maandag 4 maart 2002

02-02-22-MIt Sneeuwschoenwandelen in de Dolomieten

Vrijdag 22 februari 2002, Utrecht (2 m)


Marlies staat ons op te wachten bij het trefpunt van station Utrecht. Vier grote rood-blauwe tassen met sneeuwschoenen worden verdeeld onder de inmiddels gearriveerde groep. Iedereen is keurig op tijd. Ik schud handjes met Marlies, Margreet, Gerrit, Betty, Maarten, Marcel, Heleen, Renson, Michel, Leen, … Peter en Kees. Omdat de vorige groep een tas vergeten is, wordt er per tas een vrijwilliger verantwoordelijk gemaakt. Ook ik kwijt me van deze taak.

We reizen met de Alpen Expres. Nog wel, want eind van het jaar wordt hij afgeschaft. Natuurlijk is de trein te laat, en duurt het even voor skiënd Nederland en vijftien sneeuwwandelaars hun couchette hebben gevonden en hun bagage hebben ingeladen. Wij zijn partij Smit, maar vraag me niet waarom. Ik maak nader kennis met reisleidster Marlies, kale Marcel en Belgische Peter. Wij delen de hut. Er is geen jus d'orange en ook geen moeilijk te openen zakje pinda’s. We krijgen slechts een flesje water van de hostess, zoals gewoonlijk een enthousiaste, bijverdienende studente.

Kort na elven passeren we station Venlo en al gauw kruipen we tussen het laken en onder de dunne deken. Ik heb een onrustige slaap door de hormonen en mormonen van de buren. Eén uur ’s nachts vang ik flarden op van de luidruchtige discussie met enkele beschonken medepassagiers. In Duitsland maken we wat lange stops en om acht uur ben ik definitief wakker.

Zaterdag 23 februari 2002, Oostenrijk (? m)


De tafel wordt geïnstalleerd en het ontbijt geserveerd. Ik eet drie minibolletjes met hagelslag en smeerkaas en drink lauwe thee. In Innsbruck stappen we over naar Fortezza en dan nog een keer naar Toblach. We hebben een krappe overstaptijd, maar alles verloopt goed. In Toblach wachten twee minibusjes ons op. We verlaten het grauwe, bruine dal en zijn vol verwachting van de Plätzwiese. Leendert heeft de afgelopen maanden het weerbericht van de Dolomieten gevolgd en pas enkele weken geleden is er dit jaar voor het eerst sneeuw gevallen. En gelukkig, weldra zien we steeds meer witte vlekken in het landschap en een later is het een en al wit; ook de weg. Het zijn geen metershoge lagen, maar voldoende voor ons. Halfdrie zijn we in de witte wereld van ‘Gasthaus Plätzwiese’. Of eigenlijk ‘Albergo Pratopiazza’. Het ziet er vriendelijk Tirools uit, hoewel we in Italië zitten. We worden gedirigeerd naar de kelder waar een grote slaapzaal met zijkamertjes is. Ik installeer me in het laatste donkere kamertje, samen met Leendert, Maarten en Betty.

We kleden ons om, lunchen in de zon en gaan lopen. Ik heb mijn nieuw gekochte legging onder mijn oude broek aan, mijn nieuw gekochte gletsjerbril, de nieuw gekregen muts van Ellen en ook nog mijn oude gamaschen aan. Heerlijk! We lopen eerst naar de zijkant van het hotel, naar het houten terras, waar we onze sneeuwschoenen afstellen en stokken uitzoeken. Elke schoen wordt op een eenvoudige manier op maat gemaakt. Marlies controleert nauwkeurig of hij niet te groot is. Marlies is stokkendokter en maakt mijn en vele andere stokken.

En dan begint het. Als koeien die na de winter worden los gelaten in de wei hupsen we naar beneden). Het valt mij niet tegen. Vermoeiend maar leuk. Michel grijpt zijn kans en wrijft broertje Renson in. We dalen af door het sparrenbos van ‘Val di Stolla’ en volgen de loop van een beek.

Waarschijnlijk lopen we óver de beek, want het is hier wat ijzig.



Margreet vindt dit níet leuk. Ze doet voorzichtig, maar belandt op haar kont, diep in de sneeuw. We lopen terug over de besneeuwde autoweg. We hebben nu een beugel onder onze hak, zodat we onze voeten horizontaal kunnen houden. Dit is veel minder vermoeiend. Voldaan komen we om kwart over zes aan in het hotel. In een kwartier kleden we ons om en zitten we achter een halve liter Weissenbier. We zitten in een aparte kamer, zodat de Italianen geen last van ons hebben. (Of was het andersom?) De bediening is zeer strikt qua tijd en brengt direct het voorgerecht; een pasta in tomatensaus. De vegetariërs krijgen daarna Kaiserschmarren. Lekker, maar o zo zoet en ik wilde wat hartigs. Vervolgens krijgen we ook nog apfelstrudel.

Na het eten geeft Marlies instructie over de sonde en de pieper, te gebruiken als je bent bedolven onder een lawine. Morgen zullen we buiten oefenen. De sfeer is ontspannen. We doen een rondje ‘berg- en sneeuwwandelervaring’. Marlies vertelt kort over de route van de komende week. Maandag wordt een zware dag. Dat wordt dan de koninginnerit.

Nog even een geheimpje: Marlies was een ‘date’ van Peter, maar het is niets geworden.

Zondag 24 februari, Plätzwiese (1991 m)


Omdat we in Italië zitten is Toblach omgedoopt tot Dobbiaco. Gisteren had ik even genoeg van Italië. Toen werd ik uit mijn slaap gehouden door een groep kakelende Italianen. Maar gelukkig val ik toch in slaap en slaap tot halfacht als een os. Tijdens het ontbijt eten we heerlijk kümmelbrood met jam en chocopasta. Helaas voor Leendert; hij heeft een hekel aan kümmel. Ik drink veel thee en koffie; nu is het gratis. De thermoskannen zijn klaar gezet om mee te nemen.

Buiten is het – 8o C. We zijn weer dik ingepakt, maar de zon laat zich al gauw zien. De lawinepiepers worden afgesteld, maar het is nog puzzelen hoe ze moeten werken. Het apparaat zendt signalen uit, die opgevangen worden door een zelfde apparaat dat op ‘ontvangen’ staat. Maar welke stand is dat? We horen veel gepiep. We moeten allemaal het apparaat op zenden zetten en dan lopen we één voor één langs Marlies, die op ontvangen staat. En zo kunnen we na deze controle eindelijk op weg. En ook al wordt er tien keer gezegd dat we níet op de langlaufloipe mogen stappen; in een onbewaakt moment gebeurt het toch.

We lopen de witte wereld in. Michel spoort; een lint van 14 mensen volgt.



We passeren een verlaten hutje dat in de vroege zon staat. Maar dan zien we een donkere, dreigende lucht in het Noorden. Marlies besluit niet over de kam te gaan, maar onderlangs naar de Dürrensteinhütte te lopen. Vlak voor de hut staat nog de imposante grenspost op de vroegere Oostenrijks-Italiaanse grens.



Het is halfelf en we zijn te vroeg. De beheerster wil alleen thee en glühmix schenken. Geen koffie; geen gebak. De bediening zit vast in het dal. En wij hier. Het trekt helemaal dicht. We eten nog een droog Kaiserbrötchen en vertrekken voor de Strudelkopf met het Heimkehrkreuz op 2307 m. Die bereiken we snel. Het is zo’n top waar ik niet van hou, omdat er een enorm groot kruis op staat.



Vanaf hier hebben we een prachtig zicht op de ‘Drei Zinnen’. Het betekent letterlijk de drie kantelen. Drie markante rotsen steken af in de mistige lucht.




We gaan weer snel naar beneden, want de zon laat zich slechts spaarzaam zien en het waait. In een stenen huisje, waarvan alleen de muren overeind staan, eten we het tweede droge broodje en de ‘Tourentee’.

Ook het tweede plan om over de kam terug te gaan, valt in duigen. Het is te mistig. Twee uur zijn we op de Plätzwiese. Tijd om nu écht met de lawinepieper te oefenen. Marlies heeft een zender verstopt en wij gaan zoeken. Het heeft nogal wat voeten in aarde tot alle zenders op ‘ontvangen’ zijn ingesteld. De zender die onder de lawine bedolven is, zou al lang overleden zijn. 14 mensen lopen naast elkaar de helling op en proberen zwaaiend van links naar rechts met het apparaat op maximale sterkte het signaal op te vangen. Ik hoor niets, maar Renson en Kees zitten in de buurt. Zodra er ontvangst is, zet je de ontvangst lager om nauwkeuriger de plaats te bepalen. Even later is de zender gevonden onder een sparrenboom. We oefenen nog een keer. Nu ligt de zender bij het kapelletje. Leen staat er zelfs bovenop, zonder de plaats te detecteren.

Het is koud en we gaan naar binnen. Marlies gaat om vier uur nog een verkenningstocht maken. Net had ik nog zin, maar nu blijf ik toch maar lekker binnen. Uitrusten voor de koninginnetocht van morgen. Dan lopen we toch hetzelfde stuk. Leendert en ik doen een scrabbletje. De broertjes zitten achter een groot bord Kaiserschmarren. Her en der lezen mensen een boek. Het is erg rustig in de tent.

Tegen zessen komt het groepje van Marlies (Marcel, Leen, Betty en Maarten) terug. De route van morgen ziet er goed uit, zeggen ze. Ook het cruciale punt moet te doen zijn. Stipt om halfzeven eten we spätzle met spinazie, kaaskroketten, gebakken aardappelen, kool-kümmelsalade en een ijsje na. Aangezien ik geen boek bij me heb, doen we nog een scrabbletje. Deze keer win ik. Om tien uur is het ‘hüttenruhe’ en dus gaan we om kwart voor tien naar ons hol. De Italianen zijn verdwenen. Opeens mis ik mijn gletscherbril. Op tafel in de gang laten liggen. Ik haast me naar boven en gelukkig heeft de bediening hem gevonden.

Maandag 25 februari, Plätzwiese


Een ongekend rustige nacht. De momenten dat ik wakker ben, hoor ik níets. Geen gesnurk, geen gedraai, geen geplas. En dat is toch vreemd in een ruimte met 14 mensen. Rond zessen draai ik veel. Ik ben schijnbaar uitgeslapen. Het wordt al licht. Ik klim van mijn stapelbed en kruip héél even bij Leendert in bed.

Twee rugzakken worden ingepakt. De grote voor het bagagevervoer en de kleine voor mezelf. Buiten is het –9o C, maar geen wind. Het ziet er goed uit. 



Nu ik buiten sta, besluit ik mijn jas niet aan te trekken. Neus en wangen krijgen factor 30; mijn ogen een spiegel. Wat een weertje: zon en geen wind. Perfect voor een topdag. We dalen af en lopen langs steile wanden van de Knollkopf en de Gaislköpfe.



Waar je ook kijkt het is schitterend. We passeren het lastige, verijsde afstapje, die gisteren door Marlies is geïnspecteerd. Het is lastig op onze brede sneeuwschoenen, maar het lukt.

We komen in het brede Knappenfussta 






om even later te eindigen bij een weg, de vroegere grens tussen Italië en Oostenrijk/Hongarije (1530 m). We trekken de sneeuwschoenen uit en steken de weg over naar het café Cimabanche. We installeren ons buiten zo dat we allemaal in de zon kunnen zitten. Maarten pakt een stoel en speelt de toiletjuffrouw. We steken af tegen een groepje van acht bonte Italianen. De vier heren zijn allemaal gekleed in hetzelfde kleurige langlauftenue: strakke blauwe broek en paarsroze shirt. De vier dames zijn duidelijk niet op de sportieve toer. Zij dragen een lange bontjas, hebben fel gekleurde lippen en zien er uit als de jetset van Cortina d’ Ampezzo.

We gaan weer. Bijna vergat ik mijn stokken, maar ik werd net op tijd gewaarschuwd. De sneeuwschoenen blijven uit en we lopen één km over het fiets/lauglaufpad naast een drukke autoweg. We steken de weg over en beginnen met sneeuwschoenen aan een lange klim van 450 m door het beboste ‘Val de Gotres’ met uitzicht op de Drei Zinnen 



naar Croda de R’ Ancona waar we heerlijk in de zon lunchen.






In de verte zien we het dal, bezaaid met groene sparren, en steile roodbruine rotsen. Daar moeten we straks omhoog.



Alles loopt voorspoedig, in tegenstelling tot vorig jaar, toen een deel van de groep een verkeerde afslag nam. Wij hebben geluk dat het mooi weer is. We vliegen 450 m omlaag naar Rifugio Ra Stua en stijgen weer over de met sneeuw bedekte weg door het ‘Val Salata’ naar de Ücia de Sennes. Het voordeel van sneeuw is dat het niet erg is om over asfaltwegen te lopen, want dat voel en zie je toch niet. Ik loop rustig, maar vind het best vermoeiend. We lopen in de schaduw van de berg, maar het is nog steeds lekker. Geen jas, geen handschoenen. Ik loop al de hele dag in mijn fleece, lange onderbroek en trekkingbroek. Dat is voldoende.

Drie uur stoppen we voor de laatste keer.



We hebben alweer anderhalf uur gelopen sinds de lunch en moeten nog 2½ km lopen en 250 m stijgen. Ik geniet van een stuk chocolade en de steile roodbruine rotsen van ‘Crepe de Socroda’. 


Er resten ons nog drie haarspeldbochten. De meesten zijn al weg, als het laatste groepje ook aanstalten maakt en schuifelend verder gaat. Nu wordt het echt kouder. Ik doe mijn jas en handschoenen aan. Hoog, op 2200 m belanden we in de witte wereld.






We lijken afgesloten van de buitenwereld. Overal witte toppen. Uit de kunst! Hier droom ik altijd van. Hier doe ik het voor.

De koninginnetocht is volbracht. Sneller dan ik dacht zijn we om kwart over vier in de hut. De sneeuwschoenen en skistokken verdwijnen in het hok; de natte schoenen worden over de buizen van een verwarmingsrek gehangen. Een goed systeem. Al gauw vormt zich een plasje water op de vloer. Het is een gezellige knusse hut. Met twee skiërs zijn wij de enige gasten. Marlies en Heleen pakken op het terras het laatste straaltje zon. Maarten loopt nog een rondje. Nu is het mooiste licht en zie je misschien dieren. Hij is één van de kenners in onze groep. En wij, wij nippen aan het bier; genietend van de opkomende bijna volle maan achter de ‘Col de ra Sciores’. Ik kijk om de vijf minuten naar buiten. Het is werkelijk uniek om hier te zijn.

Er is geloot buiten ons medeweten om en Leendert en ik hebben de tweepersoonskamer gewonnen. Het kamertje zit er leuk uit, maar de bedden zijn klein en gescheiden en de matrassen blijken abominabel. Ik neem een warme douche, schrijf wat en om zeven uur eten we pizza, sla, omelet met echte paddestoelensaus en apfelstrudel.

Na het eten treedt er een zich al eerder aftekenende tweespalt op: de drinkers en niet-drinkers. De broertjes, Leen en Marcel bestellen vele grappa’s en ook de Neefjes zijn niet vies van alcohol.

Dinsdag 26 februari, Ücia de Sennes (2126 m)


Het weer ziet er veelbelovend uit. De zon schijnt, er zijn wat wolkjes en er is geen wind. Het is negen uur en de thermometer wijst 19o C aan. Dat beeld is vertekenend, omdat de zon pal op de meter staat. Ik ga vandaag weer licht gekleed: lange onderbroek, trekkingbroek, thermohemd en dunne rode fleecetrui. Voor de zekerheid neem ik de rest, dikke fleecetrui en broek, mee.

We beginnen met een stijging over een brede besneeuwde weg. Niet zo leuk, want hij is geruimd door een sneeuwschuiver. Gelukkig fluit Marlies ons terug. We moeten zelf een spoor maken. Zo gezegd, zo gedaan door een van de jonge honden. Renson, Marcel en Michel nemen regelmatig het voortouw. We zijn nu op de Sennes hoogvlakte dat eruit ziet als een uitvergroot buckelveld. (Net gezien op de Olympische Spelen.) Op en neer. Op en neer.




Marlies houdt de richting in de gaten en zo belanden we via de Dolomietenhöheweg



bij ‘Rifugio Biella’ of Seekofelhütte (2327 m). 



De refugio is dicht, maar in de zon geniet ik van een kopje thee (met suiker!) en een stuk chocolade van Marlies. Betty heeft een kruiwagen gevonden en zetelt nu als een koningin. Leendert maakt nog een foto van de ‘gebedsvlaggen’ bij het raam van de hut.


Achter de hut loopt de route naar de pas. De route is te stenig en we maken een spoor onderlangs.



We lopen om de Ofenmauer heen. Het is een prachtige grote grijs geribbelde kogelronde rots. We lopen zigzaggend over steile hellingen, zoekend naar de beste weg. We richten ons op herkenbare bomen. 



Marlies heeft de wegwijzer gezien, maar nu we boven op de kam zijn, zien we hem niet. Waarschijnlijk was het een houten paal. We lopen bij voorkeur niet midden door een dal, want daar is het lawinegevaar het grootst of aan de noordzijde van een steile wand, want daar is de kans op een lawine het grootst. Hoewel er dit jaar nog niet zo veel sneeuw gevallen is, blijft het gevaar aanwezig. We horen regelmatig de sneeuw ploffen. Er zit dan een luchtbel onder de sneeuw die in elkaar zakt. De voorste, vandaag Marlies of Marcel, zakt regelmatig diep weg in de sneeuw. Marcel loopt zonder stokken en kiepert haar voren. Margreet is onzeker, dus ik loop liever vóór haar. We ploegen voort en boven op een bult lunchen we. Dat kan, want er is geen wind. Verspreid in groepjes van één of twee, geniet iedereen op zijn eigen manier. We zitten nooit te lang, want anders koelen we teveel af.


We staan voor een steile afdaling. Marlies moet adviseren en via een zigzag dalen we af. Ik heb veel vertrouwen in haar. Ze is vakkundig en kent het gebied. Vorig jaar heeft ze dezelfde route ook al voor de SNP gelopen. En dan zien we twee gemzen in de verte. We turen een tijdje en hopen hen niet op te jagen, want ze hebben het al moeilijk genoeg om aan voedsel te komen en elke meter voor niets gerend is verspilde energie.

Ik geniet met volle teugen van de witte ongerepte, maagdelijke wereld.



Ik maak een schitterde foto met tegenlicht. Behalve de kleine sporen van het wild, laten alleen ons groepje een diep spoor achter. Nog kilometers verder zie je de zigzag waar wij afgedaald zijn. Mogen wij hier zijn?

Via een omweg, bereiken we een houten hutje met banken bij het Lago Grand de Fosses. Het meer is onzichtbaar onder de sneeuw. Marlies deelt drop uit. Het is bewolkt en de jas gaat aan/uit. Zodra ik even loop is het alweer te warm. Nog vier km naar de Ücia de Sennes. Iemand heeft voor ons gespoord. Het licht wordt steeds mooier.



De grappa-groep snelt vooruit. Maar wij hebben nog geen zin in bier en douche. Dus rekken we de tijd. Ik loop samen met Marlies en Heleen. Leendert is uit zicht. Marlies heeft een dipje en we ploffen naast haar neer voor chocolade en een slokje water. Het wordt koud en we lopen verder. Betty en Maarten sluiten zich bij ons aan, maar lopen weldra weer achter en uit het zicht. Halfvijf zijn we bij de hut.



Leendert ligt in bed en vertelt dat hij helemaal verkleumd was, omdat hij op mij gewacht had. Maar ik kwam niet.

Het bed is opgemaakt en de kleren opgevouwen. Wat lief, maar ik schaam me dat ik het vanmorgen niet netjes heb achtergelaten. Ik wil douchen en mijn haar wassen, maar heb geen shampoo. Gelukkig heeft Betty een restje, die Leendert en ik gebruiken. Vervolgens stort Leendert zich op een sinaasappel uit ons Groente-fruitpakket. Leendert stapt in bed en ik kruip tegen hem aan. (Toch het voordeel van een tweepersoonskamer.) Vanmorgen vertelde Leendert dat we nog 5 euro per dag te besteden hebben, exclusief de 40 euro voor de pot. Maar Leendert inspecteert zijn portefeuille en blijkt nog 100 euro te hebben. (En ik maar de hele dag bedenken hoe we dit oplossen.)

Beneden bestel ik een Erdinger á 3,60 euro. Aan tafel wordt druk gekletst. Ik zit tegenover Leendert en we kijken elkaar aan. Wíj doen niet mee. We eten ons vol met een pasta vooraf, courgette met puree en ijs na.

Woensdag 27 februari, Ücia de Sennes


Vannacht was het dus volle maan en dat hebben we geweten. Een groep Italianen komt elke keer vanuit het dal naar de Ücia de Sennes om de volle maan te vieren. Net voor we naar bed gingen, kwamen ze binnen. Midden in de nacht word ik wakker van gezang en gebonk. Ik val weer in een onrustige slaap tot ik om halfdrie wakker word. Ze staan nu buiten en blijven eindeloos lallen tot Renson ze in onvervalst Nederlands toeschreeuwt dat wij willen slapen. “Sorry”, zeggen ze.

s Morgens krijgen we vanwege de overlast de ‘Tourentee’ gratis mee. Bij het vertrek is de temperatuur inmiddels van –4o naar +4o C gestegen. Het is een wat saaie dag. De zon laat zich weinig zien en we gaan weer naar de bewoonde wereld. We lopen over de gescooterde weg en nemen een leuke afsteker door het dennenbos. 



Gelukkig weet Marlies een leuk lusje door het ‘Fodara Vedla.





Betty, Heleen en Margreet gaan niet mee, maar de rest maakt een flinke lus met nog een stijging van 100’m. Het is zwaar sporen voor de eersten en de lawinepiep moet weer om. Ónder de trui, anders kun je hem kwijt raken. Na anderhalf uur zijn we weer bij het beginpunt 

en dalen ook wij af 



naar de Osteria de Pederü (1548 m).

De hut, met de drie wachtende dames, is al van verre te zien. Helaas is hij helemaal omringd door auto’s. De haarspeldweg naar beneden is saai en de ijswaterval kan mij niet boeien.

Alleen de rotsenwanden in de verte zijn mooi en doen me aan Gorge du Tarn denken. Ostaria Pederü is niks. Ik neem niet eens koffie.

We kunnen in ons eigen tempo door ‘Valun de Fanes’ lopen, want we hoeven alleen maar de weg te volgen. Over de weg komen skiërs, sleetjes, scooters naar beneden en ook de Fanes Express. Dat is een sneeuwruimer met passagiers. Ik slenter met Leendert achteraan en neem nog een stuk echt wandelpad. Meestal volgen we de weg, soms een afstekertje. Het weer is benauwend. De sneeuw plakkerig. Bij een kruisbeeld met bankje zitten Maarten en Betty. De groep is net vertrokken. Wij gaan ook zitten en eten een (sinaas)appel. Het is nog een klein eind naar de hut. We komen veel wandelende mensen tegen, die naar onze sneeuwschoenen kijken, maar ik ben er maar wat blij mee. Rond halfvier zijn we in ons ‘Ucia de Fanes. Dit zeer luxe onderkomen mag geen hut heten. We hebben twee slaapkamers tot onze beschikking. In het hele ruim opgezette hotel is veel hout, overal hangen foto’s en staan stillevens. De badkamer doet Romeins aan met mooi tegelwerk. Beneden in de eetzaal hangen aan het plafond nog originele sneeuwschoenen, ski’s en skistokken. De schoenen zijn gemaakt van bamboe en leer.

Sinds vanavond zijn er twee populaire spelletjes: Jenga en Scrabble. Met Jenga bouw je een toren, die je steeds hoger maakt door stenen uit de toren te halen en bovenop te leggen. Elke laag bestaat uit drie langwerpige blokjes. Boven de dertig is een goede score. Het gejuich is niet van de lucht. Leendert wint telkens met Scrabble, maar de gebiedende wijs wekt veel hoon. Vooral tekstschrijver Renson is het hier niet mee eens. We gaan pas tegen elven slapen.

Donderdag 28 februari Ücia de Fanes (2060 m)


Het weer blijft wisselvallig, dus werken we vandaag ons programma af. Dat is een fikse stijging naar Monte Castello, op 2760 m. Ik ben nog het hotel binnengegaan om mijn dikke fleecetrui te halen, want Marlies zegt dat het daarboven koud is. Maar nu, met fleece én jas is het al gauw te warm.

Zoals elke morgen worden eerst de pieps gecontroleerd. Achter het hotel is een splitsing; er zijn twee alternatieven: het oude-lullenpad en het jonge-hondenpaadje. Ik ga voor de jonge-honden. De oude lu.., eh mannen lopen verkeerd en belanden zo ook op het jonge-hondenpaadje. Ik kijk af en toe om naar de draak, waarover Marlies gisteren vertelde. Met wat fantasie kan ik hem herkennen. Al van verre is ons doel zichtbaar; een ‘klein’ rotsblok omringd door de toren van Babylon en andere natuurlijke bouwwerken. Ik ben gefascineerd door de bruidstaart, een prachtige schuin lopende ronde toren. Kijk maar op de foto.


De wind jaagt en de wolken vliegen door de lucht. Het uitzicht verandert van minuut tot minuut. Zagen we onze route net nog helder voor ogen; nu hangt een dik pak wolken voor onze rots. Tot de Ücia de Gran Fanes 




gaat het allemaal prima en nemen we een pauze. De broertjes Van Tilborg starten een sneeuwbalgevecht en ook Marlies en Betty komen in de weer.

Nog anderhalf uur. Zolang we stijgen is het uit te houden qua temperatuur.



Na drie kwartier stoppen we om even een vers broodje kaas te eten.



Weldra zal het echt koud worden en is het niet aangenaam om te pauzeren. Ik trek mijn jas aan en zet mijn muts op. Ik kan lekker traag stijgen.




We komen op een rug, die alleen bezaaid is met stenen. Om onnodige beschadigingen te voorkomen, gaan de sneeuwschoenen uit. Even later zijn er twee routes: één over de stenen en één over de sneeuw. Ik ga voor de sneeuw. Als laatste start ik de beklimming. Ik loop achter Heleen. Voor me zie ik overal poppetjes lopen.Wat moet ik nog ver! 




Na een 1¾ uur kom ik als laatste aan bij Monte Castello (2760 m). Het is machtig. 



Aan de andere kant van de rots kijk je in een diepe afgrond.



De rotsen hebben een mooie bruine kleur. In de rots is een grot uitgehouwen



en er is een Bivaco della Pace, een houten keet tegen de wand geplakt.



Je kunt er zelfs slapen. In het hutje is het kouder dan buiten. De rest zit hier al een tijdje, dus ik moet snel eten en mijn thee drinken. Maar ik heb geen zin in haast. Als mijn voeten steeds kouder worden, wordt het ook voor mij tijd om te gaan, maar niet voordat ik een paar mooie stempels op de kaart gezet heb.

Ik ben weer de laatste. Leendert is weer weg en ik loop Marlies achterna. Die kiest een andere route, maar die is wel erg steil. Gerrit maakt een spectaculaire koprol en heeft gelukkig niks gebroken. Voorzichtig dalen we af. Behalve de stenen onder de sneeuw kun je toch niet hard vallen. Er komt nog een steil stuk door ‘Tiefsnee’. Grote passen; snel thuis. Bij de Ücia de Gran Fanes gaan wij, Marlies, Heleen, Betty, Maarten en Margreet op een bankje zitten. Gerrit moet staan. Leendert heeft al die tijd gewacht, heeft het koud en gaat weer verder. Maarten ziet weer vele gemzen. Zwarte stipjes in de verte. Ik zie ze niet.

We gaan verder. De zon wordt steeds feller en de lucht steeds blauwer. De draak ligt in de zon en het licht is prachtig mooi. Ik neem nog een foto.



"Ik wil niet naar huis!” Halfvijf zijn we bij de hut,



Marlies en Heleen storten zich op het zonneterras. Ik verwissel mijn schoenen en pak ook een ligstoel. Zalig! Het duurt tien minuten. Een dikke wolk gaat voor ónze zon liggen. Dan maar douchen, even op bed liggen en naar beneden. Alle tafels zijn al gedekt voor de vele gezelschappen, die naar boven komen om te eten. Er is zelfs een hoempapa-orkestje. Buiten staan de welkomstdrankjes al klaar. Meneer Max Mutschlechner heeft het commercieel prima voor elkaar. Je brengt een lading Italianen gratis naar boven, zorgt voor muziek en zij betalen het bier en eten. Wij worden, net als gisteren verbannen naar een zijkamer. We eten en spelen schaak, Jenga en scrabble.

Vrijdag 1 maart 2002, Ücia de Fanes


Een heerlijke yoghurt met muesli, maar geen lekker broodje zoals gisteren. En de koffie smaakt niet. We maken vandaag ‘slechts’ een rondje over de hoogvlakte naar de ‘Passo de Santa Croce’. De lucht is grijs. Zou de zon vandaag doorkomen?

We slenteren naar boven in het sneeuwschoenspoor van onze voorganger. We lopen nu in de schoot van de draak. 



Ik verkleed me, want de zon komt er maar niet door heen. Er is geen wind, maar af en toe blaast hij toch in mijn nek. In een kommetje eten we weer snel een half broodje kaas,



om ons sneeuwpad te vervolgen op weg naar de pas. We lopen over een ruggetje en zijn verkeerd uitgekomen. De lucht is nog steeds zwanger van de sneeuw en Marlies stelt voor níet naar de pas te gaan. Er is weinig sneeuw voor een goed pad en er is toch geen uitzicht. De meesten stemmen ermee in. Ik vind het jammer. Marlies gaat oefenen met glijden. Ze leent een zitlap, klimt een bult op en duikelt moeizaam naar beneden. Dan zijn die sneeuwschoenen onhandig. Ook Rensons pogingen zijn geen onverdeeld succes.

We maken ons rondje af en worden verrast door twee sneeuwhoenen. De vogels hebben een perfecte schutkleur en zijn nauwelijks te herkennen. Net als in de zomer, dan zijn ze bruin. Door de verrekijker van Maarten kan ik ze goed observeren. Even later zien we ook nog een roedel gemzen.


Na een afdaling



zijn we tegen half vijf bij de hut. 



Inmiddels vallen er wat vlokjes sneeuw; voor het eerst sinds zes dagen. Een groepje stort zich op Jenga. Als de serveerster zegt dat we aan tafel kunnen, moet eerst het spelletje worden afgemaakt. Ze gebruiken de ronde schaaktafel, die midden in de zaal staat. Ik haal Leendert die boven op bed ligt. De hut wordt weer bevolkt door bontjassen. Wij zitten in de zijkamer. Terwijl iedereen forel eet, krijg ik een bordje met plakjes kaas, een bordje met aardappelen en wat broccoli. Een afgang. Maar het fruit met ijs was lekker. Af en toe kijk ik naar buiten want het sneeuwt nog steeds. Op deze laatste avond nemen Leendert en ik een amaretto. En een laat potje scrabble. Inmiddels doen Heleen, Kees, Renson, Michel en Peter regelmatig mee. De kui van Heleen wordt afgekeurd en we gebruiken voor deze keer geen gebiedende wijs. Va mag natuurlijk wel, al vindt Renson het hopeloos verouderd. P.s. ik win.

Zaterdag 2 maart, Ücia de Fanes


Even voor halfzeven gaat de wekker. Onze laatste dag. Mijn rugzak is snel gepakt. Ik ga naar beneden en haal de roodblauwe sneeuwschoentassen. Alles moet met de sneeuwscooter mee. Voor het laatst heerlijke yoghurt en veel thee. Buiten ligt een vers laagje sneeuw van ongeveer 15 cm. Wij staan weer in de startblokken om 100 m te stijgen via het oude-lullenpad (het jonge-hondenpad is onzichtbaar door de dikke laag sneeuw) om vervolgens alleen nog maar te dalen. Het sneeuwt niet meer, maar het is mistig. Het eerste stuk is bekend en verloopt voorspoedig. De wereld is met dit weer compleet anders.



De weg is duidelijk, maar dan lijkt het mis te gaan. Marlies heeft het in de gaten en corrigeert snel. Waar eergisteren nog een wit huis de splitsing markeerde, is het nu een grijs vlak. Hoe meer we dalen, hoe meer zicht er is. We volgen de loop van de rivier ‘Rü de Fanes’. Ik vind het leuk om vandaag tussen de sparren en dennen met dikke lagen sneeuw te lopen.





Zo hebben we deze week vanalles gehad.

Af en toe onderbreken we onze tred voor een sneeuwballengevecht. We lopen tot bij een kloof ‘Cascata de Fanes’. Marlies wil een kijkje nemen. Het is een ‘Via Ferrata’. De sneeuwschoenen gaan uit. Ik loop voorzichtig achter haar aan, me goed vasthoudend aan de staalkabel. 



We komen bij een verijste waterval, die ook nog gedeeltelijk stroomt.




Schitterend! In de zomer kun je achter de waterval langs lopen, maar nu verspert een dikke klomp ijs de doorgang. Wij moeten trouwens toch de andere kant op. We dalen verder af, steken een kloof over, lezen over de lengende van de twee geliefden



en ‘pratschen’ verder, want de sneeuw wordt steeds natter. We hangen onze sneeuwschoenen aan de rugzak en lopen over het vliegveld, waar een hondensledenrace gaande is, naar hotel Faimes, waar we kunnen douchen, omkleden en lunchen. Alles verloopt volgens plan. Twaalf uur binnen. Eén uur lunchen. Lekkere wijn, pasta, salade en sachertorte. En nu kan het reizen weer beginnen.



Naar miezerig Innsbruck



en een zonnig Nederland. Maas en Waal staan hoog.