maandag 26 juni 2006

06-06-16-MFr GR 5, Lac du Léman, Col de Coux - Thonon-les-bains, Tour des Dents du Midi, St. Maurice - Col de Coux

Verslag Lilian

Vrijdag 16 juni 2006 Ede

Ideaal, zo’n tweede huis. Om op tijd in Arnhem te zijn, zonder extra treinkosten, zijn we gisteren vanuit Gouda naar ons aanstaande huis in Ede vertrokken. Alles is al ingepakt en we vertrekken naar Arnhem, waar even later Joanneke verschijnt, met een rugzak voor en een rugzak achter. Zij gaat mee naar Lausanne om te werken en bij Jelmer te zijn. Het treinstel is weer eens omgekeerd en we moeten de hele trein door om onze wagon te bereiken. De trein is ook nog eens propvol met WK-voetbalsupporters. De reis verloopt voorspoedig, met geklets en sudoku’s, en tegen vijf uur worden we door Jelmer opgewacht in het treinstation. Joanneke en hij nemen de bus; wij de benenwagen. Leuk om weer hier te zijn. We nemen de lange steile winkelstraat naar Rue de Jolimont. Allemaal zeer herkenbaar, omdat we een jaar geleden onze Jura-tocht hier verlengd hebben. Daar komt ook nog een blij weerzien met Purpur bij.

Zaterdag 17 juni 2006 Lausanne 

Jelmer is jarig. Dus een drukke dag. Boodschappen doen, taarten bakken en salades maken. De regie is in handen van Joanneke. Maar eerst een wandeling naar de mooie houten uitzichtstoren van Lausanne. Het is vlakbij Jelmer en al snel lopen we door het park. Tussendoor zoeken we tevergeefs naar vrouwenmantel voor de beestjes van Jelmer. De uitzichtstoren


heeft een prachtige brede wenteltrap. Joanneke vindt het eng, maar gaat toch naar boven.


De vergezichten zijn prachtig. Wanneer we naar beneden kijken zien we kleine mensjes rondlopen.


Weer beneden gaan we naar het centrum om een ontbrekende wandelkaart te kopen. We zitten vlakbij de Kathedraal, komen langs de burcht,


maar we moeten met de boodschappen naar huis en aan de slag. Jelmer bakt een heerlijke rabarbertaart. Hier doe ik een moord voor. Na zessen komt de visite binnendruppelen. Eerst voornamelijk de ‘buitenlandse’ collega’s en vrienden; later de Nederlanders. Gezellig. Met het kleine kamertje en het balkon erbij is er ruimte voor iedereen. Tegen elf uur trekken wij ons terug, want morgen gaan we alweer weg.

Zondag 18 juni 2006 Lausanne - St. Maurice (408 m) - Lac d’Antème (2032 m)

Het is 19oC als we zondagmorgen, kwart over zes door de straten van Lausanne lopen. Met knikkende knieën vanwege het gewicht van de spitskool en sinaasappels. De pinautomaat wil ons geen euro’s geven, omdat we een Zwitsers pasje moeten hebben.

We zijn een van de weinige passagiers in de trein naar Saint Maurice waar de aanlooproute naar de Tour des Dents Midi begint. Er is zon met onweer voorspeld, maar als we uitstappen, is het koud. Ik heb nog geen zin, want het wordt meteen een zware dag. Minstens acht uur en een kwartier. Een koel briesje pakt me.

Vanaf het station volgen we bordjes naar de Grottes de Fee. Niet zo’n goed idee, want de weg in de steile helling loopt dood op een restaurant met speeltuin. Weer omlaag via een zigzag. We zijn meteen bezig aan een zigzag klim van 400m naar 900m. En dan is het eind nog niet in zicht. De zon steekt zijn kop boven de berg uit en is ongenadig. Net in de schaduw houden we koffiepauze.


In Verosaz gaat het allemaal wat geleidelijker. Als de weg is toegevoegd aan een tuin maken we een asfalt omweg. Dan volgen we een saaie, brede bosweg tot we gewaarschuwd worden voor een gevaarlijk stuk route. Vooral bij onweer. Omdat ook het bordje in een andere richting wijst kiezen we voor het weiland. Afgelopen met de geleidelijke stijging. Nee, we gaan recht omhoog. Al struinend over een vaag, hobbelig paadje, zoekend naar de gele ruit vinden we onze weg. Een tijd lang komen we niemand tegen;


dan wordt het veel drukker. Waarschijnlijk omdat 1 kilometer verder hun auto bij het restaurant van Chindonne staat.

Het wolkendek is flink in beweging. In de verte zien we donkere wolken en rommelt het. Houden we het droog? Nee, de eerste druppels vallen. In de verte zien we de chalets van Chalin. Dat betekent 50 meter afdalen, maar wel zo veilig. We zitten in een openstaande schuur, als het onweer echt losbarst.


Half vier. Tijd voor een sinaasappeltje. Na een kwartier klaart het op en gaan we verder. In de schuur naast de onze zien we de bordjes liggen. Waarschijnlijk de winterstalling, want daarna komen we geen enkel bordje meer tegen.


We lopen om Signal de Soi heen en besluiten een graspad te nemen, hoewel er geen markering is, maar dit pad blijft op hoogte.

Dan krijgen we het eerste sneeuwveld over een beek. Het is een sneeuwbrug. Het is flink steil. Aan de overkant hangt een abseilkabel. Leendert geeft mij een stok en stapt zelf op de sneeuwbrug. De brug houdt het en hij komt een stuk hoger veilig aan de overkant. Ik profiteer van zijn voetstappen en glijd niet uit.



Nu verder. Ik zoek op de kaart naar alternatieve wegen, maar die zijn er niet of gaan linea recta naar het dal. En wij willen omhoog, naar Lac d’Antème op 2030m. Omdat we aan de noordkant van de berg lopen is de sneeuw nog niet overal weg, vooral omdat dit jaar nog laat sneeuw is gevallen. Het is altijd weer afwachten wat de condities zijn. Het tweede sneeuwveld is ijzig en ook weer steil. Leendert neemt wederom het voortouw en ook hier bereiken we veilig het pad aan de overkant. De kaart inschattend moeten we nog één sneeuwveld krijgen. En ja hoor, weer een tong sneeuw over het pad. We dalen af en kunnen via een beek vol stenen er omheen. Sneeuwvelden passeren kost vooral veel tijd en onzekerheid. Want zouden we nog in het zicht van de haven stranden vanwege een onneembare sneeuwbarrière? We moeten nog een paar diepe kloven over, maar die zijn aan de zuidkant. Dus ik heb hoop. We lopen over het smalle pad en zien de hut in de verte liggen.


Hij zou dicht moeten zijn, maar we zien iemand lopen. De laatste sneeuwvelden raken het pad, maar we kunnen er zo langs en blij komen we op de hut aan. Zeven uur. De deur is open. De huttenbaas begroet ons en we vragen of de hut open is en we er kunnen eten. Hij kijkt moeilijk. De hut is nog niet zomerklaar. We mogen kamperen en kunnen een rösti krijgen. Perfect toch? We krijgen een heerlijk wit biertje en chips. Terwijl de huttenbaas achter het fornuis verdwijnt, zitten wij aan de picknicktafel en maak ik wat aantekeningen in mijn dagboek om niets te vergeten. We koelen klink af, ritsen de pijpen aan en het fleece gaat aan. Maar eigenlijk moet de binnenmotor worden opgestookt. De rösti met droogworst en brood smaakt goed. De ietwat verlegen beheerder krijgt even later bezoek van een jogger/bergloper.

Ons tentje vindt de mooiste plek denkbaar. Op een vlak bultje bij het meer, met de gloeiend oranjebruingrijze rotsbanden als panorama. Kikken.




Wat een cadeautje op de eerste dag. We installeren ons naast de tent en genieten met een kopje koffie. De hut is onzichtbaar achter een rots.


Maandag 19 juni 2006,   Lac d’Antème - Barne (1492 m) - 

                 Col de Coux (1920 m) - Chaux Palin

Een briesje blaast de tent kurkdroog. Het ziet er bewolkt uit.



De zon kunnen we voorlopig vergeten; die zit achter ons mooie uitzicht, de berg met de mooie bruingrijze rotsbanden. We poetsen onze tanden bij het watervalletje en verlaten om half acht ons paradijsje. We dalen rustig af. Al snel gaan fleece uit en pijpen af.


Hé, een sneeuwhoen in zomerkledij. We doen wel 4 uur over de route tot de splitsing waar we de Tour des Dents Midi verlaten om via de GR de Pays Dent Blanches straks de GR5 op te pakken. Leendert fotografeert roze primulaatjes,


maar heeft ruzie met de macro. Na lang zoeken blijkt het toestel op ‘scène’ te staan. Alle mooie foto’s zijn vast mislukt. Gelukkig hebben we het nú ontdekt.

Vanmorgen hebben we nog maar één sneeuwveld, dat we gelukkig gepasseerd zijn als we een groep ‘stoere’ Amsterdammers tegenkomen. Ze lopen de Tour des Dents Midi, waarvan wij nu de helft gelopen hebben. Vanmorgen zijn ze vanaf de camping in Champéry vertrokken. Zij zullen zeker nog wat sneeuw passeren voor ze in Susanfe zijn. Is het wel verantwoord?

In Bonavau vinden wij de hond in de pot, want de Amsterdamse mannen hebben de huisgemaakte taart van Christine opgegeten. Dan maar een glaasje fris uit de waterkoeling. Na deze versnapering mogen we echt stijgen. De zon knippert af en toe, maar is grotendeels achter de wolken. Het blijft benauwd en warm, maar ik heb er minder last van dan gisteren. In tegenstelling tot Leendert. We steken een crête over en dalen af naar Barne. Daar komen we de bosloper annex jogger van gisteren tegen en nog wat wandelaars. Barne is namelijk bereikbaar met de auto. Net als gisteren is het rond lunchtijd het drukst. Daarna zien we niemand meer. Maar eerst ploffen we neer bij het restaurant van een Aziatische dame. Het lijkt wel een ontmoetingsplek voor slecht ter been zijnde bejaarden. Moeizaam strompelend vinden ze een plek aan een tafel, die ze ijlings verlaten als er een paar druppels vallen. Ook het hulpje van de Aziatische dame is de klos en moet alle ligstoelen inklappen en binnenzetten. Voor niets, want het druppelt al niet meer. Na een salade en een uur later stappen we op en volgen netjes de ingetekende route, maar het niet officiële pad loopt dood. We kloppen aan bij een boerderij en van de boer mogen we over het erf door het weiland het vage spoor naar de echte route lopen. We zijn nu weer flink op hoogte en zien de sneeuw alweer liggen. Omdat we weer aan de noordkant lopen volgt het ene sneeuwveld naar het andere.


Gelukkig zijn ze niet zo steil en met hulp van Leenderts stok lukt het prima. We zien overal vrouwenmantel (voor de rupsen van Jelmer) en waar de sneeuw net verdwenen is bloeien sleutelbloemen en krokussen. Weer lager staan de mannetjesorchissen, koekoeksbloemen, boterbloemen, veel viooltjes en véél gentianen te stralen. Ze hebben nog allemaal een frisse, intense kleur.

Vlak voor Col de Coux haken we af om de GR5 op te pakken. Een saaie weg naar het dal wacht ons. Wordt het overnachten in La Pierre of Chaux Palin? Grote bloemkoolwolken hangen achter ons. We stoppen bij La Pierre voor een glaasje fris, maar ze denken wat wij blijven slapen en bieden ons stukjes verse, zelfgemaakte kaas aan. Hij smaakt naar gerookte tofu. Leendert vindt het niet lekker. Hoewel vijf uur, willen wij (ik) nog een stukje verder en zo geschiedt. Ik mis de afslag en we maken een flinke omweg over de onverharde autoweg. Het loopt wel geleidelijker dan het leuke paadje. Stom stom. Het gebied is kaal en verpest door de wintersport en overal staan skiliften.

In de laatste zonnestralen bereiken we Chaux Palin. We zoeken een recht stukje droog gras voor de tent, maar Leendert is niet tevreden. Hij wil een goed bed. Haha. Gelukkig is de deur open van de gîte d’étape en heeft de boer een gigantische zolder met wel 40 slaapplaatsen. We kunnen met wat geschuif van matrassen een passend tweepersoonsbed samenstellen. Het is allemaal wat primitief, maar omdat wij de enige gasten zijn is het prima.

Half negen. Twee biertjes, salade en een bord spaghetti doen ons verlangen naar bed. De Zwitserse boer (anti Frans) heeft lekker gekookt. Hij is wel beledigd als ik vraag of hij witbier heeft en vraag naar de menukeuze. “Dit is geen hotel. Je zit hier in de bergen.” Zo bedoelde ik het natuurlijk niet, maar dat is moeilijk uit te leggen in het Frans. Terwijl de boer nog wat gasten ontvangt gaan we op kousenvoeten naar buiten om tanden te poetsen. Morgen niet vergeten Mieke te sms-en om te feliciteren met haar verjaardag. Ze leest het waarschijnlijk toch niet.

Dinsdag 20 juni 2006,   Chaux Palin - 

Col des Portes de l'Hiver (2099 m) -  Col des Mattes (1930 m) - 

                                                  Chapelle d’Abondance (1021 m)

Hier klopt niets aan. Er is geen bord of markering te bekennen. Een auto is op zoek naar Col de Coux en kan ons niet helpen. We voelen ons verloren in het skilandschap met geërodeerde wegen. Leendert tuurt naar de kaart, loopt terug naar de splitsing en ontleedt onze omissie. Nu we afdalen naar het meer zijn we weer gerustgesteld en als we de Franse grens passeren zijn er ook weer rood-witte markeringen. (Net als Luxemburg weigert Zwitserland roodwitte markeringen te plaatsen.) Maar eerst zien we nog een Murmeltier en een gems. Zomaar en ook fraaie bloemen


zoals de zwavelgele alpenanemoon



en geelsterren. 



Om de saaie Forststrasse op te leuken hebben ze informatieborden over vogels geplaatst. Ik vind dat we bij Bassaux een stukje taart verdient hebben, maar ze zijn niet open. Gedesillusioneerd nemen we een leuk pad naar beneden. Door de pas gesmolten sneeuw is het pad moerassig en modderig, maar altijd beter dan asfalt. Het is een onverwacht leuk stukje. Eigenlijk een afsnijder. De zon maakt het nog aangenamer en door de wind is het niet benauwd. Mijn maag knort vanwege de gemiste taart. Als we weer gaan stijgen over een brede weg word ik steeds dorstiger. Rond half één zien we een plek in de schaduw, maar die is bezet door een jonge meid. Een half uur later ploffen we neer in de schaduw van wat sparren, maar óp de weg. Hè, hè. Groepen GR wandelaars wensen ons smakelijk eten. Het gourmetbrood van de Coop uit Lausanne is na drie dagen nog heerlijk vers.

Na de lunch is de zon weg en is het afdalen door het reservaat Le Mont de Grange met, volgens het boekje, moeflons. Wij nemen genoegen met de flora, die hier nogal saai is. Dan sta ik plotseling voor een roodwit kruis. Alweer een afslag gemist. 20 meter terug stijgen we door het weiland. Eindelijk weer wandelen zoals het hoort. We tanken water uit een snel stromend watervalletje. De zon komt weer tevoorschijn en maakt ons dorstig. Het lijkt te gaan regenen, maar ons ijlings aangetrokken regenkleding kan op de col weer uit. We rusten uit met een snoepje.

Leendert probeert me bang te maken voor een mogelijk sneeuwveld, maar het is geen grap. Een gigantisch en steil sneeuwveld ligt aan onze voeten. (Daarom liep die grote groep om!) Leendert bekijkt alle mogelijkheden en we besluiten een oud spoor te volgen. Alle haren op ons hoofd hebben spijt dat we geen grödels hebben meegenomen. Gelukkig gaat het goed.


Daarna lopen we weer door een nat en moerassig stukje. Wel leuk. Eigenlijk een ideaal kampeerplekje, maar te vroeg. Bovendien wil Leendert een douche. Door een verlaten stil bos passeren we ‘mijn’ chalet (ook geen water), een paar mooie watervallen


en rest ons niets anders dan wereldstad Chapelle d’Abondance.

Diep ongelukkig en chagrijnig volg ik de witte streep aan de rand van een drukke verkeersweg, die naar het skioord leidt. Het is de poort naar de zon… Bij de supermarkt koop ik wat fruit, chocolade, yoghurtjes en kaas. We zoeken het dortoir, dat een pizzeria annex hotel voor motorclubs blijkt en belanden daarom in een groot groepsonderkomen. Het is (spot)goedkoop en de gastvrouw is allervriendelijkst, ze spreekt Duits en we mogen buiten bij de kelder koken. Beter kan niet. Dan ga ik wel eerst wijn of bier kopen. En lekker douchen. Met een lauw biertje en een uitgebreide maaltijd duiken we het bed in. De kamer kijkt uit op de straat en een café waar EK-voetbal wordt gekeken.

Woensdag 21 juni 2006,   Chapelle d’Abondance (1021 m) - 

Col des Portes d'Oche (1937 m) - Lac de la Case (1750 m)


We zijn al vroeg wakker door de voorbij razende vrachtwagens. Dit is het enige minpuntje bij dit heerlijke bed en het on-Franse ontbijt met heerlijke zelfgemaakte bananen-kiwi-jam, yoghurt, sap enz. We vragen onze gastvrouw hoe het kan dat ze zo goed Duits spreekt. Ze moest vroeger van haar ouders extra lessen Duits volgen. Dat betekende: extra les en extra huiswerk. Nu is ze er blij mee, maar toen vond ze het niet leuk. Nu wil ze Engels leren om de skigasten nog beter te ontvangen.

Tegenover de gîte kopen we brood, tomaten en appelflappen. De rustige asfaltweg loopt door een sparrenbos. We lopen warm voor de echte klim. Als we van de weg afgaan, volgen we een snel stromend riviertje met de vogelnestorchis, groene nachtorchis en vlierorchis.


Zodra we boven het bos uit zijn verandert de wereld in een bloemenzee. Op de achtergrond, omrand door heiige blauwe lucht staat de Cornet de Bise te pronken.


Dit is een reservaat en geen skigebied en daarom verbazen we ons over de kunstmeststrooier die we net passeerden.

Bij de alm willen we een koffiepauze nemen, maar we worden gek van de muggen. Voor het eerst in 51 jaar Alpen wordt Leendert gepest door muggen. Hoe kan dit? We vluchten hogerop. Hier zitten ze ook, maar we proberen ze te negeren. Ik mep ze tot bloedens. Tussendoor peuzelen we van de appelflap. Waarom zit er altijd zo weinig appel in?

Nu nog een stukje lopen en we zijn op de Pas de la Bosse,


waar we diep in het dal het kluitje roestige daken van de Chalets de Bise  zien.


Het is duidelijk dat de GR5 veel belopen wordt. Een stenig pad brengt ons naar de CAF hut en twee zoete citroen diabola’s. Die moeten ons op de Col de Bise helpen. De kom is breed en de helling is alleen maar gras met bruine geërodeerde sporen. We kunnen ons eigen tempo en weg bepalen. We splitsen ons en Leendert gaat uitgebreid de vlierorchis fotograferen. Die kende ik nog niet. Het waait flink en er lijkt onweer of regen op komst. We stellen de lunch uit tot na de col. Achter ons zien we de Pas de la Bosse.


Twee uur zijn we boven en kijken uit op een compleet nieuwe wereld. Eerst een sneeuwveld omzeilen en dan genieten. Of toch niet?


We ontmoeten een Nederlandse man en twee vrouwen die elke dag een stukje van de GR doen. Ze lopen drie tot vier uur, terwijl de vierde man voor het vervoer zorgt. (Niets voor ons.)

Donkergrijze wolken verzamelen zich achter ons. Laten we de volgende pas ook maar nemen, dan hebben we beter zicht op het weer. Plots staan we oog in oog met tientallen steenbokken. Met de sneeuw op de achtergrond komen ze het beste uit.


Rustig herkauwend, banjerend door de sneeuw en spelend met elkaar, storen ze zich niet aan ons of aan de twee Fransen die voor ons lopen. We zetten steeds een paar stappen en maken een foto, bang dat ze weglopen.


Jammer dat het net gaat regenen. Dat maakt het wat grauw. Steeds op en omkijkend lopen we door. Even verderop dondert het. Nog voor de pas is het weer droog. We maken nu een halve cirkel over een smal spoor van losse stenen door een kalkstenen wand.


De lucht breekt helemaal open en als het pad breder wordt kunnen we eindelijk lunchen. Denken we. Ik trek mijn schoenen uit en het water gaat al koken, maar Leendert krijgt het op zijn heupen. Snel drinken we al inpakkend de soep op. Snel de volgende pas (Col  des Portes d'Oche) over. Ik loop voorop en schrik me rot. Een slang! Hij kruipt snel onder een steen. Gelukkig. Ik waarschuw Leendert en samen lopen we naar de pas, waar we de Col de Bise achter ons zien liggen


en dalen af naar Lac de la Casa.


Het was loos alarm, maar dat weet je nooit van te voren. Bij de wegwijzerbordjes (inmiddels alweer kwart over vier) kunnen we echt lunchen met brie en tomaat. Mmm à la GR4.



Nu moeten we een plan maken voor de rest van de dag. Water is het probleem. Het meer dient als drinkplek door beesten en is onbruikbaar en in dit kalkgebied stroomt geen enkel beekje. We gaan op onderzoek uit. We kunnen sneeuw scheppen en bij het meer is een vlak stukje voor de tent. Aldus geschied. We zijn klaar voor een tweede nachtje kamperen bij een meer. En we krijgen zelfs gezelschap van de steenbokken. Dat is boffen.



We maken een rondje rond het meer, scheppen sneeuw en zetten de tent op tussen de zuring en witte boterbloemen.




We koken de sneeuw voor de befaamde couscous, die toch wel saai gaat worden. Half negen schijnt de zon zacht op de bergen met grote bloemkoolwolken. In het meer zwemt een slang die recht op ons af komt. En weer verdwijnt. Opgegeten door een vis? We worden belaagd door zwermen kleine mugjes, die gelukkig niet steken.

We maken even een wandeling naar het wegwijzerbordje. Het is 45 minuten naar de pas van de Dent d’Oche. Misschien lopen we morgen even op en neer, met of zonder rugzak. Het begint al weer te kriebelen. Als we omkijken, zien we ineens drie jonge honden richting onze tent lopen. Schrik. We lopen ze tegemoet. Het zijn twee jonge Fransen met blote bast (en één echte hond), die al fotograferend een avondwandeling naar het Chateau d’Oche maken. Ze hebben één leeg rugzakje bij zich. Hun timing is perfect. De berg is prachtig verlicht in het avondrood.

Gerustgesteld gaan wij naar de tent en worden verrast, het is immers al negen uur, door twee nieuwe kampeerders. Ze zetten hun tenten op en gaan meteen onder zeil. Ik ben nieuwsgierig, maar laat ze toch maar met rust.

Donderdag 22 juni 2006,    Lac de la Casa - 

Col de la Case d'Oche (1812 m) - Vinzier (536 m)

Benieuwd hoe het weer is, rits ik de tent open. Helaas, veel bewolking met enkele grijsblauwe gaten. Ik ga plassen en zie (weer) vijf steenbokken rustig grazen. Op welke camping vind je dat? Tijdens het ontbijt spettert het. We trekken onze regenkleding aan en de tent wordt voor het eerst deze vakantie nat ingepakt. We maken nog een praatje met onze medekampeerders. Het zijn Engelsen die gisteren in Genève geland zijn en in één dag van Thonon naar hier gelopen zijn. Zuivere looptijd: 10 uur inclusief 1700m stijgen. Zij waren om acht uur vertrokken en waren dus 13 uur onderweg geweest. Wij gaan het stuk in twee dagen lopen en dan afdalend.

Nu genieten wij van de wandeling over de kam, die op en af gaat. Wanneer de zon tevoorschijn komt trek ik regenbroek en jas uit. Op de kam een fraaie kalkflora, waaronder een mooie Campanula.


De zon is van korte duur, we lopen alleen nog maar in de wolken. Het dal is niet te zien. Toch kunnen we bij de Table d’orientation het Mont Blanc massief zien. Én de Dents de Midi. We maken plannen om in september de andere helft van het boekje te lopen. Dan zijn er zeer waarschijnlijk geen problemen met de sneeuw. Na een uur bij de table is mijn dagboek weer bijgewerkt en vervolgen we onze route over de Tête des Fieux naar Mont Baron, die we op mijn verzoek beklimmen voor het mooie uitzicht, haha, op het wolkendal. Toch maakt Leendert een foto van het kruis


en een lijsterbes.


Door het bos met skiliften kunnen we bij een verlaten boerderij Grand Chesnay water tappen. Sinds de Bise waren we geen watertje tegengekomen, omdat in dit kalkrijke gebied al het water in de bodem verdwijnt.

Tot Vinzier lopen we over boswegen tussen de bloeiende weilanden. Eindelijk zie ik een bloeiende gele gentiaan,


grote astrantia


en een rood bosvogeltje,


nadat Leendert me erop attendeert!  De Camping Municipal is verlaten en zoals het een gemeentecamping behoort, ligt het bij een sportcomplex. Er lopen af en toe mensen naar het gebouw, maar er is geen beheerder. We hebben in ieder geval het rijk alleen en uitzicht op bergen en elektriciteitskasten. Joanneke sms-t dat we morgen niet voor 8 uur thuis mogen komen, want dan zijn zij ook wandelen. Dat moet lukken.

Vinzier is een desillusie. Ik loop naar het centrum en schrik dat de boulangerie-epicerie opgeheven is. Het centrum ziet eruit als een kluitje verlaten boerenbedrijven. Ook het hotel-restaurant en de bar-tabakswinkel zijn dicht. En we moeten toch echt eten hebben, want er zijn alleen nog hartkeks. Ik houd de moed erin door een vrouw met boodschappentas. Dan zie ik een soort tuincentrum, maar ik zie zoveel auto’s en winkelwagentjes dat het een supermarché moet zijn. Gelukkig. Ik verdrink in het aanbod en doe een half uur over elke gang. Om zes uur loop ik weer door het centrum achter de koeien aan naar het sportcomplex. Leendert is ‘gepestileerd’ door mountainbikende jongens. De beheerder die tussen zes en zeven moet langs komen zien we niet, zodat de deur van de WC op slot blijft. Wij maken de fles wijn open en bereiden een maaltje met ravioli. Onderwijl komt de voetbaljeugd een potje spelen. Vervelend, want waar moet ik nu plassen. Ik loop een eindje verder en vindt een acceptabel plekje omzoemd door muggen. De jeugd vertrekt en wij gaan slapen. We liggen amper in de slaapzak wanneer de gemotoriseerde jeugd arriveert. Blijkbaar is dit dé ontmoetingsplek. Luidkeels pratend gaan ze een kwartier lang door en vertrekken dan plotsklaps. In de verte horen we gedreun van bassen, maar wij kunnen slapen.

Vrijdag 23 juni 2006, Vinzier - Oratoire (856 m) -

                                           Thonon-les-Bains (431 m) - Lausanne

Vinzier slaapt nog als wij de camping kosteloos verlaten. De route gaat grotendeels door muf ruikend bos en we worden de hele dag gigantisch gepest door muggen. En hitte. Het is benauwend warm. We moeten een paar keer langs de grote weg lopen. Wat een ellende. Op een grashelling voor het muurtje van het kerkhof van Reyvroz drinken we koffie en koelen af onder een boom. Nu kunnen we er weer even tegen aan. De route is geleidelijk en koeler en muggenvrij. Er zijn zelfs nieuwe soorten orchideeën, zoals de welriekende orchis, te spotten, maar geen Ophrys. Langzaam dalen we af naar Thonon-les-Bains. 


De lunchplek in de wei bij Arnoy stinkt naar gier en we worden veelvuldig bestookt door muggen. Ze prikken door Leenderts T-shirt op zijn rug. We vluchten naar het park van Thonon. Tevergeefs. Alleen gezeten op een bankje met uitzicht op de stad en Lac Léman en sabbelend op een zuurtje worden we met rust gelaten. We dalen af en verlaten het park. Einde van het groen, nog vier kilometer naar de haven. De laatste loodsjes worden zwaar. Plots staan we voor een route barré. Een diepe geul ligt als een open wond voor ons. Hij reikt zover we kunnen kijken. We krijgen geen alternatief aangeboden. We gaan rechtsaf en komen al snel op een drukke weg met nauwelijks een berm, die we drie kilometer lang volgen. Welkom in de bewoonde wereld. We worden bijna onwel van een auto die benzine lekt. Gelukkig vinden we de haven snel


en hebben we nog ruim één uur voor de boot naar Evian vertrekt. Leendert wil de oude stad bekijken, maar ik wil alleen zitten, schaduw en een ijsje! Bij een jeu de boulebaan, waar fanatiek gespeeld wordt door typische Fransen, is het aangenaam likken. Dan maken we met de boot een heerlijk (en goedkoop) tochtje via Evian naar Lausanne, Ouchy.


Omdat Joan en Jelmer rond halfacht thuis zullen zijn, gaan we lopend naar huis. Ruim 40 minuten. We installeren ons op de stoep, sturen een sms-je en 20 minuten later arriveren onze gastheer en vrouw. Nu kunnen we eindelijk douchen.

Zaterdag 24 juni 2006, Lausanne

Vandaag een dagje stad. Joanneke en Jelmer gaan naar het instituut om wat werk te verrichten. Wij zullen later een bezoekje brengen. We zullen erheen lopen via de boulevard langs het Meer van Genève. Gelukkig zijn er overal openbare wc’s, want de omgeving is niet geschikt voor wildplassen. Leendert wil de Romeinse restanten bekijken en gedwee bekijk ik de muurtjes en pilaren.



Een plattegrond geeft aan wat het voorstelt.

Het is al half twee als we bij het Instituut aankomen, later dan we dachten. We melden Joan dat we beneden bij het experimenteerveldje van Jelmer zitten. Na enige tijd komen zij en Jelmer en legt Jelmer uit wat hij aan het onderzoeken is.


We gaan ook naar zijn werkkamer.


Leendert maakt daar een filmpje van het aquarium.


Dan gaan we naar huis. Deze keer nemen we de metro naar het Centrum. Daar nemen we afscheid, omdat ik nog wat boodschappen wil doen. Ik koop pizza’s, die niet zo goed in de oven passen, maar rijkelijk belegd prima smaken.

Zondag 25 juni 2006, Lausanne

De laatste dag in Lausanne. De voorspellingen zijn niet best voor een wandeling. We besluiten niet de bergen in te gaan, maar in de buurt van Neuf Chateau een wandeling te maken. Helaas moet Jelmer werken, maar Joanneke is van de partij. We starten in Chaulmes,



waar de straten versierd zijn met kikkers. De kerk is open


en er zijn ook nog restanten van een stadsmuur.


De wandeling is vooral asfalt en hordes muggen. Ik ben nog nooit zo belaagd door het slechte steekvolk. De route langs het meer en het muffig bos is een zware beproeving. Toch weiger ik mijn pijpen aan te ritsen. Ik heb me weer eens onder druk laten zetten en heb drie gebakjes gekocht, die we hier aan de rand van een nieuwbouwwijk opeten. Na eerst met de brander een kopje koffie gezet te hebben.

Nu op zoek naar de middeleeuwse toren, verborgen in het bos, dan eindeloos door de graanakkers




over asfalt van dorpje naar dorpje. Het is broeierig, warm. Ook het laatste stuk mogen we nog door een stukje bos. Het lijkt dat we het droog houden, maar we zijn nog maar net op het station of het onweer barst los. Een betere timing had niet gekund. We schuilen onder het afdak tot de trein naar Lausanne komt. Morgen afscheid, we zullen vooral purpur missen.


Dan een dag treinen en dinsdag weer aan het werk, Leendert bezoekt zijn kleindochter Marin.