woensdag 13 augustus 2003

03-07-29-MCh+It Sentiero Roma

Sentiero Roma


Dinsdag 29 juli 2003, Val Fedoz


Even "absitzen'. Of liever niet, want daar houden de plantjes in de bloembakken niet van. Na een nachtelijke rit met de City-Night-Line naar Zürich en voorspoedige ochtendrit naar Sankt Moritz, wachtten we op de bus naar Sils Maria. Ik heb wel 20 kg in mijn rugzak en 5 kg in een papieren tas. Onder andere met restjes eten uit Nederland en de inkopen bij de Coop. Deze keer verliepen de inkopen zonder drama, dat is wel eens anders als Leendert met mij boodschappen moet doen. We zijn wel 50 CHF armer. Bij de bushalte eten we een vers croissantje, nadat we vanochtend één broodje gegeten hebben. En het is toch al één uur.

Om twee uur zijn we in Sils bij 'onze' Baukantine. "Ein Fraulein" wijst ons de weg naar de kamer. De rest kennen we, want in september 2000 waren wij hier op aanraden van Noes Lautier en Op pad. Het gebouw ziet er niet uit, maar het is schoon én relatief goedkoop. De op 1800 m hoogte gelegen Baukantine is een ideale uitgangsbasis voor de inloopdagen van de Sentiero Roma; dicht bij bushalte en supermarkt. We ruimen de kasten in, verplaatsen bed en bureau, vullen de koelkast, brunchen en gaan op pad naar Val Fedoz. We volgen het pad langs de Silser See. Het is heerlijk weer, zon en wind, én het is hoogseizoen. De vele "grü-e-sie (mit ein and)" zijn niet van de lucht. Ook de mountainbikers kruisen ons pad, maar "Mit Respect", zoals het bordje vertelt. De eerste kleine bultjes op ons pad vallen tegen, maar worden overwonnen. We bereiken Isola, 



een klein gehucht aan de Silsersee,


waar nog geitenkaas gemaakt wordt. Wij lopen het Val Fedoz in en maken nog een lusje. 



Het is al vroeg in de avond, en de "Murmeltiere" maken hun bekende hoge piepende geluid. In de verte zien we er eentje zitten. Lopend door het dennenbos, zien we plotseling een ree, rustig knabbelend aan het lange gras. Om de tien seconden kijkt ze op en spitst haar oren. Toch komen we rustig dichterbij. Ik ben helemaal weg van haar bruin omrande ogen. Voorzichtig pak ik mijn camera die aan mijn riem hangt en maak een paar foto's. 


Zonde van de prullenbak. En dan schiet een reebok voorbij. Als een derde wandelaar nadert, wordt het de reeën teveel en vluchten ze weg. Wij lopen tevreden verder. Dit zijn kostbare momenten en het gebeurt eigenlijk alleen in de vroege ochtend of avond.

Tegen acht uur lopen we Sils binnen en eten bij het vertrouwde, gemoedelijke hotel Seraina.

Oogst van de dag: vaag murmeltier en twee reeën.

Woensdag 30 juli 2003, Muott 'Ota


De eerste echte inloopdag. We konden pas ná Leenderts verjaardag vertrekken, zodat we máár drie dagen hebben. Na een muesli-ontbijt verlaten we Sils. Helaas is de "Schluchtweg" afgesloten, maar er leiden meerdere wegen naar ons doel vandaag, de "Muott ' Ota". Deze niet zo hoge bergrug (2430 m) tussen het Val Fedoz en het Val Fex. Het is al weken, maanden uitzonderlijk zonnig weer. En ook deze week brandt de gele bol volop. De flora heeft er van geleden. Dat wil zeggen, momenteel bloeit er weinig. Her en der staat een mooi bloempje Ik ben teleurgesteld dat we máár zo’n laag topje doen, want het VVV vertelde dat het morgen slechter weer en onweer zal geven. Maar na de nodige stijgingen heb ik dat gelukkig (voor Leendert) weer vergeten. Twee jonge meiden passeren ons en even later loopt een grote groep ouderen voor ons uit. Wij drinken koffie op een bankje met uitzicht op Sils en het meer van Silvaplana.



Ik snoep wat bosbesjes. We lopen vandaag niet naar een echte top, maar volgen de rug van schuin oplopende plateaus, met een steeds hogere rug. De helling gaat verder, maar wij lunchen achter een rots, zoveel mogelijk uit de zon, en laten de top rechts liggen. Wij dalen af door een groene weide naar Alp Fex over een 'krekelpad'. Bij elke stap die ik zet, springen de krekels voor me uit. Helaas is het hoogtepunt van de dag voorbij. Ter compensatie lopen we het Val Fex in, maar niet zonder een versnapering genoten te hebben bij Alp Fex, een boerderij die "bewirtet" is. De jonge boerin is allervriendelijkst en Leendert geniet van de door haar gebakken "Apfelstrüdel".


Al met al hebben we dag weer bijna om. Na de vele uren zon, ben ik blij met de sparrenboompjes. Tot mijn spijt heb ik de zitlap bij Alp Fex laten liggen. En gaat / ging er meer mis vandaag: de aansteker doet het niet goed, het bankje zit niet lekker en ik vergeet de lucifers bij de Volg (= de supermarkt). In de Baukantine koken we rijst met kool en broccoliburger. We koken in de grote keuken, omdat de kleine keuken bezet is door de Portugese arbeiders en het er echt vies uitziet. En nu de vraag: wat doen we morgen?

Oogst van de dag: veel roodstaartjes in Val Fex.


Donderdag 31 juli 2003, Tschappasee


We hebben gisteren en vanmorgen uitgebreid naar het weerbericht gekeken. De verwachting voor het Engadin is: in de namiddag regen. Vannacht hoorden we enkele donderslagen, maar naar buiten kijkend ziet het er niet onaardig uit. We besluiten een klein rondje naar de Tscheppasee te lopen. Volgens de beschrijving uit de Bergsteiger maar 4 uur lopen. Het is hier om de hoek. Als je vanuit de Baukantine de beek en autoweg oversteekt, sta je aan de voet van de Piz Lagrev met de Tscheppasee.

Het is lekker fris én droog. Met mijn fleece aan, is het een prima wandeltemperatuur. We volgen eerst de "Via Engadina''. Het autogeraas van de weg naar de Julierpas wordt allengs sterker. Net als de wind, zodat we besluiten voor de koffie eerst nog een flink stuk te stijgen over een zigzagpad. Eindelijk boven vinden we geen bankje maar een min of meer windluw plekje voor de koffiepauze. Net als we denken dat we hier de enige mensen zijn, passeren twee dames en een jong stel ons.

Nu we "op hoogte" zijn, is het nu aangenaam banjeren over slingerende paadjes door een groen maanlandschap van rotsen,


stenen en bloemetjes. Dan worden we opgeschrikt door het harde piepen van een "Murmeltier". We zien hem niet ver van ons zitten op een steen en achter hem zitten er ook nog twee. En dan zie ik uit mijn ooghoek een gems voorbij schieten. Bruin lijf, zwarte onderbuik en zwarte poten. Magnifiek. Op 50 meter afstand geeft hij een staaltje van zijn klimkunst. Ons nauwlettend in de gaten houdend verdwijnt hij uit het zicht.

In de verte zijn dreigende luchten en de eerste druppeltjes vallen. Onder een grote overhangende steen lunchen we,

terwijl het nu zachtjes regent. We lopen verder in de regen naar de Tscheppasee op 2616m. We zien veel slecht geklede mensen met korte broek en slechts een dun jack aan. Het verbaast me, want in de bergen moet je altijd rekening houden met slecht weer. Het is niet lang genieten bij het meer. Ik heb het inmiddels ijskoud en trek mijn handschoenen aan. Voorzien van stokken, maken we ons op voor de lange steile afdaling. Een hagelbui stort zich over ons uit; daarna neemt de regen af. We hebben twee uur nodig voor de afdaling.



We dalen precies af boven de Baukantine. Als je vanaf beneden naar boven kijkt zie je geen enkel pad op de steile helling. Weer op de "Via Engadina" aangekomen scheiden onze wegen zich. Leendert gaat naar huis en ik naar de Volg, voor wat lekkers, wat groenten en opnieuw voor lucifers. Ik ben best tevreden over deze dag.

In de Baukantine praat ik met een dikbuikige jongeman uit Zürich. Terwijl ik aan het koken ben, eet hij staand een stuk stokbrood, dat gedoopt wordt in knoflookmayonaise. Even later lurkt hij aan een anderhalve liter fles limonade. Of het gezond is?

Grapje van de dag: op 2000 m hoogte, 200 m boven Sils kijkt Leendert naar de voorbij razende auto's en zegt: "Zo moet het er vanaf de Eiffeltoren ook uit zien." Waarop Lilian zegt: "Is de Eiffeltoren dan 2000 m hoog?"

Oogst van de dag: drie Murmeltiere en een gems.

Vrijdag 1 augustus 2003, Fuorcla Grevasalvas


"Swietz-weer". Vandaag wordt het schitterend zweetweer en gaan we weer aan de andere kant van de weg kijken. Met de bus rijden we via Silvaplana naar de Julierpas. En we zijn niet alleen. We passen net met zijn allen in de bus. Het is vandaag nationale feestdag en dan gaan de Zwitsers lopen! De meeste in korte broek en met stokken. Wat schetst onze verbazing als wij op de Julierpas in een dikke mist rijden. Rillerig stapt de meute uit. Een jongen krijgt het T-shirt van zijn pa en slingert vrolijk met zijn armen, terwijl de mouwen over de grond slepen. De colonne loopt voor ons uit en verdwijnt in de mist. Dan is het toch lekker rustig. We begonnen op 2233 meter door een open blokkenterrein boven de boomgrens. Grijze stenen begroeit met mos. Ik ben helemaal verrukt van de Fiederstacheliche Kratzdistel.


Ze staan hier in groten getale en het geelgroen kleurt prachtig in combinatie met de paarse klokjes. Ik hoop dat de foto goed gelukt is. We dalen af naar het meer van Grevasalvas,


waar koeien tevreden tussen de distels bellen en kauwen.



In het riviertje


staat prachtig gele steenbreek. Je kunt zien dat het hier veel vochtiger is dan in aan de andere kant van de berg, het Engadin.

De stenen veranderen in roestbruine kleuren. Er hangen nog steeds vlagen mist, maar we kunnen de bergen om ons heen zien. Na de koffiepauze


als Leendert op staat, schrik ik eerst, maar dan moet ik vreselijk lachen. De broek van Leendert is op zijn bil gescheurd en niet zo'n beetje ook. Zijn blauwe onderbroek is duidelijk zichtbaar. Ik stel voor dat ik voorlopig achter hem zal lopen.

Het is aangenaam om niet in de felle zon te moeten stijgen. Over blokken vervolgen we onze weg naar de pas op 2688 m.

Tussen de grijsgroene stenen liggen prachtige roze stenen en donkerbruin versteende boomstammen. Op de pas is het winderig. De mist is opgetrokken en we kijken uit over het Engadin, Maloja en het Silsersee. Onze thuishaven.



Ik pak mijn stokken en ga zigzaggend naar beneden, waar Lej (=meer) dal Lunghin wacht. We maken een verplichte stop bij het tweede veenpluismoerasje van vandaag. Leendert maakt foto's


en ik bescherm me tegen de nu toch felle zon. Dit pad kennen we, omdat we drie jaar geleden hier op de Grevasalvas waren.

Ik ga Leenderts broek repareren, maar de naald uit het naaisetje dat ik al jaren ongebruikt bij me heb, gaat na een paar steken kapot. Dan maar met sporttape. De scheur wordt steeds groter en reikt nu bijna tot zijn knieholte. Leendert is er niet blij mee.


De sporttape plakt aan zijn been en als hij ergens gaat zitten plakt het aan de zitlap.

Om drie uur zijn we bij het meer van Lunghin. Nu moeten we beslissen wat we doen. In twee uur naar Bivio lopen om daar de laatste bus te halen is onmogelijk; in drie uur naar Casaccia voor de bus is risicovol. We doen veel langer over een traject dan we verwachten. Dan maar de bekende weg naar Maloja en langs het Silsersee naar huis.

Dan maken we een miscalculatie. Bijna beneden lijkt de "Via Engadina" een goede optie, maar door het vele op en af duurt het veel langer dan we dachten en zijn we pas om half acht thuis. Veel te laat, als je bedenkt dat we morgen aan onze Sentiero Roma beginnen en nog moeten inpakken. Maar de route door het gehucht Blaunca


kan ons niet meer afgepakt worden. De champagne, die gekoeld wordt in de watertrog, neem ik toch maar niet mee.

In een half uur zet ik een pastamaaltijd op tafel



en na de koffie gaan we in onze kamer aan de slag. Het bureau en bed worden weer verwisseld van plaats. Spullen die achterblijven verdwijnen in de kast; wat mee gaat ligt op bed. Ik zoek vergeefs naar mijn lakenzak. Ik heb hem thuis van zolder gehaald! Ik weet het zeker. Leendert gaat zijn reserve trekkingbroek van Zeeman uittesten. Hij kostte maar 9,90 euro. Hij zit en voelt in ieder geval lekker. Ruim na tienen zijn we klaar. De rugzak voelt zwaar door de klettersteigspullen en de helm.

Die nacht slaap ik slecht. Vast zenuwen.

Oogst van de dag: Fiederstacheliche Kratzdistel en een gescheurde Fjällräven broek.
Grapje van de dag. Leendert: "Heb jij de zonnebrand om mijn mouwen in te smeren?"

Zaterdag 2 augustus 2003, Val Codera


De wekker loopt om 5.20 uur af. Nog heel even soezen. Half zes komen we stilletjes in beweging, hoewel het onmogelijk is om je in dit gebouw geluidloos te verplaatsen. Ik zet een grote pan water op voor in de thermoskannen en maak een muesli-banaan ontbijt. Het eten wordt verdeeld over onze rugzakken. Nog even naar de WC. Half zeven zijn we klaar. Nog een kwartier voor we naar de bus moeten. De sleutel van de kamer gooien we zoals afgesproken in de brievenbus. Mocht Frau Locher de kamer nodig hebben, kan ze onze spullen, een plunje zak en een papieren zak gemakkelijk verplaatsen. Volgende week zaterdag zijn we weer terug.

In het centrum van Sils stappen we in de postbus naar Chiavenna. Halverwege stappen onze tochtgenoten Jos en Riek in. Ze zijn druk bezig met hun rugzak en zien ons niet. Leendert maakt even een praatje met hen. Ze staan met hun caravan op de camping in Vicosoprano. In het Italiaanse Chiavenna hebben we ruim drie kwartier voor de trein ons naar Novate - Mezzola brengt. Waar de bus wel 20 Sfr per persoon kost; is de trein een koopje, slechts 3 euro.

Als we uit de trein stappen is geen Annelies te bekennen. Maar gelukkig, op de parkeerplaats van het station, langs een drukke autoweg, staat ze. Ze is druk bezig met het inpakken van haar rugzak en beslissen wat ze wel/niet meeneemt; man en kind lopen wat rond. Na de eerste groepsfoto


 en uitgezwaaid door Age en Gergen zijn we op pad. Althans enkele honderd meters. Dan komt Age aangerend: "Waar zijn de autosleutels?" Annelies zoekt in haar broekzak, rugzak, maar kan niets vinden. Blijkt even later dat Age ze toch heeft. We zwaaien als Age voorbij rijdt en zijn nu echt op weg. Leendert draagt het groepstouw, dat standaard meegaat op huttentochten.

10 uur. In de brandende zon start onze tocht. 2680 treden wachten op ons. We duiken het smalle Val Codera in. Een steile stenen trap is onze weg van 200 m naar 1300 m. Spoedig hebben we een fraai zicht op het Lago di Mezzola.


Het pad is prachtig aangelegd en voorzien van galerijen tegen steenslag.


In de verte ligt het dorp Codera. Kastanjebomen en water, veel water zorgen voor verkoeling. Lange pauzes houden ons op de been. Zweet gutst over onze lijven. Dit is net een sauna, maar waar is de koude douche? Zo'n eerste dag is altijd wennen. Al na een uur gaat Annelies haar blaren op beide hielen afplakken met Compeed en sporttape. Het is voor haar een bekend verschijnsel, en de stijgijzervaste schoenen helpen graag.

Om één uur zijn we in Codera. Het vrij grote dorp is alleen toegankelijk voor voetgangers. Alleen voor het transport van voedsel en zieken, is een kabelbaantje aangelegd. Wij eten in de "refugio" onze eigen brood uit Nederland, met (stink)kaas uit Zwitserland. Tot mijn verbazing halen Jos en Riek een groot brood (1 kg) én groot broodmes tevoorschijn.


Na Codera stijgt het pad geleidelijk.


Er zijn niet veel trappen en komen in ons ritme. We passeren nog enkele gehuchtjes.

  


Via een breed bospad bereiken we refugio Brasca (1304 m).



De hut is overvol, onder andere met een groep luidruchtige muzikanten. Iedereen is uitgelaten en zingt uit volle borst. Het is ons teveel en we vrezen de nacht, omdat een aantal bij ons op de kamer ligt.

Op een bankje voor de hut drinken we een biertje en knabbelen een nootje. Annelies gaat douchen. Er ontstaat een enorme discussie met de bazin. We mogen niet zo lang douchen. Er is slechts één douche en een lange rij staat voor de deur te wachten. Annelies heeft helemaal niet lang gedoucht en vindt bovendien dat ze voor 3,50 euro recht heeft op haar douche.

In de twee eetkamers is elke plek bezet. De bediening is vlot en de maaltijd goed en vullend. (Ik ben even geen vegetariër.) De abrikozentaart is extra lekker. Jos krijgt van een gast een potje 'kruiden' voor de soep, maar het blijken pepertjes te zijn. Tranen schieten bijna in zijn ogen, maar hij laat zich niet kennen.

Na het eten wordten buiten bij de jeu de boulebaan, de klettersteigsetjes uitgeprobeerd. Jos en Riek hebben echte, nieuwerwetse setjes met klik-karabiners; wij ouderwetse met geknoopte touwtjes en schroefkarabiners. Het is al schemerig als we haar bed gaan, de muzikanten zijn naar het bos vertrokken en maken daar herrie. Ik koop een lakenzak en slaap slecht.

Oogst van de dag: 2680 treden, veel zweet en een Keizermantel (vlinder)
(helikopter)

Jos en Riek zijn de zwaargewichten; een groot brood, minstens 1 kg kaas, worst, dubbel beleg, suiker, nootjes en hutslippers. Maar zij hebben dan ook een goede conditie. Wij zijn de lichtgewichten: hartkeks en 2 stukjes kaas, chocopasta en pindakaas, zoetjes en geen slippers, want die liggen toch meestal in de hut.

Zondag 3 augustus 2003, Passo Ligoncio

Vanaf zes uur is de groep Italiaanse muzikanten al in de weer. Ik kan niet meer slapen en sta om half zeven op. Buiten aan een tafel schrijf ik mijn reisdagboek. Wat de Italianen doen, weet ik niet. Ze drentelen rond en kletsen wat. Wachten ze op iemand? Een uur later zijn ze nog niet weg. Wij ontbijten om half acht (brood, boter en jam) en vertrekken (pas) om half negen


(Annelies heeft 's morgens niet zo'n haast.)

We lopen door een sparrenbos met grote rotsblokken. Een steile struintocht voert langs heerlijke frambozenstruiken en watervalletjes. Ik loop als enige zonder stokken en het bevalt helemaal niet. Om tien uur heeft de zon ons te pakken.


Nog een uur en we zijn bij "Bivacco Valli" op 1900 m.



De bivakhut van de CAI (= de Italiaanse alpenvereniging) is een moderne roodgekleurde bouwkeet, voorzien van 9 bedden. Hij ligt prachtig tegen een 5 m hoge rotsblok. We kijken omhoog naar de steenmassa en vragen ons af waar de doorgang is. Waar is Passo Ligoncio? Al lopend zoeken we naar de markeringen op de stenen.



Na de lunch gaat het echte werk beginnen.


We zien een couloir met een sneeuwveld, dat afgesloten is door een gemarkeerde losse steen.



Dat zal de pas zijn. Even later gaat ons tuigje aan en helm op. Annelies besluit een lopende zekering te maken. Ik vind de passage er niet eng uitzien, maar veiligheid gaat voor alles. Annelies neemt het grote rode touw en lijnt ons allen aan. De pikorde wordt bepaald: Annelies - ik - Leendert - Riek – Jos.

Na enkele stappen op het sneeuwveld, besluit Annelies toch over de rotsen verder te lopen; de sneeuw is te hard. De eerste klim op de rotsen is ook de moeilijkste, maar dan gaan we langzaamaan verder, één voor één. We nemen het touw in voor de ander en zorgen dat we niet op het touw staan.



De steen is hard en heeft voldoende grepen. Hogerop zijn er ook kettingen. Annelies maakt een lus in het touw en voorziet deze van een karabiner zodat we gezekerd verder kunnen. Meter voor meter; karabiner los, karabiner vast. Dan weer ongezekerd verder tot we bij de 'losse' steen komen. Dan zien we dat we er nog lang niet zijn. Onder de graat voert een lang graspad ons naar de echte pas.



Soms hangen er kettingen. Half vijf zijn we op de pas op 2575 m.


Het touw wordt opgeborgen, maar de setjes blijven aan. De helm zit helemaal niet lekker (ik krijg er hoofdpijn van) maar moet ook opblijven. We genieten en rusten wat voor de steile afdaling.

Twee uur lang opperste concentratie. 475 meter afdalen naar 2100 m. Een immense blokkenwereld. We lopen rechts van een helling met allemaal nu nutteloze stenen dammetjes. De zon verliest aan kracht en de luchtvochtigheid is lang niet zo hoog als gisteren. Eindelijk krijgen we de hut in zicht.



Half zeven zijn bij de refugio van Antonio Omio, net als de meeste hutten van de sectie Milaan. Wij zijn vrijwel de enigen in de hut en dat is wel zo prettig na de overvolle Brascahut.
Terwijl het dochtertje van de bazin buiten speelt, nemen wij een pilsje. De temperatuur is nog zeer aangenaam (20 graden). Al ras komt de jonge bazin met het eten. Ik krijg een omelet met sla, aangevuld met puree van Riek. Het nagerecht is tuttifrutti met verse bosbessen. Annelies is pissig op de bazin, omdat ze een koude douche heeft gehad. Omdat zij de eerste was moest het water eerst opwarmen, maar de vrouw is niet voor rede vatbaar.

Om tien uur is het "Hüttenruhe". Hopelijk slaap ik lekker na deze vermoeiende dag. In de hut is het 20 graden.

Oogst van de dag: een koude douche voor Annelies en onze eerste gezekerde pasoverschrijding.

Maandag 4 augustus 2003


Na een zeer karig ontbijt van twee sneetjes oud brood, 1 jammetje, 1 botertje en een mok thee vertrekken we na een aantal statiefoto’s



naar de naamloze pas bij Monte Boris. Riek draagt het 4 kg zware touw. Ik puf omhoog



en ben blij dat ik het touw niet draag. De luchtvochtigheid is met 95% extreem hoog. Maar we hebben vandaag de tijd; de wandeling is officieel maar drieënhalf uur. Tijd voor lange pauzes. De afgelopen dagen pauzeren we gemiddeld de helft van de looptijd. Maar ja, het is vakantie. We klagen over de Omiohut. Ze gieten te weinig heet water in de thermoskannen, schenken te weinig rode wijn, het ontbijt was erg karig en ze doen moeilijk over de douche. Jammer, want het gebouw en inrichting is best leuk.
Kort voor de naamloze pas,



die toch weer verder is dan we dachten, worden de stokken opgeborgen voor het betere handen- en voetenwerk. Er hangen een paar kettingen. Om ons heen zijn prachtige piekjes, maar toch is er plek voor een paadje naar de pas. Ook de pas op 2497 m is supersmal.


Daar aangekomen puffen we uit. We zijn allen toe aan een energieshot. Leendert en ik houden het op een mueslireep; Riek en Jos lunchen met soep en kaas en Annelies put vooral uit haar chocolavoorraad. De afdaling begint met kettingen, die we ongebonden aflopen. 







Als het toch wat 'enger' wordt, gaan de klimsetjes aan .Ons verkleden kost veel tijd, (de klimsetjes van Jos en Riek zijn veel gemakkelijker,) maar we kunnen veilig verder.


Om half twee zijn de kettingpassages voorbij


en worden de setjes en helm opgeborgen. Leendert en ik nemen nu een uitgebreide lunch. Dan rolt mijn sinaasappel uit de plastic zak en blijft 10 meter onder ons liggen. Jos haalt hem voor mij en ik eet hem snel op. Als hij nu weer gaat rollen, is het goed mis met mij.

Nu is het nog wat op en af naar de Gianettihut,


die we al vanaf de pas zagen liggen. Een veel plezieriger afdaling dan gisteren, toen we voortdurend moesten opletten waar de stenen lagen. In de zon genieten we van een pilsje met borrelnootje. Riek houdt niet van alcohol, behalve een wijntje, en bestelt thee of lemon-soda.

Geen oogst van de dag.

Dinsdag 5 augustus 2003,


Voor het ontbijt maakt Leendert nog een foto van de hut en de kam waar we gisteren overheen zijn gekomen.


Vandaag eens een uitstekend ontbijt redelijk vers brood én met een heerlijke gratis cappuccino. Oo, wat heeft Leendert spijt, maar hij wist niet dat het gratis was. De vriendelijke huttenbaas en zijn Engels sprekende dochters doen de bediening en houden iedereen goed in de gaten. Ik erger me aan een Duits gezin (opa, vader en 4 jongens), waarvan één jongen vreselijk zeurt en huilt. We vragen ons af hoe de moeilijk lopende opa hier terecht gekomen is. Het is een drukke hut, omdat hier veel geklommen wordt. In de wasruimten hangen bordjes dat het water niet te drinken is, maar bij een kraantje buiten kun je vrijelijk tappen.

De rotsen, door de gletsjers uitgespaard, zien er prachtig uit.



Wat zal deze dag brengen? Geeft het onweer? Op mijn rugzak rust het zware touw. Ik doe vandaag rustig aan. Ik wil immers het einde halen. Na een uur lopen, nemen we een waterdrinkpauze en kletsen wat. Plotseling zie ik een murmeltier, vlakbij, op een rots. Helaas verpest Leendert mijn foto.

De route is prachtig. Soms lijkt het pad geplaveid.


In de vreemde pieken zien we allerlei gedaanten, zoals een leeuw en hond. We klimmen en klauteren







en zijn al om tien uur op de eerste passo del Camerozzo.


We zijn misleid door de naam "Sentiero Roma". We dachten dat het om een oude Romeinse weg ging, maar het is een weg uit de Eerste Wereldoorlog, ter verdediging van Italië tegen Zwitserland? Waarschijnlijk heeft een legioen uit Rome de weg aangelegd. Dan volgt een steile klettersteig-afdaling

met veel tegenliggers. De mannen lopen allemaal als ongezekerde bokken naar boven. Beneden gekomen houden we even pauze.


Daarna passeren we een van de zeldzame watertjes.



In de verte zien we ergens de passo Qualido. We gissen naar de precieze oversteek. Vlak over de top is een puinhelling.

Ik heb een hekel aan puinhellingen en wil er niet meer over horen. Maar het valt mee.


En alleen onderaan zijn kettingen.


Ik loop gestaag door en moet me inhouden om een prachtig geel bloempje niet te fotograferen, want dat zou me weer uit mijn ritme brengen. Op het min of meer vlakke stuk tussen de passen komen we schapen en geiten tegen.



Het is twee uur en volgens het routebordje is het nog vier uur lopen. Hoelang zouden wij erover doen? Kom, op naar de derde pas, de Passo d' Averta. Via een smalle zigzag lopen we naar boven.


Ineens is er een ondragelijke stank. Blijkt er een dood schaap te liggen. Zo te zien is zij van een rots gevallen. Telkens als we weer een stukje hoger zijn, komt de stank weer langs je neus.

Dan krijgen we een rare afdaling. We lopen over de graat naar een piekje en dalen dan pas af. Dan komen er enkele passages met kettingen. Waar het pad heel smal lijkt is de ketting lost geraakt en ligt op de grond. Leendert wordt gezekerd met een slinge. Net als ik. Jos en Riek lopen ongezekerd. Maar als we op het pad zijn, blijkt die helemaal niet zo smal te zijn. Dat had ik best ongezekerd durven lopen.

Dan is Refugio Allievi in zicht.


Nog een laatste hobbel. Leenderts kaarsje is uit, maar hij moet nog even. Tot onze verbazing zijn we toch nog om 18.10 uur in de hut. Conform het routebordje. Ik doe mijn klimsetje uit en neem samen met Leendert een heerlijke douche (voor 3,50 euro). De anderen houden het op een gewone wasbeurt. De slaapzaal ziet er vreselijk uit. Eén grote zaal met ijzeren stapelbedden. De matrassen zijn oud en vreselijk slecht. Tussen twee bedden is amper ruimte. En dan te bedenken dat er maar heel weinig mensen zijn. Vanuit mijn bed kijk ik op de vliering, waar planken en nog meer matrassen liggen. Het lijkt wel of het geld op is en dat ze het niet meer af kunnen maken.

Tijdens het avondeten zitten het hele gezelschap aan één tafel. Wel zo gezellig. We zijn met ongeveer 15 mensen, wederom een paar klimmers. Ook hier kun je geen water tappen, maar van een Amerikaanse horen we dat zij al vier dagen van het water drinkt. Waarschijnlijk voldoet de hut niet aan de EU-voorwaarden en mogen het water niet aanbieden. Ook wij gokken erop dat het water goed is. We zitten immers zo hoog.

Gaandeweg het eten voel ik me steeds beroerder. Ik eet een stuk taart, maar misschien had ik dat niet moeten doen. Waarschijnlijk was de combinatie wijn - water met dubbeltjes, vet vlees - zware koek teveel voor mijn maag. Als Leendert een slap bakje koffie voor me zet, ga ik bijna over mijn nek. Ik ga naar boven op mijn bed liggen. Na een kwartier sleep ik me naar de wasruimte en poets mijn tanden en sleep me weer naar bed. Ik val als een blok in slaap. Midden in de nacht word ik wakker. IK voel me weer goed, maar kan niet meer slapen.

Oogst van de dag: Murmeltier op rots en verziekte maag.

Woensdag 6 augustus 2003, Onweer op de buchetta Roma


Na deze slechte nacht met veel gesnurk, mijn maag gevuld met oud brood, twee jammetjes en 2 koppen thee, zijn we om half acht op weg. Blokken, blokken, blokken. Er komt geen eind aan. We maken een flinke klim naar de Passo Val Torrone


en zakken af door een couloir met kettingen.



Leendert gaat moeizaam cq voorzichtig. Zou hij de afstapjes niet goed zien. Wij wachten. Met zijn lange benen, kost het hem meer tijd dan de andere drie, met korte beentjes. Weer beneden gaan we naar de volgende Passo Canteraccio. We volgen de A21,


eigenlijk de Geitenweg 21, want de nieuwsgierige beesten zitten achter ons aan. Vlak onder de top ligt nog een klein gletscherveld. Annelies besluit die aangelijnd de traverseren. Dat kost wat tijd, maar is wel zo veilig. Wij vragen ons af waarom ze niet links óm de gletscher loopt. Achteraf had dat ook best gekund. Achter ons ligt een luie beer, gehouwen uit steen, op zijn rug schijnbaar te genieten. We zien twee tegenliggers, die als steenbokken over de rotsen vliegen. Eén tel later zijn ze weer uit zicht. We staan nu onder de rotspartij en met de kettingen hijsen we ons naar de brede pas, waar we lunchen op bijna 3000 m.



Weer blokken, blokken en steenplaten. We hoppen van steen naar steen.


De schuine steenplaten worden voorzichtig getraverseerd. Schuifel, schuifel. Weer blokken. Hop, hop, tik, tik. Dan ga ik twijfelen. Het blok links of rechts? Smak, als in slow motion, maak ik een val naar achteren. De rugzak is mijn redding. Zonder verwondingen, sta ik weer op. Na een verplichte bij-komen-van-de-schrik-pauze,



moet ik nu achter Annelies lopen. Ik volg haar voeten. Ik vind het blokkenlopen best leuk, maar soms maak je een misser. Als ik me niet zeker voel, pak ik de kleine blokken tussen de grote.

Helaas moeten we nog een eindeloze weg door de grijs, groene granietblokken, een morenenrug bestijgen en afdalen voor we aan de laatste stijging naar de Buchetta Roma kunnen beginnen. Vooral het begin van de klim is behoorlijk pittig, waarbij het lijkt of we soms in de rotsen willen kruipen.


De eerste druppels vallen. Achter ons verzamelen zich donkere wolken.

Zes uur. Annelies raakt in paniek, want Leenderts haren zijn statisch. We zitten in een elektrisch veld. Annelies sommeert ons de stokken en pickel weg te doen en op onze rugzak te gaan zitten. Annelies blijft staan en haalt een rode bivakzak uit haar rugzak. Maar wat stom, we zitten vlakbij een ijzeren paal. De meest ongelukkige plaats. Wonder boven wonder trekt het onweer over.


Annelies is zichtbaar opgelucht. De regen is van korte duur geweest en de aangetrokken veel te warme jas, gaat weer uit.

We kunnen verder. De bergrug waar we morgen over moeten ligt al weer in de zon.


Over het blokkenterrein vervolgen we ons pad, ons hoofd regelmatig hullend in een zwerm van vliegjes. Refugio Ponti is in zicht.



Nog meer blokken.

Om half acht zijn we binnen. Opgelucht, blij, moe. Het is een vriendelijke hut. Binnen een kwartier staat het eten op tafel. Ik neem deze keer een pasta als voorgerecht voor de nodige koolhydraten. De rollade heeft veel vetrondjes en is niet geweldig. Ik stort me op een berg tomaten. Na een appel praten we nog wat na. Conclusie: we hadden onder aan de pas moeten wachten. Annelies drinkt twee grote mokken cappuccino. Morgen slapen we uit!

Donderdag 7 augustus 2003, Terug naar de groene wereld


Ruhetag. We slapen uit tot kwart over acht. De andere gasten zijn al bij zonsopkomst vertrokken. Wellicht om de Monte Disgrazia te beklimmen. Voor het eerst heb ik goed geslapen. In de kamer worden we allervriendelijkst voorzien van koffie, thee, brood en jam. De man lijkt op de man van de stationskiosk in Gouda. Hij vraagt of we euro muntjes uit Nederland hebben, maar de buit is beperkt. Helaas.

Na het blaren-afplakwerk van Annelies vertrekken we om 10 uur. Het is weer een bijzonder zonnige dag. Ik bekijk de beschaduwde roodbruine rug die wij op moeten.


Na het traverseren van de Morenen maken we ons op voor de Passo di corna rossa; de roze stenen. Ik zou eerder zeggen oker, maar ze zijn prachtig. We moeten een vreselijke puinhelling door, met veel losse stenen.




Als je teveel kracht zet; schieten de brokken weg. Voorzichtigheid geboden. Met beleid lukt het ons. Dan een paar kettingen, weer zonder ons te zekeren. In de rotsen staat engels gras prachtig te bloeien.


Leendert kan het zich nog herinneren van zijn vorige tocht in het Bergell. Na twee uur zijn we op de pas,

bij de Desiohut, die vanwege instortingsgevaar is gesloten. Achter het gebouw staat een blauw koepeltentje op de rotsen. De bewoners arriveren even later. We klimmen op de rots om de Monte Disgrazia beter te bekijken en te fotograferen.


Op het stoepje van de hut, bij de voetafdruk van Meneer Desio drinken we koffie. Jammer dat de hut gesloten is.

Alweer blokken. In prachtige kleuren, maar eigenlijk zijn we het zat. We willen normaal lopen en om ons heen kijken. We doen het rustig aan. Ik kijk om. Een grote puinhelling.



Ons pad naar beneden is niet te herkennen. De ziekteverhalen komen ter tafel en dan, ineens verandert de wereld van oker / roze groen / grijs. Er zijn weer bomen. De gletsjer verandert in een lieflijk meanderende rivier. Her en der liggen nog manshoge bolderblokken.

Even na vier uur zijn we bij de hut, idyllisch gelegen tussen de sparrenbomen, aan de rivier.


Er zijn maar enkele gasten. Ik zoek vergeefs naar een douche. Buiten aan de picknicktafel drinken we een biertje en knabbelen een nootje.



We hebben het gevoel dat de tocht voorbij is, maar we ‘moeten’ nog twee dagen.

Na het eten wordt de kaart en het boekje voorzien van de huttenstempel en maken we een avondwandeling langs de rivier. Het paard, dat ingezet wordt voor de bevoorrading loopt te grazen en schuurt zijn jeukende buik aan een struik. De twee meisjes van de bediening (twee dochters?) zitten op een van grote boulderstenen.

Ons namiddagslaapje wordt wreed verstoort. Una minute. Una minute. Jos is buiten en probeert duidelijk te maken dat zijn handdoek gestolen is. Na enige tijd is het mysterie opgelost. Het handdoekje lag op een kastje in de gang. Jos maakt het snel goed.

Vrijdag 8 augustus 2003, Alweer blokken


Leendert maakt een rondje ronde de refugio voor een fotosessie. Het paard moet erop,


de refugio

en de rivier.

Net als 8 jaar geleden. De vriendelijke huttenbazin zwaait ons om acht uur uit. Op mijn rugzak rust het grote touw. Wij volgen de met een gele driehoek gemarkeerde Alta Via, de Hoge Weg.


We lopen over het verse bruine zand van de net nieuw aangelegde of in ieder geval verbrede weg. We hopen de route in te korten door niet helemaal af te dalen, maar op hoogte te blijven, want ook vandaag moeten we weer een pas over. Dat lukt gedeeltelijk. We dalen af tot 1700 m; rest ons 1000m klimmen naar de Passo Ventina. Maar het gaat me niet meer zo gemakkelijk af. De zon is genadeloos, onweer dreigt en de route is rampzalig. Weer eindeloos blokken.


Bovendien ben ik vandaag het touwmeisje. We dopen de tocht om naar de Beul- en zeultocht. We vinden het allemaal niet leuk. De pas is verraderlijk omdat je de top niet ziet. Elke keer komt er weer een stuk bij. Het meer kan ons niet boeien.


We moeten door. We nemen veel drinkpauzes en de oude lui moeten steeds wachten tot ik bij ben. Ik sukkel achteraan. De weg is vreselijk steil. De Italianen weten niet hoe ze een weg moeten aanleggen. De geiten deert het niet. De bel voor de laatste ronde. Nog een klimmetje en we zijn boven. Links ligt de Monte Disgrazia met zijn gletsjer.


Voor ons een diep dal


met het rode dak van onze refugio en een vreselijke puinhelling met korte zigzags. Na een korte rust


gaan we weer verder. De anderen lopen ver vooruit. Ik volg voetje voor voetje. Ik haat deze hellingen. Over een sneeuwveld glijden we naar weer een blokkenveld


en uiteindelijk de morenenrug.


Wat een verademing. Alleen de zon plaagt me nog. We laten de eerste refugio rechts liggen en naderen ónze refugio.


Het lijkt wel een zwembad. Over liggen jonge mensen te zonnebaden. De transistor radio aan en druk geklets. Wat een desillusie.

We zoeken een plek aan de zijkant van de hut; weg van het plebs. Gepest door kleine vliegjes en een enkele mug hijgen we uit. Zoals alle dagen klopt de beschrijving in het boekje niet. 8 uur lopen in plaats van 6 ½ uur; 1200 m dalen i.p.v. 1045 m en 1100 m stijgen i.p.v. 920 m. Annelies heeft als tochtleidster een apart kamertje naast ons kamertje. Leendert geniet van de bulderende gletsjerwaterval. Jos en ik vinden het herrie, maar misschien overstemt het geluid het gesnurk.

Het diner. Met de drukte van twee families op de achtergrond, buigen wij ons over een ondefinieerbare smakeloze berg smeuïge rijst met flintertjes paddenstoel. Leendert is de enige die het helemaal opeet. Al pratend over friet, komen de meisjes binnen met een grote schaal goudgele friet én kip. Annelies wordt verwend met een bordje kaas én een romig toetje. Ze heeft duidelijk een streepje voor; maar dat mag ook wel.

Zaterdag 9 augustus, het einde


Annelies verschijnt fris aan tafel. Zíj had een warme douche! Of met andere woorden: gisteren was het warme water op. Ruim voor de afgesproken tijd verschijnen Jos en ik beneden aan de ontbijttafel. Geen mens te bekennen. Gaat dit wel goed? Slapen de meisjes nog? Maar even later verschijnt de vriendelijke, slaperige huttenbaas met een mandje vers bruin brood, thee en koffie.

Dan maken we ons op voor de laatste dag met één lange stijging en één lange daling naar de Malojapas. Ik steek de stokken in mijn rugzak; lekker lopen zonder dat getik. We dalen af langs de wilde gletsjerrivier, heerlijk onder de dennenbomen en voorzien van frambozenstruikjes. Even later steken we de rivier een paar keer over via wankele houten bruggetjes. We lopen over de ronde witte stenen van de rivierbedding. De rivier is flink gekrompen. Na een prachtig (verlaten) berggehucht, omrand met wilgenroosjes,



beginnen we aan de echte stijging, zigzaggend door het dennenbos over een normaal pad. We zijn niet de enigen. Meerdere mensen hebben besloten op deze mooie zaterdag te gaan wandelen. Annelies voelt zich niet zo lekker. Ze heeft last van haar maag. Maar ze is een doorzetter. Ze heeft al de hele week met blaren gelopen op vervelende C-schoenen. Manlief Age krijgt ze vanmiddag naar zijn hoofd geworpen. Na uren in hetzelfde tempo, met slechts enkele meters blokken, met een enkele stop

langs gele Doronicum,

monnikskap, veldgentiaan en vergeet-me-nietjes (prachtig tussen de donkere aarde en stenen), bereiken we Passo Muretto op 2582 m.



De wind blaast het hoedje van mijn hoofd. Tegen de hogere flanken van de pas zitten de dagjesmensen te picknicken. Wij rusten even uit achter een steen, terwijl een mountainbike-meisje een fiets en rugzak omhoog zeult; even later gevolgd door haar vriend, die beneden de andere fiets is gaan halen. (Rechts de Margna).

Ver in het dal, 1100 m lager ligt Maloja. We stellen de lunch nog even uit en dalen af. Ik begrijp niet hoe het die mountainbikers gelukt is om hier naar boven te lopen. De afdaling is weer vreselijk steil. Dit vind ik niet leuk. De anderen gaan veel sneller. En weer blokken. Door een recente aardverschuiving, de berg is aan het vervellen, liggen de blokken op ons pad. Weer een sneeuwveld, weer blokken. Via een oude hoge brug,


voorzien van twee kabels, steken we de rivier over en 30 minuten later zitten we op een Zwitsers terras bij het meer. Met een drankje. Nog een uur naar Maloja. Nog een uur voor Annelies haar man en zoon weer ziet. De voeten doen pijn van het asfalt. Even na vijven zijn we ‘beneden’, tegemoet gelopen door Age en Gerben. Bij een chique restaurant, langs de drukke weg, drinken we wat, maar al gauw scheiden zich onze wegen. Age brengt ons naar Sils, waar we na een snelle wasbeurt bij Seraina op het terras eten. De avond is zwoel. Een vleermuis fladdert rakelings over de tafel, tot spijt van de ober. Leendert neemt het vijf-gangenmenu; ik een groenteschotel. Eindelijk kan ik mijn ‘Gutschein’ voor een ijsbeker te gelde maken. Een beetje ijs met veel slagroom. Weer thuis kruipen we even bij elkaar in bed om daarna in ieders eigen bed te gaan slapen. Op de gang staan vele schoenen. Het is druk in de Baukantine: twee dames, onze man uit Zürich en nog iemand.

Zondag 12 augustus, Niets doen


Langzaam worden we wakker. Ik ga eruit voor een wandeling naar de bakker. Met vers brood, 2 croissantjes en 2 yoghurtjes, maar zonder een lekker stuk geitenkaas van 8,90 francs keer ik huiswaarts. Alles is ook zo duur in Zwitserland. Het niets doen valt me zwaar. We verlummelen de dag met eten, scrabble, eten, slapen en kaarten schrijven. Leendert kan de rode pen voor het bijwerken van de stafkaart niet vinden. De Portugezen zijn druk, hebben visite en zijn uren bezig met eten koken. Waarom zijn die zuiderlingen zo luidruchtig? Van onze man uit Zürich krijgen we wat restjes eten, omdat hij naar zijn vader in het sporthotel vertrekt. We krijgen knoflookmayonaise, mierikswortelmayonaise, macaroni en tomatensaus. Samen met onze twee eieren, boter en een flesje bier wordt dat onze goedkope, maar vullende avondmaaltijd. Twee Duitse vriendinnen hebben het goed bekeken. Met een goed gevulde picknickmand en 2 kannen koffie vertrekken naar een idyllisch plekje achter de schuur. Ik ben echt jaloers.

’s Middags kijken we om het halfuur naar de T.V. voor de weersvoorspelling van morgen, maar we krijgen alleen sport en de straatparade van Zürich te zien. Uiteindelijk om half acht, als Leendert net weg is om postzegels te halen, is er nieuws. Goed nieuws, want ze beloven een zeer zonnige dag, 32 graden en géén onweer. Het sein voor Piz Güglia gaat op groen.

Nog een scrabbeltje en dan naar bed.

Oogst van de dag: ik win twee keer met scrabble.

Maandag 13 augustus, Toppie


Ik sta om half zes op om thee te zetten en te ontbijten. We hebben nog een restje muesli en wat hartkeks. De rugzakken zijn licht bepakt. De chauffeur in de bus vertelt ons dat het kaartje voor een rit van 15 minuten 19 francs kost (De computer blijkt van slag te zijn). Hij lacht en laat ons gratis meerijden naar Champfèr, een voorstadje van Sainkt Moritz.

Om 6.45 uur, een recordtijd deze vakantie, zijn we op pad voor een onafgebroken stijging van 1600 m. We zigzaggen door het bos, kruisen bosmierenstraten, hijgen, puffen en trekken ons fleece uit. Uit het bos is het min of meer gelijkvloers door het dal van de Muretta langs de rivier



tot de afslag naar de Piz Güglia.



Aan het begin van de route staat een waarschuwend bordje. Deze blauwwit gemarkeerde tocht is een alpiene tocht met eerste graadsklimmen en ‘nur für geübten’. En na een week blokken zijn wíj zéér geoefend. We dromen al drie jaar van deze top, de hoogste in deze omgeving en volgens Noes Lautier de mooiste van de zes door haar hier beklommen toppen.

We beginnen aan een zigzag door de kale zachtgroene helling. Aan de overzijde kauwen de koeien dor gras en luiden de bel. Zouden zij ook protesteren? Mijn benen in ieder geval wel. Zou het op elke andere dag een aangename stijging zijn, nu schreeuwen mijn (melk)zure benen bij elke stap. Leendert heeft geen problemen. Hij geniet.


Zigzag. Honderden meters lang tot we onder de rotsen zitten.
Ik neem een pauze en verman me. Een dit keer min of meer geplaveid blokkenpad leidt ons naar de Fuorcla Albana. Daar drinken we koffie met een Engelsman, die voor het bivakhutje zit. Het hutje is opgebouwd uit losse stenen en een houten dak.


Binnen liggen twee planken, waarop je zou kunnen slapen. Het is zo winderig op de pas, dat ik mijn fleece aantrek en zelfs de pijpen aanrits.

Ik kijk naar de grillige bultige rode rots die links van ons ligt. Daar gaan we heen. We hebben al drie uur gelopen. Vrijwel geheel over de graat van de voortop klauteren we voorzichtig naar boven.


Uit het Westen komen meer wandelaars naar de pas,


maar het is niet de meute die je volgens de Bergsteiger op een mooie zonnige dag mag verwachten. Misschien omdat het maandag is of omdat het al weken/maanden mooi weer is? De berg staat bekend om zijn vele zekeringen: kettingen en ijzeren leuningen. De route is overdadig gemarkeerd, maar het is dan ook geen echt pad.


Je pakt gemakkelijk net de verkeerde rots.

In de verte zien we onze medewandelaars als gekleurde stipjes tegen de rode berg. Wanneer zullen wij daar zijn? Eindeloos klimmen we door. 500 m worden overwonnen. Dit is leuk!


Mijn benen zijn niet meer zuur.

Toppie. We staan op 3380 m.


In het noorden kijken we uit op een kleurrijk maanlandschap.


En diep in het dal kunnen we nog net de Jenatschhütte herkennen. Daar was Leendert vorig jaar met Luc. In het zuiden zijn de besneeuwde bergketen met de Piz Palu, Morteratsch en Disgrazia. En vlakbij, in zuidwestelijke richting, staat de Grevasalvas, ons hoogtepunt in 2000. De top bestaat enkel uit een steenmannetje. Er is geen kruis, geen topboek of stempel. Jullie moeten ons op ons woord geloven. Terwijl de eerste topbeklimmers ons verlaten, de Engelsman spoorloos is, zitten we met ongeveer 10 mensen op de top. Wel een uur lang. Het is zo lekker. Geen wind, een heerlijke temperatuur. Ik wil gewoon niet weg. Tevreden knabbel ik op mijn hartkek. We hebben uitzicht op de voortop, waar we de komende en gaande man (vrouw) kunnen aanschouwen.


Net zo voorzichtig als met stijgen, dalen we af volgens dezelfde route. Twee Amerikaanse jongens onder begeleiding van een gids volgen ons. Een jongen zit met een touw vast aan de gids; de ander neemt steeds de verkeerde route. We maken nog meer foto's






en genieten van elke minuut. Na twee uur zijn we weer bij Fuorcla Albana. Nu kunnen we tempo maken over de blokken en de zigzaghelling. De stokken houd ik in de hand. Weer twee uur later staan we bij de bushalte van Champfèr. Met de bus naar Sils en nog op tijd voor de Volg. Binnen een mum van tijd hebben we 1 1/2 liter limonade en een 1/2 liter bier op. En nog hebben we dorst. Eigenlijk zijn we te moe om te eten, maar we zetten door en smullen van de druiven. Groente en fruit missen we het meeste tijdens onze huttentochten. We douchen bij de dames en in het donker kijken we op het led schermpje naar de foto's en gaan slapen.
Morgen naar de Piz Ot?

Oogst van de dag: de Top één van de zes toppen van Noes Lautier

Dinsdag 12 augustus, de Terugreis

Geen bergje, geen wandeling. Een ontbijtje met yoghurt, fruit en thee en weer slapen. Scrabble (ik win weer) en vergeten dat de Volg tussen de middag van twaalf tot twee dicht is. Dan maar om drie uur een late lunch met een berg sla, tomaat, kaas, salami en olijven en alpenbrood. Het is zoveel dat we niet eens het toetje opeten.

We maken onze kamer schoon. Stoffen het bureau en doen de vloer nat af. Keurig zoals op het briefje in de gang vertelt. Frau Lochner zegt dat het helemaal niet nodig was. Dat is alleen voor groepen. Wij zijn toch al veel schoner dan de Portugezen. We betalen 25 francs per persoon per dag.
Tegen half vijf lopen we naar de bushalte voor de lange reis naar Gouda. De hitte valt als een dak op ons neer. Zürich is nog een graadje erger. We lezen in de krant dat het gisteren bijna 42 graden was. Ik wil terug…… naar de Baukantine.


Oogst van de dag: Heimwee.