afgebeeld met mijter en bisschopsstaf en heeft hier in zijn linkerhand een as met er omheen gewikkelde darmen. De humanist Erasmus is naar hem vernoemd.


We gaan weer naar buiten waar de zon nog steeds schijnt. 


Het laatste stuk door hellingbos langs de Sûre, waarin ook flinke rotspartijen voorkomen. Helaas is het al vrij laat en de laatste zonnestralen schijnen over de rand van het plateau.


Het pad waar we nu op lopen is ook onderdeel van de Müllerthalweg, een route met veel rotsmassieven. Hij wordt aangegeven met een rode M.


Een eindje voor Echternach begint het al schemerig te worden. We lopen flink op en neer en door en langs steile rotsen.


Uiteindelijk dalen we af naar de oever van de Sûre en langs deze rivier lopen we in het donker Echternach binnen. Op internet hebben we de ligging van de jeugdherberg niet kunnen vinden. Wel vijf verschillende adressen, waaronder één aan een weg van meer dan 10 km lang en dan zonder huisnummer. We volgen maar de bordjes jeugdherberg van een fietsroute. Helaas maakt deze achteraf gezien een flinke omweg. Het laatste stuk lopen we door een eenzaam park en we zijn dan ook blij als we klokslag zeven binnen lopen. Enige schoolklassen zijn in de eetzaal bezig hun lege borden terug te brengen. Personeel zien we niet, maar na een tijdje komt de kok te voorschijn. Hij zal iemand van de receptie bellen. Wij vragen tot hoe laat we nog kunnen eten en dat is tot zeven uur. Gelukkig maken ze voor ons een uitzondering en kunnen we eerst met het keukenpersoneel nog eten. Die maaltijd is niet om over naar huis te schrijven, maar beter dan niets en het bier is van goede kwaliteit (Erdinger Weizen). We hebben een aardige kamer voor ons tweeën met badkamer en toilet. Als een blok vallen we in slaap.

dinsdag 26 oktober 2010   Echternach -­ Ede

Deze morgen wordt ons bij licht pas duidelijk waar we precies terecht zijn gekomen. We zitten aan de oostkant van een groot meer ten zuiden van Echternach. De jeugdherberg is geïntegreerd in een groot sportcomplex. Er is ook een grote klimhal met flinke overhangen. Vlakbij is ook nog de ruïne van een Romeinse villa. Maar voor ons zit het erop. We hebben de GR­5 voltooid. Rest ons nog de terugtocht. We gaan nu rechtstreeks naar het centrum van Echternach. We slaan nog een blik op het oude stadhuis


en lopen dan door naar het busstation. Voor 1,50 EURO kopen we een kaartje voor de bijna een uur durende busrit naar Luxemburg. Daarna wordt het even spannend.
We moeten verder met de trein die uit Bazel komt en naar Brussel gaat. Hij komt dus uit Frankrijk en de arbeidsonrust is nog niet voorbij. Na veel onzekerheid (op het station weten ze ook niets) komt de trein toch nog binnenrijden. Daarna duurt het nog een half uur voor hij verder rijdt. Om half zes zijn we eindelijk thuis en om zeven uur moet ik al weer bij de koorrepetitie zijn tot half elf. En de volgende morgen mag ik al weer om zeven uur bij Renske zijn. Het leven van deze pensionada is weer begonnen.