maandag 30 juli 2007

07-07-22-F Corné 's eerste grote logeerpartij.

zondag 22 juli 2007   Corné heeft de eerste logeerdag overleefd.

Vanmorgen al vroeg wakker en meteen z'n hele fles leeggedronken. Daarna onder de douche, wat hij een feest vindt. Brood eten is nog een crime (komen er kiesjes door?). Z'n eerste daad was al zijn speelgoed bij Hazel in het hok gooien (wat is hij toch sociaal). Het hobbelpaard vind hij ook geweldig.




In de loop van de middag komt Renske langs en mag hij met Marin mee uit wandelen in het Sysselt.




Bij terugkomst moet het vioolspelende popje talloze malen worden opgewonden.



Als Lilian eten gaat koken moet hij meehelpen.



Nu ligt hij al weer te turken.

maandag 23 juli 2007   Derde logeerdag van Corné

Renske kwam haar fiets stallen en Corné riep meteen OPEN! Ze liet even haar gezicht binnen zien,maar moest snel de trein halen. Corné was het daar niet mee eens en begon erbarmelijk te huilen.. Heel snel kon hij al weer  lachen. Mamma belde al vroeg op, maar de Vallei belde aan om spullen te halen, zodat het gesprek al weer snel beëindigd werd. Daarna op de fiets naar appie, waar hij staande in de winkelwagen iedereens aandacht probeerde te krijgen. Omdat we al dicht bij de kinderboerderij waren, daar koers naar gezet. Meteen was hij in een innige omhelzing met een varken . Meteen na afloop er van waren zijn handen en gezicht pikzwart, zodat ik hem ter plekke heb gewassen. Later belde mamma nog een keer om af te spreken dat we woensdag wel op kamp mogen komen. Corné kwam ook even aan de telefoon en toen hij haar stem hoorde was hij helemaal in tranen. Mama vond dat ook niet leuk, dus heeft ze met haar medeleiding overlegd en besloten dat ze dan maar tot vanavond even bij Corné langs ging komen en pas als hij sliep weer weg zou gaan. Corné wist niet dat dit afgesproken werd, maar vindt het prima als hij mama aan ziet komen. Open, open, de deur moest snel open dan kon mama naar binnen en daarna snel weer DICHT!



 Na even lekker knuffelen met mama was hij weer helemaal tevreden. Ging helpen met tuinbonen in de pan gooien. Hoewel eruit halen is ook heel erg leuk. Dan maar de hulzen van opa naar mama brengen en weer terug. Renske kwam ook nog even gedag zeggen en was helemaal verbaasd dat mama er ook was. Na een paar kussen  ging ze Marin halen, die morgen ook bij opa komt spelen. Hij liet nog wel een paar traantjes toen Renske vertrok.  Na een slokje drinken was hij toch wel moe en ging even slapen.

dinsdag 24 juli 2007   Marin komt op bezoek bij Corné

Corné voor het eerst in het grote bad gedaan. Hij vind het heerlijk om op zijn rug te drijven en dan voor of achterwaarts geduwd te worden. Ook tijgert hij op z'n buik door het water met zijn gezicht steeds onder water. Watervrees heeft hij dus niet.



 Terwijl ik hem aan het aankleden was, stonden Dennis en Renske al op de stoep met Marin, die iedereen dolenthousiast begroette. Omdat het nog droog was gingen we eerst boodschappen doen in de stad. Corné in de buggy en Marin op m'n nek naar het station om de trein naar Ede Centrum te nemen. Daar wordt de trein natuurlijk geestdriftig uitgezwaaid. Marin laat ik steeds een stukje zelf lopen en zet haar dan weer op de nek om Corné weer in te halen die door Lilian wordt voortbewogen. Marin schatert van het lachen. Ze wil niet de winkel in, want op straat is het veel interessanter. Via het Zwarte laantje lopen en rennen we weer naar huis. Marin loopt meteen naar de schuur en wijst naar de schommel. Het is duidelijk. Als ze met veel genoegen een tijd heeft geschommeld, wil ze eruit. Corné heeft al die tijd rustig gewacht en wil nu ook, waarop Marin in drift ontsteekt: het is haar schommel! Dit moet dus even worden rechtgezet. Na korte tijd spelen ze samen in huis



 en in de tuin



en gunnen ze elkaar ook om beurtelings op het hobbelpaard te zitten.



Corné loopt vaak rondjes door het huis; Marin wil dan mee, maar heeft moeite om zijn tempo bij te houden, maar vind het prachtig. Ook weet Marin in een oogwenk van de kamer via de trap naar boven te komen. Ik sta dit voor één keer toe en maak haar duidelijk dat het niet meer mag. Ze staat daarna nog diverse malen met een uitdagende blik onder bij de trap, maar waagt het niet meer.



Om half 11 breng ik Corné naar bed en om half twaalf Marin. Ze vallen beiden als een blok in slaap. Corné is 3 uur buiten westen en Marin de helft ervan. De rest van de dag genieten we van ze.



Het eten van Corné gaat elke dag beter. Corné krijgt zelfs voor elkaar om zichzelf met een visnetje (zijn favoriete speeltje in de tuin) te vangen.



We raken ook steeds beter op elkaar ingespeeld.

woensdag 25 juli 2007   Corné brengt bezoek aan scoutingkamp

Vandaag mag Corné kijken wat mama deze week aan het doen is. Ik breng hem al weer om tien uur naar bed om war energie op te doen voor de rest van de dag. Om twaalf uur moet ik hem wakker maken en om kwart voor één ren ik het huis uit om de trein te halen (hij moest natuurlijk op de allerlaatste moment nog een poepbroek produceren. In de trein moet hij natuurlijk meteen op onderzoek. Vooral de klapdeuren en trapjes zijn interessant, evenals mensen die op zijn avances reageren. In Wijchen moeten we nog een tijdje op mama wachten. Een groep Marokkaanse hangjongeren vermaakt zich enorm met Corné en omgekeerd. Na een innige begroeting tussen moeder en zoon gaan we met de auto naar de Kraajenbergse Plassen (een recreatiegebied ontstaat door zandwinning langs de Maas bij Linden en Beers) De scouts (meiden) komen net aanfietsen en na enige verkenning is de zwemplek met sanitair gevonden. Vrijwel iedereen waagt zich in de plas, maar opa blijft op het droge. Corné krijgt meer dan genoeg belangstelling van het andere geslacht en geniet ook van water en zand.




Een stel droge kleren is na afloop wel noodzakelijk. Gelukkig is er flink wat zon om de harde frisse wind te compenseren.Na al dat gespeel is hij wel doodmoe.



Op weg naar het station valt hij in slaap,



Het afscheid van mama op station Wijchen verloopt heel soepeltjes. Ondanks dat het warm eten laat is, heeft hij nog veel praatjes en eet voor het eerst hier zijn bord leeg.



 Als hij in bed wordt gelegd, valt hij als een blok in slaap en horen hem die nacht niet meer.

zondag 29 juli 2007   Epiloog

Het is weer stil in huis. Alleen het gesabbel van Hazel herinnert nog aan de voorbije dagen. Corné sliep veel en ging ook steeds meer eten. Bovendien ging hij ook zijn actieradius uitbreiden. Nu wilde hij wel zelf de trap op, dus die werd gebarricadeerd met het loodzware ladekastje. Was hij buiten dan wilde hij zo snel mogelijk via de uitrit of het hekje voor naar de straat, want daar gebeurt het. Ook had de gestalde motorfiets van de overbuurman een zeer grote aantrekkingskracht op hem. Verder heeft hij nog een omvangrijke reparatie aan de wasmachine uitgevoerd, die zo uitliep dat het door de broek kwam .



Samen in het bad was ook een feest, waarbij flink gespetterd werd.



Het verjaardagsbezoek werd geopend door Almita en Tessa, Mieke, Piet en Henk sloten de rij.



Daarvoor was Annamien al ten tonele verschenen, maar moest nog een tijdje wachten om zich te verenigen met zoonlief, want die lag nog lekker te turken. Lilian had weer voor een uitstekend feestmaal gezorgd, waarvan weinig overbleef. Het was al weer laat als Annamien alle spullen weer in de auto inlaadde en Corné voor één dag naar huis ging. Maandagmorgen vroeg gaan ze al weer naar Schiphol om naar tante Joanneke in Finland te gaan. Voor mij zit het pleegouderschap er voorlopig weer op. Ik had er zeker geen spijt van.

maandag 9 juli 2007

07-06-26-MFr GR 5, Vanoise Modane - Les Houches

Verslag van Lilian

Zondag 26 juni 2007, Ede - Modane 

Waarom vergeet ik altijd wat? Op weg naar Arnhem ontdek ik dat ik de plastic tas met de platypus, abrikozen, salade, Leenderts boterhammen en een stapel ongelezen kranten thuis heb laten liggen. Kortom, alles wat we in de trein nodig hadden. Leendert stuurt een sms'je aan Renske. Hopelijk eten zij het bederfelijke waar op. In Arnhem koop ik voor Leendert een c’est-du-pain-broodje. Tijdens de dertienurige treinreis houd ik me maar bezig met het oplossen van sudoku’s en andere puzzeltjes in de gratis krantjes. Tot Freiburg genieten we van een jonge Turkse vrouw met zes ettertjes van kinderen. Dan hebben we even rust tot Basel. Daar koopt Leendert snel een kaartje naar Genève en al rennend halen we toch nog de vroege trein. Ik ben nog niet in vakantiestemming, want moeder zit, herstellende van een knieoperatie, in Martinushof tussen demente bejaarden. Helemaal de verkeerde afdeling voor haar. Hopelijk kan ze snel naar de revalidatieafdeling.

Rond zes uur zijn we in Genève. Het station ziet er oud, à-la-Luik, uit. We hebben een klein uur de tijd om pizza te eten, wat fruit en limonade te kopen en een Frans treinkaartje te bemachtigen. Net als in Basel moet je eerst door de douane. Daar kunnen we geen loket vinden, maar de Franse conducteur vertelt dat we in de trein bij hem een kaartje kunnen kopen. Heel wat vriendelijker dan het Nederlandse NS-regime.

Onderweg naar Modane gaat het regenen. Het ziet grijs, grijs, grijs. Dit zouden wel eens natte dagen kunnen worden. Op het laatste overstapstation Chambery moeten we eindeloos wachten. De aftandse voormalige slaaptrein met doorzakstoelen wil maar niet vertrekken. Eindelijk na 20 minuten vertrekt hij toch. Misschien problemen met de motor of deur? Wederom een druk kind in de coupé naast ons. Na tienen arriveren we op het oude verlaten station van Modane. We lopen 500 meter langs het spoor, langs diverse hotels, op zoek naar de camping. Het is nu immers droog. We steken het spoor over en belanden achter het rangeerterrein. Niets duidt op een camping en we keren om. Dan word ik op het verkeerde spoor gezet door een bordje ‘Bellevue’. Volgens mij heet de camping zo. We lopen weer 500 meter en komen bij hótel Bellevue, dat net dicht gaat. De 15-jarige zoon wil ons nog graag helpen met een kamer (Leendert wil een bed), maar zijn ouders slapen al. Gelukkig weet hij waar de camping ligt. Teleurgesteld lopen we de 500 meter terug en in een laatste poging stuiten we bij een bocht naar rechts meteen op de camping. Hier waren we een uur geleden ook al bijna. We zoeken een plekje voor de tent en liggen om halftwaalf op één oor. Met de vertrouwde geluiden van rangerende treinen vallen we in slaap. Misschien kunnen we morgen zonder betalen weg… FOEI!

Woensdag 27 juni 2007,    Camping Modane (1058 m) -   
                                      refuge de la Fournache (2350 m)
Helaas, de beheerder heeft ons gezien. Na betaling van 12,50 euro en een praatje met een solowandelaarster op leeftijd (60+) zijn we halfacht op pad. We maken, tegen Leenderts zin een ommetje naar de bakker. We negeren een deviation en lopen dan eindelijk ‘in de natuur’. In dit geval eindeloos sparrenbos. Het is meteen flink stijgen. De markering is schaars en daardoor missen we een afslag, maar het komt allemaal goed. De temperatuur is aangenaam voor het klimmen: af en toe zon en hoog tussen de toppen mist. Modane, met het fort erboven,


en zijn industrie en rangeerterrein kunnen we af en toe door de bomen zien. Het is geen aantrekkelijke stad, ondanks de rivier l’Arc, die door het centrum stroomt. We lopen nu een soort cirkel hoog om de plaats heen. De route volgt (een week lang min of meer) de grens van het oudste nationaal park van Frankrijk: La Vanoise.

Het is een blij weerzien met de vele bloemen, waaronder het rood bosvogeltje, gentiaan en brilkruid. Ik wil weer een lijstje bijhouden, maar het zijn teveel bekenden. Leendert fungeert in Polset als wegwijzer,


Nog steeds houden we  uitzicht op Modane.


Voor de lunch strijken we neer bij een bronnetje met provisorisch bankje, maar het zit niet lekker zonder rugsteun. Een ui rolt uit het pannetje de berg af, maar blijft nog net liggen op een vindbare en grijpbare plaats. We lopen verder richting de kapper, oftewel Le Barbier. Her en der staan gestapelde huisjes, eentje wordt net nieuw gebouwd (met gasbetonblokken). Halfdrie zijn we eindelijk bij de Col du Barbier, wat geen echte col is. We hebben nu zicht op twee stuwmeren


en dé hut, maar we zijn er nog lang niet. Eerst een ommetje. Er waait een koude wind en het gaat zelfs zachtjes hagelen. Allemaal niet zo erg, want je wordt niet echt nat en tussendoor schijnt de zon. Inmiddels gaat Leenderts kaarsje uit.

De laatste loodjes wegen zwaar. We dalen af naar de rivier en beginnen aan de laatste stijging van een half uur. Met alle tussenklimmetjes zijn we op onze eerste wandeldag 2000 m gestegen. Dat zal Leendert me niet in dank afnemen.


We zien een gems en marmot beneden ons boven het stuwmeer.


Nu nog een steenbok en het plaatje is compleet. Misschien morgen, wanneer we naar l’Arpont gaan. Eindelijk zijn we bij de refuge de la Fournache. We inspecteren de kampeerveldjes (hobbelig en drassig) en nemen halfpension. We eten puree met draadjesvlees en hebben gezelschap van een Belg en Fransman. Het is kil in de hut. De beheerders zijn erg zuinig met hout. Het ijs als toetje draagt niet bij aan de warmte. Ook buiten is het koud. De zon verlicht een rots, die hopelijk door Leendert goed op de foto is gezet. Na het eten krijgen we een zelfgebrouwen genépi (absint) van de beheerster. Het maakt ons even warm, terwijl we voor de lauwe kachel zitten.

Donderdag 28 juni 2007,    refuge de la Fournache -                                                                             refuge de l’Arpont (2309 m)
Leendert staat op om Annamien te feliciteren. Dat wil zeggen om een sms'je te sturen. 31 wordt ze. Ik pak Leenderts slaapzak in en vouw mijn dekens op. Ondanks drie dekens had ik het vannacht koud. Maar ja, ze vielen ook steeds van mijn hoogslaper. Buiten heeft het gevroren,


maar zonder wind is de gevoelstemperatuur niet onaangenaam. Binnen is de gevoelstemperatuur lager. De kachel is nog steeds uit. Een mand ligt vol kleine sneetjes. Samen met een croissantje, botertje en jammetje is het ons ontbijt.

We nemen afscheid van onze twee tafelgenoten, die tot onze verbazing apart vertrekken. Ze blijken niet bij elkaar te horen. De Belg zullen we vandaag diverse malen zien en ’s avonds in de hut aantreffen. Met fluitende marmotten verlaten we de refuge.


Lopend in de schaduw, langs de bevroren bloempjes en bladeren, is het nog koud, maar zodra we, na een half uur, in de zon lopen is het heerlijk aangenaam. De lucht is strakblauw en tegen de kam tekenen zich een paar gemzen af en we zien het alpenklokje.


Via vele haarspeldbochten met volop gentianen


lopen we geleidelijk hoger en hoger. Na een smal pad onder indrukwekkende rotsen, steken we een sneeuwveld over.



Hij leek steil, maar het valt gelukkig mee. Ik sla me voor het hoofd, omdat we alweer de grödels zijn vergeten en maak hiervan een aantekening in mijn dagboek. Tussen de rotsen vinden we een heerlijk plekje voor een lange lunch en kleine siësta.


Tevreden gaan we weer op pad. Het is flink stijgen. We hebben vandaag diverse groepen en solisten gezien, maar nu is het rustig. We komen in een gebied met veel watervallen,


een verlaten dorp met gestippelde gentianen


en een kapel.


Nog een half uur tot de refuge. Het gaat niet meer zo snel met mij. Op mijn laatste adem bereik ik refuge de l’Arpont. Wild enthousiast kijken we naar een kampeerplekje, maar het mag niet van de parkwachter. Tot 1 juli is kamperen bij een hut niet toegestaan in Parc Nationale de la Vanoise. Uit de buurt van een hut is het nooit toegestaan. We bestellen een bed en ontbijt en besluiten zelf te koken. Maar eerst een biertje. Gezeten aan een picknicktafel in zon en wind, vergezelt van het geluid van een generator en gehuppel van een marmot, hebben we het niet slecht.

Wanneer steeds meer wolken voor de zon schuiven wordt het koud en lijkt het ons verstandig om te gaan koken. Achter de hut, bij de slaapzaal is een mooi windluw plekje.


De couscous is snel gemaakt. Helaas heb ik geen toetje, maar alleen een decafé met een stuk chocolade. Om zeven uur gaan we naar binnen, waar het gezelschap net de soep op heeft. De kachel brandt matig. Pas om halfnegen worden een paar flinke houtblokken professioneel in de kachel gelegd en gaat hij flink loeien. Ik laat me verwarmen, terwijl Leendert wat in tijdschriften bladert. We vervelen ons een beetje en hebben spijt dat we geen scrabble bij ons hebben. Ik zie in ons routeboekje dat de volgende hut maar 20 plaatsen heeft. Omdat het dan vrijdagavond is vraag ik de beheerder of hij de volgende hut wil reserveren. Het telefoontje is zo gepleegd.

Vrijdag 29 juni 2007,    refuge de l’Arpont -
                                        refuge du Plan du Lac (2364 m)
We ontbijten in de tweede ploeg van halfacht. Laat voor ons doen, maar we hebben maar een dag van 4 uur en 15 minuten. In onze gezamenlijke slaapzak hebben we heerlijk warm geslapen. Het was ongekend rustig in de grote ruimte. Helaas was het benauwd, omdat er geen raam open stond. In hutten is altijd onenigheid over open en gesloten ramen.

Het is stralend weer. Onze potentiële kampeerplek ligt heerlijk in de zon. Ik doe enkele pogingen de huismarmot op de foto te zetten.


Voor we vertrekken, ritsen we de pijpen af en gaat het fleecevest op de rugzak, want we lopen meteen in de zon. We werpen nog een laatste blik op de hut.


Na een half uur worden we beloond met steenbokken. Helaas op verre afstand. Nieuwsgierig kijken ze onze kant op of keren al kauwend de kont naar ons toe. Leendert maakt diverse foto’s in de hoop dat er een goede tussen zit.


We maken vandaag volgens de kaart een enorme lus. Reden is een enorme kloof die we moeten omzeilen. Vanavond zullen we hemelsbreed slechts zes kilometer van de hut verwijderd zijn. We zijn steeds weer verrast hoe het pad loopt. Slingerend omhoog, door de rivieren van de gletsjer, Langs meertjes en onderlangs de morenen. Allemaal zeer aangenaam.



In de luwte zetten we een kopje koffie. Een passerende man schrikt, omdat we pas op korte afstand zichtbaar zijn. (Gelukkig heb ik net geplast.) Bij de lunch is de plek minder geslaagd. Het is winderig en het fleece moet zelfs aan. We eten brood met chocoladepasta en appel. Ondertussen bedenken we een alternatieve route. Het is immers nog vroeg én mooi weer. Een extra lus van twee uur is een mooie middagwandeling. Mensen die de GR5 via de Col d’Iseran niet zo mooi vinden vanwege de drukte, haken hier af en volgen de GR55 door hooggebergte tot Tignes. Wij zijn consequent en lopen de GR5 door het dal van de Arc via Bessans en Bonneval. Voor Leendert bekend terrein. Hoewel het erg lang geleden is dat hij hier kampeerde met de KNNV. Op de kaart heeft hij de gelopen routes gemarkeerd. Meestal vanaf een parkeerplaats.

Maar terug naar de omweglus. We kunnen tot diep in het dal kijken en ik denk dat het alleen afdalen is. Helaas, pindakaas. We moeten zelfs stijgen en belanden in mijn favoriete terrein. Blokken.


Dat wil zeggen, als het niet de hele dag duurt en de blokken plat en groot zijn. (Sinds de Sentiero Roma, waar we eindeloos door blokkenterrein liepen, wordt het me soms teveel.) Maar hier is het een leuke afwisseling met bloementapijten.


We blijven stijgen in westelijke richting, terwijl we naar het noorden willen en gaan hevig twijfelen. Tot we een monument zien voor een luitenant en een ingenieur in opleiding die in 1932 hier door een ongeluk om het leven zijn gekomen. Er zijn ook gele wegwijzers.


Hier is het keerpunt. We dalen eindelijk af richting noordoosten. De wind trekt flink aan en mijn hoed waait constant af. Gelukkig heb ik een touwtje met clip, waarmee ik de hoed aan mijn T-shirt kan vastzetten. Zigzaggend lopen we naar de oude stenen brug.


Na een half uur passeren we een kapelletje, waarvan de raam afgesloten is met een plank. Natuurlijk probeer ik die te verwijderen, maar ik word gestraft met twee splinters in mijn vinger. We zwaaien naar refuge d’Entre Deux Eaux waar onze Belg zal logeren, voor hij verder gaat met de GR55. We zien hem niet en lopen door naar de volgende brug, het laagste punt voor vandaag. Nu nog één uur zéér geleidelijk stijgen naar refuge du Plan du Lac. Leendert verliest zijn hoedje maar komt er gelukkig 50 meter later achter. We passeren een omaatje dat uitrust op een steen. De strakblauwe lucht van vanmorgen is inmiddels veranderd in windvanen, bloemkoolwolken en grijze wolken. Voor de refuge, pas op het laatste moment in zicht, is het zonnig, winderig en rustig. Onenigheid met Leendert over de douche. Ik wil samen voor 2,50 euro 4 ½ minuut douchen; hij wil alleen en weigert. Ik was mijn voeten nu aan de wastafel, terwijl hij lekker douchet.

Buiten in de koude zon werk ik mijn dagboek bij tot ik twee ijskoude handen tegen mijn wang voel. Leendert is helemaal gedesillusioneerd. Het duurde 2 minuten voor de douche op temperatuur was, 1 minuut om de douchekop in de houder te krijgen (wat mislukt) en ½ minuut om zijn haar te wassen. Hij had zich net ingezeept, toen er alleen nog koud water uitkwam. Met zijn gele doekje veegde hij zich schoon.

Om zeven uur gaan we aan tafel. We zijn met zes personen: vijf Nederlanders en één fransman = drie vegetariërs en drie vleeseters = drie vrouwen en drie mannen. Het is gezellig (misschien niet voor de Fransman, met wie wij op één kamer liggen). Na het eten gaan de drie Nederlanders scrabbelen. Heb ik ook wel zin in.

Zaterdag 30 juni 2007, refuge du Plan du Lac -
                                                    refuge de Vallonbrun (2272 m)

In de hut is geen ontvangst, daarom sturen we het sms'je voor Piets verjaardag later. We eten met zijn tweeën om zeven uur. De rest volgt een half uur later. De rekening van 90 euro vind ik pittig.

Het weer ziet er goed uit. Geen wind, alleen het dal is gevuld met dikke wolken. We lopen aan de andere kant van het dal, op dezelfde hoogte als gistermorgen, en turen eindeloos op zoek naar refuge de l’Arpont. Pas na een uur krijgen wij hem in zicht. Hemelsbreed is het misschien vier kilometer.

Na een eindeloos karrenspoor verlaten we deze voor een graspad langs een weiland.


Onze Franse kamergenoot passeert ons in snelle tred met een rugzak van twintig kilo. Bij de Tura maak ik een foto van een kluizenaar …


en drink koffie met een chocolaatje. Wat is dit toch heerlijk relaxen. Zeker nu we alleen nog afdalen. We lopen weer over een karrenspoor door een sparrenbos op de grens van het Nationale Park. Rechts mag je kamperen, links niet. Maar het is toch niet vlak.

Het is de hele dag een weelde van planten: groene nachtorchis, anemonen, anjers, gentianen, rode klaver en zelfs alpenclematis .


Vlak voor de onbemande refuge de Cuchet verlaten we het karrenspoor voor een smal stijgend bloemrijk paadje. Een leuke variant. Bij de hut hangt onze Fransman de was buiten. We gaan door; er is geen water en daarom gaat hij ook door naar Vallonbrun. “Tot straks.” Wij drinken nog een theetje vanwege de hitte en gaan ook weer op pad. Het is een smal pad door uitgestrekte schuine almen, waarbij we slingerend de ravijnen omzeilen en riviertjes oversteken. Veel op en af. Dan is Vallonbrun in zicht. Er liggen verspreid prachtig ‘gestapelde’ stenen huisjes. Waar ons pad de weg kruist ligt de refuge.

Omdat er een grote groep van 36 mensen komt, mogen wij, tot ons geluk, kamperen.


Eten kan niet, maar dan koken we zelf. Hoewel de Engels sprekende kok uiteindelijk nog een maaltijd aanbiedt, bedanken we beleefd. Het is immers lekker weer (wel winderig) en ik heb nog drie maaltijden in mijn rugzak. Maar eerst douchen, schrijven en me vervelen. Op verzoek van de kok zetten we de tent pas om zes uur op. (Nationaal Park voorschriften.) De kok komt regelmatig zenuwachtig naar buiten om een sigaretje te roken. Hij is in afwachting van de groep, die pas om halfzeven aankomt. Het zijn hoofdzakelijk vrouwen, enkele oudere mannen en twee kinderen (van de leider). Vlak naast onze tent zetten ze een tent op voor de twee kinderen en hun pa en ma. Voor de grote groep worden matrassen van zolder gehaald en her en der neergelegd, zelfs in het schoenenhok. Er worden diverse groepsfoto’s gemaakt en nadat ze eindelijk naar binnen gaan om te eten kan ik aan de gang. Met drie eieren, gekocht bij de kok, en een zakje kerrierijst van Adventure zijn we in tien minuten klaar. In de tent, met uitzicht op de kapel en bloemkoolwolken vullen we ons buikje. “Voor herhaling vatbaar”, zegt Leendert. Terwijl de kinderen alweer buiten spelen, buiken wij uit en warmen ons in de tent, nieuwsgierige blikken van passerende dames negerend.

Zondag 1 juli 2007, refuge de Vallonbrun - Bessans (1705 m) -
      Chalets des Roches (2453 m) - Bonneval-sur-Arc (1800 m)
Na een rustige nacht voor mij (Leendert klaagt over een jengelend kind) zijn we weer vroeg wakker. De tent is nat en de zon blijft verstopt achter wolken. We drogen de tent af en gaan ontbijten in de hut. Onze Pyreneeënman staat al in de startblokken en vertrekt. De groep maakt zich gereed voor de Pierre-aux-Pieds, volgens de leider een niet al te zwaar piekje.
Wanneer we vervolgens de tent afbreken, komt de zon tevoorschijn.

Ook wij gaan op pad. Achter het kapelletje dalen we af naar Le Collet. Hier zou Col de Madeleine (van de Tour) moeten zijn, maar het is weinig col omdat we in een dal zitten. Het plaatsje staat vol auto’s, waarschijnlijk van de groep, én het heeft een afvalbak (de eerste in vier dagen) waar we ons afval dumpen. We verlaten het plaatsje via een bloemrijk paadje met o.a. aangebrande orchis,


dat overgaat in een dijkje. Het dijkje is een meter hoog met aan weerszijden een grote bloemenzee van kleuren.


Leendert kan het niet laten te fotograferen, hoewel hij in vier dagen de eerste batterij al heeft opgemaakt. In een flink tempo over een brede zandweg, met kaal gevreten bomen in een web van rupsen, bereiken we Bessans. We vinden een bakker en kopen groots in: taart, quiche, brood en een blikje limonade. Ik loop helemaal naar het eind van het dorp, waar onder een sportzaak een supermarkt is. Ik koop yoghurt, tomaten en sinaasappelen. Weer terug bij Leendert steken we de l’Arc over en zoeken na de vuilstortplaats een plekje in de schaduw. De Pyreneeënman en een bejaard echtpaar passeren ons en gaan ook de GR5 omhoog! Het is een heel steil paadje.

We lopen in een verzengende hitte. Er is geen zuchtje wind. Mijn verbrande ellebogen doen extra zeer, ondanks het smeren. Langzaam lopen we omhoog. De krekels springen voor mijn voeten weg. In de verte zie ik een huisje. Zou dat het hoogste punt zijn? Dan zijn we 500m gestegen. Nee, helaas we moeten nog verder. De oudjes lopen nog steeds voor ons uit. Petje af. Na een stukje brede weg, zijn we eindelijk op hoogte. Nu nog een plekje in de schaduw en uit de inmiddels aangewakkerde wind. Het is moeilijk te vinden en we ploffen neer in de berm. Gelukkig verdwijnt de zon af en toe achter de (grijze) wolken.

We kunnen slechts kort relaxen (= afdalen) tot Le Vallon, een paar huizen in een soort amfitheater. Wij volgen onze Pyreneeënman, die een grote zigzag door het grasland maakt. Nog eens 300m stijgen. Boven ons grazen geiten en schapen. Marmotten piepen en we zien de nieuwsgierige Aagjes van dichtbij. Eindelijk op 2480m dalen we af naar Les Roches. Helaas moeten we hier de GR5 verlaten om in Bonneval-sur-Arc een onderkomen te zoeken. Op de GR5 is tot Val d’Isere niets en omdat we in het Nationaal Park lopen, mogen we niet kamperen. Misschien maar goed ook, want het gaat lichtjes regenen. Bij de afslag naar Bonneval staat geen enkele aanwijzing en het pad lijkt nog weinig belopen. Alles gaat goed tot we bij een ravijn komen: een halve sneeuwbrug over een wild denderende rivier. Waar kunnen we oversteken? Leendert doet een poging. Ik zoek stroomafwaarts een plek, maar dat is het ook niet. Misschien stroomopwaarts, maar ook dat lijkt me niets. Leendert is inmiddels over en roept me. Dan moet het maar. Terwijl ik oversteek lopen beide schoenen vol water. Trillend en soppend sta ik aan de overkant. Voorzichtig dalen we af naar het pad. Het regent niet meer en we doen de jassen uit. We steken een autoweg over en volgen een vaag pad door een weiland met uitzicht op het plaatsje.


Via een nog slechter onderhouden pad komen we dan toch in het centrum van Bonneval, waar we meteen voor een gîte d’etape annex restaurant staan. De prijs is redelijk, maar ik heb bedenktijd nodig, dus lopen we een rondje door het authentieke plaatsje. Weer terug nemen we halfpension. Enig nadeel: pas om acht uur ontbijten. (Ja, ik ben weer even chagrijnig.) We hebben het dortoir voorlopig helemaal voor ons alleen. Het is een oude schuur, waarvan de oude houten deur nog zichtbaar is. In de deur is een raam gemaakt. In de ruimte staan drie tweepersoonsstapelbedden. De douche is heerlijk én we kunnen een wasje doen: twee paar sokken, twee T-shirts, één hemd en één onderbroek. Het druipt uit op een rekje in het dortoir. Onder de luifel voor het restaurant drinken we een biertje tot het weer gaat regenen.

Om halfacht gaan we naar het eetzaaltje waar een Duits stel (vrouw zwanger) en twee Franse echtparen zitten. Een enthousiaste meid rent de trap op en af en brengt een grote terrine romige champignonsoep. Het is héérlijk. Leendert schept wel drie keer op. Hij kan wel wat gebruiken, want hij wordt steeds magerder. Het hoofdgerecht is niet minder machtig. Het is minipasta in room, met gegratineerde kaas. Leendert krijgt er een saucijsje bij. Gelukkig is er geen tussengang kaas, maar wel een fruitcocktail. We drinken tijdens het eten een grote kan water leeg, dan nog twee kopjes thee en nog hebben we dorst. We maken een avondwandeling om uit te buiken. Op mijn balletschoentjes met kartonnen zooltjes (mijn natte bergschoenen staan te drogen) ontwijk ik de plassen. Het is een mooi geconserveerd dorp, maar ik zou hier niet kunnen wonen. Ik zou me opgesloten voelen tussen de bergen, want je ziet amper lucht.

Maandag 2 juli 2007,    Bonneval-sur-Arc -                                                                                             Col de l'Iseran (2764 m) - Val d’Isère (1809 m)
Vannacht begon het en nu, om halfzeven, regent het nog steeds gestaag. Tot zeven uur horen we geen enkel geluid van activiteit in de keuken. Zouden ze ons ontbijt vergeten zijn? We hebben namelijk gevraagd om zeven uur te eten en dat kon. Dan horen we een auto stoppen en de zwangere gardienne opent de deur. Ze gaat brood roosteren (de bakker is vandaag dicht) en thee zetten. We gaan beneden zitten in het kleine restaurant (vier tafeltjes) met de scheve stenen vloer. Er is jus, jam, cornflakes en een grote kan thee. (Dat wordt straks weer vaak stoppen om te plassen.)

Tegen acht uur verlaten we, regenbestendig, de gîte via de zij-ingang. Het lijkt, nee, het is droog. Bij de poubelle dumpen we afval en gaan vervolgens op zoek naar de GR5. Het begin is wederom slecht gemarkeerd en moeilijk te vinden. Na bestudering van de kaart vinden we de weg én de bordjes. Via een boeren-geiten-strontpaadje verlaten we het dorp. We volgen de rivier die de elektriciteitscentrale voedt. We hebben alweer een laagje kleren afgepeld (en twee keer geplast) als het na een uur weer (zachtjes) gaat regenen. Jassen aan en weer verder. Vandaag gaan we over het hoogste punt (2764m) van dit traject van de GR5. Het is de Col d’Iseran, ook bekend van de Tour. En ook favoriet bij amateurwielrenners, motorrijders en oldtimerchauffeurs, want ondanks het natte weer, komen we menig vehikel tegen. De regen wordt heviger en, naarmate we hoger komen, kouder. We missen een afslag en via een modderpaadje struinen we naar de route. We zitten nu net onder de vrijwel onzichtbare autoweg bij Pont de la Neige, en naderen weer een heftige rivier.


Deze keer zijn de sokken en schoenen al nat en maakt het niet meer uit. We stappen om de sneeuw heen en via een paar rotsblokken zijn we aan de overkant. In de verte zien we een vaag steil paadje, óns paadje.


Best vermoeiend, maar 12.15 uur bereiken we de col, waar Edelweiss bloeit. Zelfs in de regen zien ze er mooi, aaibaar uit. Op de col staat een uitspanning en een kerk, waarvan wij eerst dachten dat het een kapel was, omdat we alleen de bovenkant zagen. In het voorportaal trekken we snel wat warms aan, drinken koffie en eten het oude brood met chocolade, kaas en tomaat.


Brrr, het hagelt. In de verte zien we lichtblauwe vlekjes in de lucht, maar het blijft grijs. Na een klein uur pakken we ons weer in (handschoenen aan) en verlaten ons schuilplekje op de col. We balen wanneer we even later een abri passeren. Hadden we dat maar geweten. Nu we aan de andere kant van de col zijn, zijn we ook meteen uit het Nationaal Park en in het skigebied. Skiliften, geërodeerde paden, omgeploegd land. Wat een verschrikking! Tot onze verbazing is de GR nu ruimschoots gemarkeerd, zodat we in ieder geval niet over de weg hoeven te lopen.


Pieper waarschuwt zijn maatjes dat we er aankomen. We passeren nog enkele natte sneeuwvelden en dalen snel af. Eindelijk worden we warm. Eindelijk wordt het droog. Even later zigzaggen we over een skihelling met sneeuwkanonnen tussen de bossen en menen in de verte de camping van Val d’Isère te zien, die na bestudering van de kaart het kerkhof blijkt te zijn. Hopelijk is er straks wat zon. (Hij wil maar niet doorbreken.)

De camping ligt mooi op de route voor het centrum. We zijn al voor vier uur op het terrein. Gelukkig ziet de beheerster ons en schrijft ons in, waarna we ons tentje onder een boom opzetten. De sokken hangen we aan de scheerlijnen te drogen; daarna drinken we een kopje thee. Leendert gaat slapen en ik ga inkopen doen. Het is een, weliswaar toeristisch, dorp (of stad?) met 2000 inwoners en 20.000 slaapplaatsen. Een typische wintersportplaats met veel winkels. In een sportzaak koop ik sokken en bij de Spar vul ik de voorraad aan en koop in voor het avondeten. Ik schrijf in mijn dagboek, kook, zet koffie. Dan paniek. Leendert is zijn hoogtemeter kwijt. Mogelijk tijdens de snoepjespauze op de skihelling laten vallen. Hij wil teruglopen, maar gelukkig vind ik hem op de slaapzak. Dat scheelt een avondwandeling.

Dinsdag 3 juli 2007,    Val d’Isère - 
Col du Palet (2652 m) - refuge de Rosuel (1556 m)

Vannacht bezoek gehad. Leendert werd wakker van 'geklapper'. Het kon niet de wind zijn, dus het moest een beest zijn. We joegen het weg. Wanneer ik om zes uur uit de tent kruip, liggen waterzak, fruit, kaas en chocolade her en der verspreid over het gras. Alle vuilniszakken op het terrein zijn kapot getrokken. De beheerder is al bezig de vuilnis op te halen en de zakken te vervangen. Hij denkt dat het een hond is, maar Leendert denkt een vos. Tot onze grote ontzetting blijkt hij het tentdoek kapot gebeten te hebben. Een mooie tandenafdruk, rechts in de voortent. Wat zal Dennis hiervan zeggen? We maken de tent droog, eten en gaan tegen acht uur richting bakkerij, waar ze geen pain complet en geen gebak hebben. We nemen genoegen met pain de campagne en twee chocoladecroissantjes.

We lopen eindeloos door het dorp. De route is niet te volgen. Leendert vindt het een lelijk, karakterloos skidorp en nog steeds worden er meer en meer hotels, appartementen en skiliften bijgebouwd. Val de Misère is een meer toepasselijke naam. Via een bouwplaats bereiken we de route. Voorlopig zitten we nog tussen de skiliften en sneeuwkanonnen, geërodeerde paden en kale grasvlakten. Het wordt alleen maar erger. Tignes-Le-Lac is een nog moderner skidorp met gigantische gebouwen, een golfterrein en een gletsjer, waar je zelfs in de zomer kunt skiën.


De bijbehorende parkeerplaats staat vol auto’s. Omdat ik de kaart niet bestudeerde, had ik een beeld van een lieflijk dorp aan het meer. Kortom, doorlopen en snel naar de Col de Palet, naar het Nationale Park, de grote kudde schapen en de Edelweiss. Behoudens enkele druppels is het nog steeds droog. Na de col breekt even de zon door en lunchen we voor de grote afdaling van 2652m naar 1800m begint.


Heerlijk geleidelijk


en in gezelschap van veel nieuwsgierige marmotten.


Om half vier trekt het dicht en gaat het regenen. We worden klets en kletsnat. Het pad verandert eerst in een steenmassa en dan in een modderpad. Druipend en smerig komen we aan in refuge de Rosuel.


Ik krijg weer rubberen tuinschoenen en de natte spullen kunnen mee naar de kamer. We zijn ingedeeld bij een Nederlands echtpaar uit Wolfheze. Het blijkt dat ik de man vorig jaar tijdens de natuurwerkdag gezien moet hebben. Ze lopen de GR5 in de andere richting. Vorig jaar hebben ze door ziekte de tocht moeten afbreken. Na een lekkere douche gaan we beneden eten met hen. Lekker vegetarisch, maar zonder zetmeel. Het toetje met frambozen is heerlijk. Tegen tienen gaan we naar bed.

Woensdag 4 juli 2007,    refuge de Rosuel -                                                                                         refuge de la Balme (2009 m)


Ik kijk door het grote raam van de refuge. Het is nu nog droog en we kunnen de regenspullen inpakken. Ik doe wel mijn gamaschen aan om mijn broek te beschermen tegen modderspetters. Het is ijdele hoop. Acht uur en het regent. De Wolfhezenaren twijfelen nog (zij gaan naar refuge de Palet), maar wij gaan moedig op pad. Al spoedig moeten we een beek kruisen.


Een uur lang regent het; dan klaart het op. We lopen door een oude mijnstreek. Er liggen restanten, maar net niet op onze route. Tot Landry blijft het droog. Dan trekt het weer dicht (nog net droog koffie gedronken) en gaan de jassen weer aan. Zo blijft het de hele dag: jasje aan, jasje uit. We doorkruisen Valenzan per passage pieton. Een steil pad omhoog; dwars door het dorp. Onder een afdakje zitten een man en vrouw, die ons een half uur geleden in hoog tempo passeerden, een broodje te eten. Ze zien er Hollands uit en ik vraag of ze uit Nederland komen. Niet begrijpend kijken ze elkaar aan. Ik ga over op het Frans, maar het blijken Engelsen te zijn. Ze zijn in Nice begonnen en lopen de GR 5 tot Gingolph. We nemen tijdelijk afscheid, want zij gaan ook naar La Barme. Het is een pittige dag, met nog drie uur stijgen. We lopen langs prachtige, bloemrijke natuurreservaatjes,


 waar Leendert probeert een Dambordje te fotograferen. Toch alweer drie nieuwe vlindersoorten aan mijn collectie toegevoegd: afgelopen zondag de Koningspage en de Apollo en nu dus het Dambordje.

Het gruizige pad verandert in een modderig koeienpaadje. Mist vliegt door de dalen. In de verte zien we bepoederde bergen. Daar moeten we ongeveer heen. Onze energie is zo ongeveer op. We slepen ons omhoog. Het zicht wordt minder. Als we achterom kijken zien we slechts een vlekje zon in het dal. Dan zien we voor ons de refuge liggen. Een mooi pad brengt ons naar boven. Verijsde sneeuw ligt op de bladeren.


We zijn nog geen 10 minuten binnen of het gaat echt sneeuwen. Net Kerstmis. De refuge zit vol tieners, zodat wij met de Engelsen in het winterverblijf, een kamer met twee tweepersoonsstapelbedden, mogen slapen. Niet zo warm, maar wel zo rustig, want het ligt onder de eet- en slaapruimte. Via een trap aan de buitenkant komen we in de eetruimte. Daar is het heerlijk warm. Ik haal mijn schoenen, stop ze vol met kranten en zet ze bij de kachel. We praten wat met de Engelsen. De tienergroep heeft zelf eten bij zich en kookt een potje. De meisjes lopen in T-shirts en panty’s met korte broek. De overige uitrusting krijgen ze gelukkig van de UCPA. UCPA staat voor Union national des Centres sportifs de Plein Air. Dus lekker in de buitenlucht bezig zijn. De meesten zijn voor het eerst in de bergen. Een Franse jongen knoopt een gesprek aan met ‘onze’ Engelsman om zijn Engels te oefenen. Het blijft sneeuwen (de sneeuwgrens ligt nu op 1800m) en het wordt morgen spannend of we de pas van 2469m over kunnen. De weervoorspellingen zijn dat het morgen beter wordt en overmorgen nog beter.

Donderdag 5 juli,    refuge de la Balme  -                                        Col de Bresson (2469 m) -  refuge du Plan de la Lai (1818 m)
We wonen nog in een witte wereld.



Vanuit het winterverblijf lopen we over de gladde besneeuwde trap naar boven, waar de wc, was- en eetruimte is. De Engelsen willen met ons samenlopen, omdat het pad waarschijnlijk moeilijk te vinden is. Wanneer we vertrekken zijn de twee meisjes van de refuge de bloemetjes naast de trap aan het bevrijden van hun koude last. Er ligt een dik pak. De hond is alweer naar binnen. Leendert wacht geduldig (de man houdt van kletsen) tot het gezelschap buiten staat en gefotografeerd kan worden.


Het eerste stuk van de route gaat goed. We houden richting noord aan. We zien af en toe markeringen en zolang we rechts van de rivier blijven moet het goed zijn. Dan lopen we vast ín de rivier. We zoeken vergeefs naar rode rechthoekjes. Springend van steen naar steen struinen we verder. Het gaat natuurlijk allemaal erg langzaam tot we bij de abri zijn. De abri is een ingegraven hutje bedekt met stenen. John vergelijkt het met zijn matentabel. Hier moeten we ergens de rivier oversteken en twintig minuten noordwestwaarts lopen. We ploeteren voort.


Zakken we een halve meter diep of ligt er onder de sneeuw een steen? Markering zien we niet meer en ook de col verdwijnt in de mist. Alleen in de verte zien we refuge de Presset. Een mooi baken.

Leendert doet het zware spoorwerk en wij stappen in zijn voetstappen. Eindelijk zijn we weer op een pad. Beneden ons zien we de jongerengroep komen; ze maken dankbaar gebruik van ons spoor. Nog even zigzaggen en we zijn op de Col de Bresson.


De Engelsen maken ijzige foto’s (Leenderts toestel is buiten functie) en zijn blij. Ik ben nog blijer met het spoor dat naar beneden loopt. Waarschijnlijk van iemand uit refuge de Presset. Nu maken wíj dankbaar gebruik van iemands spoor. Vlotjes dalen we af en als we een luw plekje in de sneeuw zien, stoppen we voor een koffiepauze.


Terwijl het gas loeit, horen we boven ons gejuich. De groep heeft de col bereikt. De Engelsen, die John en Jean heten, trakteren op een koekje. De groep passeert ons. Een alpenroosje probeert de omgeving op te fleuren.


Zolang we door de sneeuw lopen gaat het prima, maar langzaam komen we onder de sneeuwgrens en verandert het pad in glibberige, modderige blubber. Jakkes. Modderspetters tot het kruis. Natte voeten hadden we al. Toch lijdt ons humeur er niet onder. Wanneer de mist even verdwijnt, zien we in de verte Lac de Roselend. We lopen nog eindeloos op en af over de Grande Berge en Les Petites Berges. Het laatste stuk nemen we de grote weg om de modderige afsteekpaadjes te vermijden. Eindelijk breekt de zon door. We passeren het onderkomen van de jongeren, waar zij zich al gewassen hebben. Wij gaan naar refuge de la Lai, een CAF hut met Mongoolse yurts.


Wat een teleurstelling dat deze aan de weg ligt. Gevolg is twee motorrijders, die ‘ons’ tweepersoonsbed ‘inpikken’, onwetend dat wij hem op het oog hadden. (De volgende keer eerst het bed beleggen.) We installeren ons in het stapelbed, douchen en drinken op het terras een kop thee. Mijn hoofd voelt als een boei en de zon brandt fel. Tot het eten doen we een spelletje halma. Ik heb niet veel zin om te schrijven en maak alleen aantekeningen. Vanavond eet ik polenta (niet gaar) met één worstje. Een wat karig maal. Fruitcrumble met harde korst moet het goed maken.

Vrijdag 6 juli 2007,    refuge du Plan de la Lai - 
      Col de la Sauce (2307 m) - Camping Chapieux (1554 m)
Gisteren zeiden ze ‘Morgen schijnt de zon’. Vandaag zeggen ze ‘regen, regen, regen’. Met z’n vieren zullen we vandaag afwijken van de route, omdat de crête naar de Bonhomme gesloten is. Lange kilometers over de weg, maar het is nog droog. In het westen lijkt het open te breken en schijnt de zon, maar ons dal is nog gevuld met wolken. We zien twee groepen richting crête gaan en als ik een mogelijkheid zie om aan te sluiten, begint het te kriebelen. Waarom zij wel en wij niet? We overleggen en besluiten de gok te wagen. We dalen af naar de GR en bereiken de tweede groep. Het zijn de jongeren. Volgens de leider zou hij gewaarschuwd zijn als de crête gesloten is. Dat geeft moed. We volgen weer de GR, maar negeren de glibberige blubberpaadjes en volgen de brede geleidelijk lopende weg.


Na een tijdje zijn we weer op hoogte en lopen in de sneeuw, vaak tot kniehoogte. De mist wordt dikker en niets lijkt op een weersverbetering. Na de Col de Sauce  beginnen  we aan de beklimming van de crête. We volgen het spoor en passeren de ‘andere', ouderengroep. We zijn al op de kam. Soms lopen we rechts, soms links. De puntige rotsen zijn magnifiek.


Dan zien we een oponthoud bij de jongeren.Ze gebruiken een touw (door twee jongeren vastgehouden), waarlangs ze één voor één de moeilijke passage nemen. Maar ze komen terug! Het is te gevaarlijk. Wij willen eerst zelf gaan kijken, maar wanneer de gids van de ouderengroep ook terugkeert en zegt dat het te gevaarlijk is, keren ook wij om.

Vijf uur na de start, rond twee uur, staan we weer op het punt bij de asfaltweg waar we besloten de gok te wagen. De jongerengroep is ergens halverwege de helling van de route afgegaan (als dat maar goed gaat) en de ouderengroep is terug naar de refuge. We volgen de acht kilometer lange, slingerende asfaltweg omhoog naar de col en omlaag naar Chapieux. Bonhomme is gezien het tijdstip geen optie meer. Er is veel groen en weiland, maar geen paadje in de goede richting. De zon wordt feller, zodat we ons ontdoen van regenkleding en ons hoedje en zonnebril opzetten. Het eerste wat we van Chapieux zien is de camping. Dat blijft lang zo, want de huizen liggen tegen onze steile helling aangeplakt. Eindelijk beneden zoeken John en Jean de Auberge op en wij de receptie van de camping. Maar die is er niet. Van kampeerders horen we dat het gratis is. We zoeken het meest egale, droge plekje op en prikken de haringen in de stenige grond, vlakbij de bijna lege rivierbedding.


Er is plek genoeg en de enkele tentjes, campers en caravans staan verspreid over het grote terrein. (Enige jaren geleden is het hier nog overstroomd.)

John en Jean komen melden dat de Auberge vol is en dat ze waarschijnlijk in de winterruimte, die met de roodwitte deur, zitten. Maar na wat rondvragen (praten met de bazin van de Auberge) komen ze in een piepklein caravannetje terecht. Ze zijn tevreden. In het winkeltje koop ik tomaten, een blikje salade en cake om het pakket macaroni boulognese aan te vullen tot een complete maaltijd. Voor het eten brengen we nog een bezoekje aan de caravan van John en Jean, waar het heerlijk ruikt naar stinksokken. Na het eten genieten we van de rust, die regelmatig verstoord wordt door het gedonder wanneer een auto over de houten brug rijdt. De zon schijnt zijn laatste stralen op de bergen en de koeien luiden hun bel tot laat in de avond. We gaan vroeg naar bed.

Zaterdag 7 juli 2007, Camping Chapieux - 
                    Col de la Croix-du-Bonhomme (2483 m) - 
                                                  Camping Mont Joie (1150 m)
Het lijkt een stralende dag te worden. De zon beschijnt de bergtoppen en de lucht is strakblauw. We gaan vandaag ‘alleen’ op stap en zullen John en Jean wel een keer onderweg zien. Vanaf acht uur wachten we op het brood van de bakker. Bij elke auto die komt en donderend over de brug rijdt, kijken we op. We verkleden ons naar iets luchtigs, smeren ons in en pakken de zonnebril, want de zon zakt steeds verder van de helling die we straks gaan beklimmen. Eindelijk na een half uur wordt het brood gebracht door vier dames in een bestelbusje. Twee meelzakken gaan naar de Auberge en twee naar het winkeltje.

Tijdens de koffiepauze ontmoeten we John en Jean, die we al een tijdje als stipjes omhoog zagen komen met vele wandelaats van de Tour de Mont Blanc.


Ook twee jonge jongens passeren ons, die ieder 35 kg verse groenten en andere etenswaren (bevoorrading van de Bonhomme) op de rug dragen om vervolgens de hele dag in de refuge de Bonhomme te werken. De tweede jongen heeft het duidelijk moeilijk. Na steeds een paar stappen moet hij alweer rusten. Later horen we dat hij is afgehaakt en het spul halverwege heeft laten staan.
Wij gaan stug door.


Met een paar sneeuwvelden zijn we om twaalf uur op de top, bij de refuge. We kijken naar de crête, waar we gisteren zo graag hadden willen lopen . We waren dichtbij.


Nu zien we kleine stipjes bezig. Het zal niet gemakkelijk zijn, met de smeltende sneeuw.

We passeren een leuk ravijntje


en zijn in een uur op de col de la Croix du Bonhomme



over een terrein met grote rotsen, waar we lopende mountainbikers en vele zwetende wandelaars tegenkomen. Is dit de Kalverstraat? De mooie zaterdag en de samenloop met Tour de Mont Blanc trekt aan. De afdaling kan beginnen.


Een eindje van de route zijgen we neer voor de lunch en missen daardoor John en Jean, maar op het terras van La Balme zitten ze achter een glaasje fris en bosbessengebak. Wij schuiven aan. Het terras is nog leeg, maar we trekken zoveel volk, dat bij ons vertrek het terras vol is. We passeren nog een diepe kloof

en een natuurlijke brug.


De mensenmassa op straat wordt steeds erger en we eindigen bij een dagrecreatieterrein bij Mont Joie. Daar blijken we de camping voorbij gelopen te zijn, zodat we langs de autoweg 500m terug moeten lopen. John en Jean hebben een plek in de gîte van de camping gereserveerd, omdat hun ‘lovely’ bed & breakfastadres vol zit. Het heeft een voordeel, want nu kunnen wij vanavond met het busje mee naar het restaurant in het centrum. Maar eerst de tent opzetten achter het kinderkamp, brood bestellen en een biertje halen bij de kiosk. En snel douchen voor we weer weg moeten. We zijn met zijn vijven: John, Jean, een Fransman uit Le Havre, Leendert en ik. De Fransman wil Engels praten, maar wij houden het op het Frans. Politiek en Frankrijk zijn een van de onderwerpen. Het halfpensiondiner is wat karig voor een restaurant: kale pasta en boeuf bourguignon, geen kaas en een klein toetje. Terug op de camping is het rustig. De kindertjes liggen op bed en ook wij gaan snel onder zeil.

Zondag 8 juli, Camping Mont Joie - Col de la Voza (1653 m) -
                                                                Les Houches ( 1008 m)
Zullen we nog één droge dag cadeau krijgen? Ik hoop het zo, want maandag vertrekken we weer naar Nederland. De voorspellingen zijn regen en onweer, maar nu is het droog en bewolkt. De eerste wandelaars vertrekken naar de Bonhomme en wij gaan met John en Jean de andere kant op naar ons eindstation Les Houches. We doorkruisen Mont Joie, waar alle winkels open zijn, alsof het geen zondag is. Voor ons reden om kaarten, fruit en gebak in te slaan, die we straks in Tresse in een verlaten gebouwtje met keukentje bij een verlaten restaurant met John en Jean zullen verorberen.


Want het is gaan plenzen. Ik schop een ballon weg met ‘Have a nice day’. Een korte bui. Toch blijft het regenpak aan tot we bij een kleine heftige bestijging het veel te warm krijgen. Het is van korte duur. Even later gaat het weer druppelen en wanneer het doorzet moet toch de rugzak af en het regenpak aan. Helaas zijn door de regen de Turkse Lelies niet fotogeniek. De beken zwellen aan.


We komen weer veel mensen tegen, deze keer zwetend in hun regenjas of cape.

We dachten onze laatste dag vooral veel te dalen, maar het blijkt niet de waarheid. Het zijn korte steile klimmetjes en pittige afdalingen. De laatste klim naar Col de la Voza. Ik ben blij dat we boven zijn. Gezeten op een bankje van het tramstation lunchen we. Weer een flinke regenbui. Zigzaggend onder de skiliften dalen we af, GR markeringen zijn schaars en daardoor lopen we in de buitenwijk van Les Houches te ver naar het Westen. Weer gaat het regenen. We belanden op de GR Pays de Tour de Mont Blanc en via een grazig paadje naderen we het centrum. Het Office du Toerisme is open en de Zweedse jongen beveelt ons een paar goedkope (preiswerte) hotels aan. Nee, vandaag maar geen camping. Na één kilometer lopen, stappen we verwachtingsvol naar binnen bij Sint Antonius, maar er is niemand te bekennen. Op de bel bij de voordeur wordt niet gereageerd. Dan ontdekken we de bel op de balie en komt een hijgende mevrouw met laptop naar boven. Of we gereserveerd hebben? Ze doet alsof alles vol is, maar we krijgen twee mooie driepersoonskamers aan de achterzijde. Leuk ingericht met een was/toilet/douchecabine, voor de prijs van 55 euro. De schoenen en natte kleren laten we achter in het skiraum bij de ingang. We spreken met John en Jean af een biertje te gaan drinken, na het douchen en kaarten schrijven. De regen gaat flink te keer, maar soms komt de zon tevoorschijn. We zijn blij niet op de camping te staan. Op de helling aan de overkant zien we het monument waarlangs we vorig jaar in september liepen naar Bel Lachat.


Het biertje drinken we in de bar, zodat ik niet op mijn sloffen naar buiten hoef (behalve voor het posten van de brieven) en om zeven uur gaan we aan tafel. Voor het eerst kunnen we kiezen! John en Jean gaan voor een salade/charcuterie en pizza en wij voor een salade en vis. De salade is zo groot, dat Jean de pizza niet op krijgt. Ik heb geluk dat ze de friet vergeten zijn, zodat ik beide, friet én groenten krijg. Alles wordt met smaak en een glaasje wijn verorberd. Ook de îles flottantes. Een mooie, waardige afsluiting met onze Engelse vrienden. Ik heb met hen te doen, want de weersvoorspellingen zijn allerberoerdst. De volgende dag wordt zelfs afgeraden de bergen in te gaan. wij zitten dan in een van de vele treinen, die ons in vijftien uur naar Ede moeten brengen. ’s Morgens worden we nog uitgezwaaid door John en Jean, die maar een boek gaan kopen en wat lezen. Wij zijn tevreden. Op de crête na hebben we alles kunnen lopen. Zes mooie dagen gehad en ík heb genoeg afgezien. Nu nog vier boekjes GR: één boekje GR België (Bergen op Zoom – Luik), één GR Lotharingen, één GR Mercantour en één GR Nice.