woensdag 4 juni 2003

03-05-28-MBe De Gaumeroute

Woensdag 28 mei 2003 Virton


Onze chauffeur André heeft het plan gevat zijn auto in Robelmont te parkeren en een korte avondwandeling naar de camping te maken. Het is drie kilometer. Tegen zes uur verdwijnen wij achter de kerk voor een struinpartij. Kruipdoor sluipdoor, zigzaggend door het weiland en de bossen. Brandnetels, dicht sparrenbos, prikkeldraad. We hebben het allemaal gehad. Geschramd en gehavend komen we tweeënhalf uur later op de camping aan. Het was ouderwets struinen. Nu zitten we aan de lauwe rode wijn en de salade, die ik van vanmorgen thuis nog gemaakt heb. Een bijna ramp, ik ben de haringen vergeten, wordt simpel opgelost met vier pennetjes van de barbecue van Ati. Leendert en ik liggen net in bed als tegen elf uur de rest van de meute arriveert.

Donderdag 29 mei 2003, Virton – Jamoigne


Het lijkt een relaxte zesdaagse te worden. De trajecten zijn niet al te lang, het landschap licht glooiend en de klimmetjes nooit te lang of te steil. De Gaume ligt in het uiterste zuiden van België en we zullen zelfs twee dagen in Frankrijk lopen.

Nadat we zoals gewoonlijk Hans alleen achterlaten, loopt een slinger van 13 poppetjes door het bos. Vele bekenden; een enkele nieuweling. De regenachtige weken in Nederland verdwijnen als sneeuw voor de zon. Het is al goed warm, maar zolang we in het bos lopen is het heerlijk. De route is als streekpad gemarkeerd, dat betekent hier geel/wit. We bereiken Meix-devant-Virton en ik volg de meute die persé naar een café wil. Helemaal aan de andere kant van het dorp krijgen we in dan in het belegen dorpshotel toch ons kopje koffie. We discussiëren over het soort wandelaar dat we zijn. Leendert en ik behoren tot de afvinkers, we willen alle in ons bezit zijnde wandelboekjes gelopen hebben.

Na de nodige wandeluurtjes met soms fraaie bermen, strijken we neer in de wei aan de rand van het bos. Cees laat zich verbranden. Ik vertrek al gauw naar de schaduw. We zijn heerlijk vroeg op de camping. Het terrein is groot


en wij krijgen een eigen veld aan de Semois, helaas zonder bomen, maar wel met een prachtig uitzicht op het kasteel.


In het boekje van de Gaumeroute lezen we over de historie.

Het is drukkend, vochtig weer. De eerste uren verberg ik me achter de tent, het enige plekje niet direct in de felle zon. Daarna koken we bij de tent en drinken een biertje op het terras van het café.

Vrijdag 30 mei 2003, Jamoigne – Sainte Cécile


Vandaag volgen we grotendeels de Semois. We lopen met z’n tweeën, want er moet eerst brood en groenten gekocht worden. De groep is dan allang uit het zicht. Het is heerlijk relaxed lopen in ons eigen tempo. Leendert neemt de tijd om de vlottende waterranonkels te fotograferen.



Het is een gigantische plant met kleine witte bloempjes. In het volgende dorp worden we ingehaald door Hans, die we tot de koffie-gebakpauze volgen. Bij Martué pakken we de Ardennen-Eifel (GR-AE) op en eindelijk na de lange asfaltweg door het open landschap


bereiken we de prachtig gelegen boerderij ‘Froid Vent’ én eindelijk het bos aan de Semois. De rivier is vol kanoërs,


maar ik ben blij met het kronkelende paadje onder het beschermende gebladerte. Helaas is het laatste traject alleen nog maar asfalt.
Na het plaatsje Chassepierre belanden we op de overvolle camping aan de Semois. Na de zelfbereide hoofdmaaltijd, laten we ons bedienen door de gestresste eigenaresse. Ze kan het duidelijk niet aan, maar het ijs is heerlijk. De groep op de camping is ongerust, omdat een ander groepje van zes nog steeds niet ‘thuis’ is. Ze zijn de Semois bij een 'gué' overgestoken en maken een extra lusjé van 10 km. Mobieltjes worden ingezet, maar de groep is onbereikbaar. In het donker komen de verloren ‘zonen’ vrolijk wandelend aan. Ze hebben heerlijk op een terras in het dorp gegeten.

Zaterdag 31 mei 2003, Sainte Cécile – Orval


Vandaag staat in het teken van de bedevaart naar (het bier van) de Abdij van Orval. Als we op tijd zijn, kunnen we nog de ruïnes bekijken. Vandaag loopt de groep de hele dag samen. We slingeren door het bos, lunchen in de wei en volgen een stukje GR langs een kronkelend beekje en staan ineens oog in oog met de gigantische abdij. We krijgen een kampeerplaats aangewezen in het bos boven de abdij. Het is even zoeken naar de waterkraan, maar dan kunnen we ons installeren. Pater Paul rijdt langs in zijn jeep en vraagt of alles naar wens is.

In onze nette kleren bezoeken we de Abdij. Althans de middeleeuwse ruïnes. Het nieuwe gedeelte met de kerk,


brouwerij en kaasmakerij is voor ons gesloten. De restanten zijn imposant en je waant je inderdaad een paar eeuwen terug.






Hier bevindt zich de bron waarnaar Orval genoemd is: Gravin Mathilde heeft haar trouwring in de rivier laten vallen, maar een forel duikt op uit het water met de ring in zijn bek en noemt ze de plek ‘Val d’Or’ (Aurea vallis).

Dan kunnen we eindelijk het bier gaan proeven. Op aanraden van Geert eten we met z’n allen in het restaurant. De champignonsoep en florentille (gegratineerde aardappel met room en spek) zijn zware kost en het tweede biertje is teveel.

Bij terugkomst op de kampeerplek


doet Hans verwoede pogingen een vuurtje te stoken, maar de kleine stokjes willen zelfs niet met spiritus gaan branden. In de meest acrobatische houdingen, om vooral zijn witte broek niet vies te maken, probeert hij al blazend het vuur aan te wakkeren, tot groot ongenoegen van Willem, die wil slapen. Ten lange laste geeft Hans het op.

Zondag 1 juni 2003, Orval – Montmédy


Halfvier word ik gewekt door Ati. Samen met Geert, Ruud en Cees gaan we naar de Metten bij de monniken. Het is nog donker. Ergens moet een deur open zijn. Dan eindelijk achter de brouwerij, bij het gastenverblijf hebben we toegang en klokslag vier zitten we in de banken. De twaalf monniken zingen één uur lang met veel alleluja. De kerk uit begin vorige eeuw is mooi sober ingericht met aan de beide zijkanten donkerbruine banken. De monniken zitten op zeer fraai modern vormgegeven stoelen met lessenaars.

Vandaag splitst de groep zich. Zes mensen lopen terug naar Virton en rijden vanavond terug naar huis. Wij lopen met zijn achten verder. Nog drie dagen, heerlijk! In Breux kopen we stokbrood en een grote fles limonade om de dorst te lessen.


Het is nog steeds drukkend warm, eigenlijk te warm om te lopen. Als de groep vooruit snelt naar Avioth, strijken Leendert en ik neer onder een boom voor de lunch met uitzicht op de kerk van Avioth. Dat een plaatsje van rond 100 inwoners zo'n prachtige 13e eeuwse kerk bezit, komt omdat hier drie pelgrimsroutes naar Santiago samenkomen.


De gotische kerk is prachtig. Elke waterspuwer is fotogeniek op zich en de beelden uit de 14e eeuw in het portaal en in de kerk zijn eenvoudig maar karakteristiek.







Nagenietend


leggen we de laatste verhittende kilometers af naar Montmédy,


waar de groep net aanstalten maakt om een biertje in de stad te drinken. Een goed idee. ’s Avonds eten we weer bij de tent. Het is net vakantie: zon, natuur, cultuur en eten bij de tent. De wijn smaakt er heerlijk bij. We maken nog een avondwandeling naar de vesting, burcht en wallen.






Een enkele auto rijdt over de ophaalbrug naar binnen. De stad is half bewoond; half vervallen.


Maandag 2 juni 2003 Montmédy – Torgny

Het verhaal van de 10 kleine negertjes. Vandaag zal Bas ons verlaten en wij verlaten Montmédy. 


De zon laat zich voor het eerst niet zien en in de loop van de morgen gaat het zelfs regenen. De aardbeien geven troost.




Zo ook de orchideeën die massaal langs het bospad staan. Een wit bosvogeltje en vele bergnachtorchissen. Maar 'orchis-oloog' Leendert ontdekt vandaag de bruine orchis, het soldaatje, poppenorchis, vogelnestorchis en bosorchis. De groene keverorchis is niet gemakkelijk te zien. De groep loopt ver vooruit richting Marville, zodat we ons eigen tempo bepalen, maar zie daar ze zitten op het kerkhof van St Hilaire bij het knekelhuis. In dit kleine gebouwtje herbergt 40.000 opgegraven netjes opgestapelde skeletten. 


Een prachtig bemost gezicht. Sommige doodskoppen zijn voorzien van een bordje met naam.


Helaas hebben nietsontziende misdadigers in 2012 bovenstaande naambordjes gestolen en vernielingen aangericht.  Er bevindt zich ook een romaans kerkje dat vele oude grafzerken herbergt.
Op het kerkhof zelf staan ook aandoenlijke monumenten.


De rivier Othain brengt ons in zwaar weer. 



Het regent nu echt. Lekker! De kleiïge klimmetjes zijn zwaar. Het hoge gras en brandnetels zorgen voor nog meer nattigheid. Niet lekker! Maar aan alles komt een eind en het wordt droog. De jas kan uit en het dal naar Othe is prachtig. Leendert is gebiologeerd door een kalkgrasland-natuurreservaatje met orchissen.

Vanavond geen eten. Torgny heeft geen winkel; het restaurant is dicht en de boerencamping heeft alleen melk. Met dank aan Cees eten we champignonsoep, rijst met pindakaas, zonnebloempitjes en kaas. Vooruitlopend op morgen lopen we naar het enige kalkgrasland-natuurreservaat van gáns Belgisch Lotharingen (de andere was in Frankrijk).


De wilde weit is prachtig


en ook hier weer bergnachtorchissen. Teruglopend naar de camping daalt de duisternis en nevel over het landschap.



Dinsdag 3 juni 2003 Torgny – Virton


Vanmorgen zuinig met brood tot tien voor negen de bakkerbus het terrein oprijdt. Wij vliegen erop af voor brood en reuzeflan. Tijdens een koffiepauze aan de rand van het bos komen twee nieuwsgierige hazen polshoogte nemen tot Geert zich opricht en ze ijlings het hazenpad kiezen.


Ruud, Leendert en ik nemen afscheid van de autorijders. We nemen een verkeerde afslag en belanden in een tekenoerwoud.


Het laatste uur stampen we asfalt. Vanaf Virton treinen we met een dinerstop te Maastricht naar Gouda. Het is halftwaalf.