donderdag 24 oktober 2002

02-10-18-MFr GR 5 Vogezen Metzeral - Héricourt

Verslag van Lilian

de Vogezenzesdaagse 

Vrijdag 18 oktober 2002, naar Col du Haag


Op een vrijwel verlaten station Basel SBB gaan we door een deur naar station Bâle. Een kaartje kopen lijkt onmogelijk; de loketten zijn nog gesloten en de kaartjesautomaat is voor ons een onbegrijpelijk ding. We vinden onze trein naar Colmar die zeer lang is, maar geen passagiers bevat. Vlak voor vertrek zien we nog een conducteur om hem te melden dat we niet in het bezit zijn van een geldig plaatsbewijs. Op het eerste station in Frankrijk stromen de passagiers binnen. In Colmar hebben we nog een klein uur de tijd, die we benutten voor een Frans ontbijt. Als we omstreeks kwart over negen in Metzeral de trein uitstappen komen alleen nog de conducteur en de machinist uit de trein. De lucht is voornamelijk loodgrijs, maar het is nog droog. We kunnen meteen genieten van de fraaie herfstkleuren en nemen spoedig het hazenpad. Nog geen tweeëneenhalf uur onderweg en we lopen in de sneeuw. Tot Mittlach was het droog; de zon scheen heel af en toe over de gekleurde bomen en donkere wolken joegen door de lucht. Het pad is mooi. Waar in Nederland bijna alles geasfalteerd wordt, behouden ze hier de leuke smalle paden. We worden wel gemaand hier niet te komen vanwege de jacht, maar we besluiten toch door te gaan omdat we ons niet kunnen voorstellen dat een jager zich met dit weer buiten waagt. Net voor ‘Col du Herrenberg’ moeten we over een kale vlakte. De wind pakt ons vol in het gezicht. Mijn handen worden kouder en kouder. Smachtend naar een boterham werkt mijn verwarming niet meer op volle toeren. Toch lopen we zonder pauze nog twee uur door voor we in een refuge van Club Vosgesien een droog en beschut plekje vinden. We hebben geluk dat de beheerder net gearriveerd is en de hut in gereedheid brengt voor het weekend. Hij gooit een paar blokken in de kachel, maar wij zijn al weg voor deze op temperatuur is. De aardige man vermoedt dat we iets warms willen en maakt een wortelsoepje voor ons, dat we samen met het brood opeten. We zitten binnen, maar ik ril tot op het bot. De trekkingbroek is nat, omdat mijn regenbroek niet meer waterdicht is. En ook de jas heeft al na 2½ jaar zijn beste tijd gehad.

Maar weer snel gaan lopen. Ik warm me nog even aan de lauwe kachel, trek een extra blouse aan en pak mijn das en handschoenen. De jas is vies nat. Het is nog ongeveer drie uur lopen van Col du Hahnenbrunnen naar Col du Haag. Nu heeft Leendert het zwaar. Zijn rugzak leunt niet goed op zijn heupen en nu dragen zijn schouders het gewicht. Maar hij bijt door. In de sneeuw, door plassen water. Er waait nog steeds een venijnige wind met een miezerige sneeuw. We volgen tijden de sporen van een tegenligger en komen zelfs een wandelaar tegen. We passeren Markstein, volgens het boekje een belangrijk toeristisch centrum. Wij zien alleen een uitgestorven skidorp. Door de verminderde coördinatie en een bril die steeds beslagen is, laat Leendert de hoes met het boekje in een plas water vallen. Omdat er een gaatje in de hoes zit wordt ook het boekje nat. We zullen vanavond de schade opnemen.

Gelukkig de Ferme Auberge van Col de Haag is open. Een echtpaar zit aan de lange tafel. Bij de garderobe doen we onze natte spullen uit. Het duurt lang, zodat de eigenaresse komt kijken. Alles is kliedernat. Ik leg de handschoenen en zakdoek op de verwarming en bedenk dat ik mijn balletschoentjes ben vergeten. De bediening is vlot. Even later zitten we achter een kop thee en een groot bord soep. We kunnen zelfs een tweede bord opscheppen. De hoofdmaaltijd bestaat uit een schotel van zelfgemaakte kaasjes. Erg lekker. Leendert heeft nog plaats voor een tarte au mirtilles. Die is ook zelfgemaakt. Ik proef een stukje en constateer dat het geen topkwaliteit is. Hij is aangebrand.

Op de placemat staat dat we hier kunnen slapen. Als we informeren naar het dortoir worden we teleurgesteld. Ze heeft nog geen vergunning. We mogen wel de tent opzetten. We besluiten een grog te nemen, maar die vind ik vies, zodat ik de helft aan Leendert afsta. We poetsen onze tanden, pakken onze natte spullen in en gaan naar buiten. Binnen merken we niets van het weer. Het blijkt fijntjes te regenen. Ik struikel over een stuk prikkeldraad en klim over de omheining. Het weiland is een grote bult en bedekt met sneeuw. We zoeken vergeefs naar een vlak stukje voor de tent. Leendert vindt een kuil en na enige aarzeling (inspectie) ga ik akkoord. We zetten de tent snel op om niet teveel af te koelen. Het waait als een gek. Hoe overleven we dit? Het grondzeil vliegt op. Met wat zware voorwerpen zetten we zo goed en zo kwaad als kan de tent op. Snel kruipen we in onze slaapzak. Onze sokken, broek en handschoenen gaan mee, zodat ze kunnen drogen. Tot mijn verbazing heb ik het niet koud en val in slaap.

Zaterdag, 19 oktober 2002, via Grand Ballon naar Thann


Midden in de nacht word ik wakker. Het tentdoek klapt steeds tegen Leendert aan. Hij kruipt steeds dichter tegen mij aan. Hij is bang dat de tentstokken zullen breken. ’s Morgens duurt het nog lang voordat het licht is. Het ene moment waait en sneeuwt het; het andere moment is het muisstil. Alles is nat: het dons, de jassen, de onderbroek van Leendert en de blouse. Tegen acht uur vermannen we ons. Ik trek eerst mijn maillot aan. We zetten thee en eten in de tent. Dan moeten we er toch uit. Ik pak me in, trek de rits omhoog en zie blauwe lucht. Niet eens zo onaardig. Het is wel koud. Een laagje sneeuw ligt op het tentdoek. Ik pak mijn fototoestel en schiet een paar plaatjes van dit winters tafereeltje. Nu zien we pas waar we staan. In het Westen hebben we uitzicht op de Grand Ballon…. Terwijl Leendert de binnentent opruimt, schraap ik met de deksel van een Johmabakje de sneeuw van de tent. Leendert stopt de natte tent in een vuilniszak. Hij zal nu wel een kilo zwaarder zijn.

We hebben er zin in. Op naar de Grand Ballon. De sneeuw is droog; er is blauwe lucht en de zon doet ontzettend zijn best. Heerlijk, net Kerst.



Het is een prachtig licht en er waait slechts af en toe een windje. De sneeuw wordt allengs dieper. Onder een erehaag van bomen, met aan het eind het licht volgen we het pad.


Plots zien we een roedel gemzen, die wij waarschijnlijk hebben opgejaagd. Het is een prachtig plaatje zoals ze op de rots poseren. Maar ze zijn weer snel verdwenen achter de kale takken van het bos.


Achter ons zien we de grote bol van de Grand Ballon.


Dat is het weerstation. Met een cirkelbeweging arriveren we even later bij het weerstation en een standbeeld uit de Eerste Wereldoorlog. Vier mannen poseren bij het standbeeld, dat prachtig berijpt is.


De mannen hebben net een klimmetje van 100 m gemaakt; wat een verlakkerij. Wij genieten van het uitzicht over het Rijndal met jagende wolken en zon!
We dalen af naar hotel du Grand Ballon, na eerst de ruïne van het voormalige hotel gepasseerd te zijn. Het pad is ijzig en glad. Bij het hotel wordt net een bus oudjes ‘uitgeladen’. De Grand Ballon is met zijn 1424 m de hoogste berg van de Vogezen en mag niet gemist worden. Voorzichtig vragen ze of het boven glad is. Wij raden af om op gewone schoenen het pad te nemen. Wij nemen afscheid en dalen via de skipiste af. We boffen met het weer. De lucht is koud, dus Leendert houdt zijn muts op en ik hou mijn handschoenen aan.
De sneeuw is weer onder onze voeten verdwenen; we keren terug naar de gewone wereld. We lunchen op een uniek plekje bij de ruïnes van kasteel Freundstein dat in de eerste wereldoorlog verwoest is. Heerlijk in de zon.


Leendert neemt een ijzeren ‘fornuisje’ c.q. bak van de vuurplaats en zet zijn brander erin zodat deze beschermd is tegen de wind. Hier kunnen we nog uren zitten, ware het niet dat de plicht ons naar Thann roept. Eerst weer stijgen over smalle paadjes door prachtig herfstbos, een extra ster voor de GR, maar helaas in de schaduw. We passen een gigantisch oorlogskerkhof uit de Eerste Wereldoorlog. Hier zijn 30.000 Franse soldaten omgekomen. Door geweld, maar ook door de slechte omstandigheden, maanden in loopgraven in bittere kou, wat ik me goed kan voorstellen.

Even later krijgen we nog een mooie terugblik op de Grand Ballon.


Rond halfvier bereiken we Molkenrain. Het ligt op de grens van bos en weiland. We negeren het restaurant en maken een zeer steile klim door het weiland. Tot onze verbazing staan we ineens voor een natuurvriendenhuis. We twijfelen of we hier zullen blijven, maar besluiten toch door te lopen naar Thann. Er zijn de komende dagen nog vele metertjes af te leggen. Een uur later staan we bij de prachtige ruïne van Chateau d’Engelenbourg. De omgevallen Donjon met zijn dikke muren is indrukwekkend.


We kijken uit over de stad en zijn mooie gotische kerk, helaas in de steigers.


Thann is het probleem van de grote stad. Geen camping. Geen informatie. Waar is de gîte? Na enige aarzeling mijnerzijds gaan we naar Logis de France. De receptie is verlaten; drie koks zijn druk bezig in de keuken. In het restaurant is één tafeltje bezet door een krantlezende man. Ik vermoed dat hij bij het interieur hoort. Met veel ou’s en aa’s hijst hij zich uit zijn stoel. “Het is mijn rug”, zucht hij. Hij roept de patronnesse (zijn vrouw?), die achter in de keuken bezig is. Zij is al niet veel beter dan hij. Met een flinke portie aan overgewicht komt we schuifelend en waggelend aan. Een versleten heup.

Kamer 3 wordt helemaal door ons in beslag genomen. Natte onderbroeken op de verwarming; slaapzak op bed; blouse over de stoel; binnentent over de badkamerdeur; grondzeil en buitentent in de douche. Voorzichtig want de tegeldorpel is stuk. Leendert schenkt een grote plas water uit zijn rugzak. Hij heeft geen droog schoon kledingstuk meer.

Op kousenvoeten ga ik naar het restaurant voor het halfpensionmenu. Waar een half uur geleden nog niemand zat, zit het nu vol families. Met kinderwagen en al. De ober zorgt zelfs voor een warm flesje melk. Een enkel tafeltje is nog vrij. Obers rennen af en aan. Wij voelen ons wat bedrogen. Krijgen we eerst een grote menukaart voor ons; blijken we het standaardmenu te moeten nemen en vegetarisch is onmogelijk. “Mag vis?” Dan maar een lekker glas wijn. Schichtig kijk ik om me heen naar de mooi opgemaakte borden, terwijl wij het doen met een zure salade uit een potje, voor Leendert aangevuld met twee plakjes paté. Als we het hoofdgerecht krijgen met een kom droge penne kijken we elkaar niet begrijpend aan. Leendert heeft nog een bergje draadjesvlees en ik een moot gegrilde zalm. (Leendert jaloers) De saus ontbreekt. Met een onvoldaan gevoel eten we de kale bolletjes ijs en gaan snel naar boven. Leendert zet een lekker kopje cafeïne vrije koffie. We zijn moe, zappen wat en gaan slapen.

Zondag, 20 oktober 2020, van Thann naar Gazon rouge


Ik vergat gisteren het raam open te zetten en wordt duf wakker. Om acht uur zitten we beneden aan de ontbijttafel met een enkele andere gast. De patronnesse schuifelt met het ontbijt op en neer. Ik moet me beheersen om haar niet te helpen. Het is een rijk ontbijt in schril contrast met de maaltijd gisteren. We hebben jus, koffie, croissant au chocolat, duivenkater én gewoon brood met jam en boter. Bij het afscheid worden handen geschud. De mensen zijn vriendelijk en spreken zowel Frans als Duits.

We beginnen de wandeling met een bezoek aan de bakker en de gotische kerk. Hoewel in restauratie is de kerk prachtig, rijkelijk versierd met gewelfsleutel binnen en waterspuwers buiten. Helaas te ver af voor een mooie foto. De portalen zijn rijkelijk versierd met beeldhouwwerk.






Binnen bereidt de koster de mis voor met zijn trotse zondaghulpje, terwijl wij ogen tekort komen. Het koor is nog helemaal intact. Verwonderlijk als je bedenkt dat hier de 1e Wereldoorlog heeft gewoed.

We laten de gebouwen achter ons en lopen door de zon gekleurde bossen van de col du Hundsruecken. De zon is nog zwak; er is veel bewolking. De luchtdruk daalt steeds. Een slecht teken, maar we nemen de dag zoals hij komt. De Vogezen staan bekend om het wisselvallige weer.

Een Tsjechische jonge meid vliegt ons voorbij en stopt, want ze wil even op onze kaart kijken. Ze wil in één dag naar de Ballon d’Alsace lopen en terugliften naar Colmar. Ze heeft geen kaart en alleen een klein dagrugzakje. Wij rekenen uit dat ze 8 tot 9 uur moet lopen. Omdat het vroeg donker is, lijkt het ons onmogelijk. Bovendien vallen ons de afstanden tegen. Vijf á zes uur lopen op een dag is het maximum.

Er zijn vandaag veel mensen onderweg. Het is immers zondag én droog weer. Veel Duitsers, voor wie de Vogezen niet ver van huis zijn en aantrekkelijker dan het Zwarte Woud. Na de lange klim door het bos


bereiken we een uitzichtpunt. We zien besneeuwde toppen. Zou het Zwitserland zijn. Leendert zet twee families op de foto en overlegt welke toppen het zijn. We pakken kaart en kompas erbij. Het zijn de Zwitserse Alpen.

Nog een stukje omhoog. Steeds hebben we terugblikken op de Grand Ballon.


We horen de kinderen in de verte. Ze hebben er lol in, en dat kun je lang niet van alle kinderen zeggen. We passeren een kruisbeeld en lopen nu door de weilanden. Koeien grazen nog steeds buiten. De polaire luchten zijn helderblauw en de zon schijnt! We besluiten hier een lunchpauze te nemen. Hoewel het prachtig weer is de wind zeer fris dus is het de kunst om een luw plekje te vinden.


Ballon d’Alsace ligt ver buiten ons bereik. We dalen af en komen een meute mountainbikers tegen. Wandelend, want de helling is te steil en te modderig. Een vader duwt twee fietsen voort; de zoon loopt erachter aan. Wij genieten van de wandeling, kijken uit op een prachtig dal en passeren een rozenbottelplukker. Ik zou graag meehelpen.

In de laatste zonnestraaltjes


drinken we een kop thee. Leendert ontdekt dat ons overnachtingsadres een half uur buiten de route ligt. Ik vind het niet erg. Weer klimmen en een beetje dalen. Ik kijk of er toch een plek voor wildkamperen is, maar het terrein is vrij open en er lopen veel mensen rond. Dan maar naar Gazon Rouge.

Er is een feest aan de gang. De muziek is luid en er wordt gedanst. De tafels staan vol lege glazen. We lopen voor het orkest langs, door de dansende meute, naar de receptie. De bedrijfsleider vertelt over het jaarlijks zwijnenfeest, dat hier elke zondag in oktober gevierd wordt. De bewoners worden met bussen naar boven gebracht. De bedrijfsleider verzekert ons dat het feest snel afgelopen is en de mensen weldra met de bussen naar huis zullen terugkeren. Voor 28,50 euro kunnen we halfpension krijgen; 10 euro voor het dortoir; de rest voor diner en ontbijt. Na het horen van het viergangenmenu stemmen we in.

Een meisje brengt ons naar het verlaten hotelgedeelte. Een grote kamer met 6 stapelbedden is ons domein. Daarnaast vier douches en wc’s. Het lijkt ons ruim voldoende. Na de douche en dat we gezien hebben dat de bussen vertrokken zijn, begeven we ons weer naar de feestzaal. Deze is leeg; in het zijzaaltje zit een familie van 14 volwassenen en een tafel vol kinderen en twee echtparen. Wij gaan aan een gedekte tafel zitten en worden verwend. Heerlijk, een vol bord soep, aardappelschotel met spekjes, kaasplateau en taart toe. Het was moeilijk kiezen uit de vitrine met zelfgebakken taarten. De oorkonde van het patisseriegilde uit 1991 hangt aan de muur. De kwaliteit is nog steeds uitmuntend. Leendert vertelt dat hij hier ooit geweest is met Jeroen en Henk. Na twee dagen regen hadden ook zij zich heerlijk laten verwennen. Een adres om te onthouden.

Maandag 21 oktober 2002, via Ballon d’Alsace naar Mont Jean


Ik heb vannacht veel wakker gelegen, omdat ik bang was me te verslapen. We hebben geen wekker bij ons en Leendert rekent op mij. Vannacht snurkte Leendert. Hij heeft last van zijn keel. Ik ben blij met het dortoir, want het waait en regent. Om acht uur arriveren de schoonmakers, die ons voorzien van een viersterren ontbijt. Muesli, cornflakes, yoghurt, sap, kaas, fruit, confiture, brioche en brood. Allemaal van het huis. Hier wil ik dus niet meer weg. Terwijl de schoonmaker met dreadlockkapsel begint met vegen, rekenen wij af.

Blij gemoedereerd, voorbereid op veel regen en kou, met een extra maillot, stappen we naar buiten. Het is veel warmer dan onze eerste Vogezendag. De wind loeit, maar deert me niet. We lopen in de windschaduw van de berg redelijk beschut terug naar Col des Perches. Even later kijken we uit op het gelijknamige meer, dat omringd is door de meest fantastische herfstkleuren en enkele sparrenboom.
Ik trek mijn handschoenen uit en maak een foto van het hartvormige meer.



Nu heb ik nog gevoel in mijn handen; straks ben ik waarschijnlijk te koud. Maar we raken niet doorweekt en verkleumen niet. We maken een rondje om het meer en stijgen niet veel, dus het is alleraangenaamst. Leendert denkt hier anders over.

Nooit meer vergeten! Haute Bers. Even later staan we in een prachtig hutje. Dit was het ideale overnachtingsadres. Een mooi, vrij nieuw, hutje met kachel, kaarsen en een bemost dak. Romantische gevoelens wellen op. Hadden we dit maar geweten. Hoewel, dan hadden we Gazon rouge gemist. Ik zou niet kunnen kiezen.

Achter een steen drinken we ons kopje koffie. Gelukkig is het droog. De hoogtemeter brengt ons in verwarring. Het bordje op de Col de Morteville zegt 1170 m, maar Leenderts hoogtemeter zegt 1070 m. Leendert had gelijk, want na wat klauterwerk zien we de Ballon opdoemen. Hij lijkt nog mijlenver weg. Het is nog slechts 175 m stijgen. In de mist wel te verstaan en over de rivierbedding. Het regent niet meer; het uitzicht is 360 graden, maar vaag. In de verte zien we Jeanne d’Arc en dichtbij de Maagd waar Leendert zo naar verlangde. Notre Dame de Ballon d’Alsace mag in haar schone blauwe kleed op de foto.



Ik hou het toestel stevig vast, want de wind waait zeer krachtig. Het lijk de Ventoux wel. We snellen naar de Ferme Auberge waar we een grote glazen kom met erwtensoep krijgen. Dat is onze lunch. We kletsen met een Belgisch stel. De man komt hier elk jaar voor de Gr 5 en de wijn en laat deze keer zijn vriendin de hoogtepunten van de Vogezen zien. Ik heb dorst en wil nog een kopje thee, maar heb spijt omdat die duur blijkt te zijn.
Ik trek mijn maillot uit, want ik zweet peentjes in de maillot, trekking- en regenbroek.

Tevreden lopen we verder. We blikken nog even terug op de Ballon d'Alsace met zijn prachtig nevelig herfstkleed.


De twee hoogtepunten van deze vakantie zijn geslecht. Nog twee wandeldagen en dan zijn we (bijna) in de Jura. Een vreemd gevoel. De zin van het wandelen is verdwenen. Het enige doel is Nice, maar dat is 2600 km weg en allesbehalve tastbaar. De wind is nog steeds fel en blaast ons bijna van de weg. Er volgen nog een paar kleine klimmetjes. Misprijzend kijk ik naar de bulldozers, die bezig zijn om weer een stukje natuur te verminken tot skipiste. Helaas gaat het weer regenen en een dikke mist daalt op ons neer, zodat we geen uitzicht meer hebben. Maar de wind blaast de mist weg


en de zon schijnt. Het zachte mystieke licht door de bomen is prachtig.





 In een open abri van de bosarbeiders eten we een sinaasappel.

We nemen het zekere voor het onzekere en kiezen voor de gîte van Bernard en Yvette Stalder in Mont Jean. Het is slechts 10 minuten van de route. De hond slaat aan en de keuterboer verwelkomt ons. Dit is weer eens een echte gîte met keuken, 3 slaapkamers en veel bedden. Wij hebben het huis voor ons alleen. Het is heerlijk verwarmd. Door het dakraam kijk ik naar de prachtig ondergaande gele bol. Op verzoek van de vele opgeplakte briefjes, zijn we zuinig met het water. Ik kan me niet voorstellen dat het water schaars is, gezien de vele regenbuien. We maken geen gebruik van man’s kookkunst en koken zelf couscous. Helaas heeft hij geen geitenkaas meer en stellen we ons tevreden met een halve fles rode wijn. En eindelijk hebben we weer tijd voor scrabble.
We maken plannen voor de komende twee dagen. Overnachten is een probleem. De folders in het huis en het verhaal van het Belgische stel brengen ons op een idee: morgen lopen tot Evette, daar met de trein naar Ronchamps, de kapel van Corbusier bezoeken, terug naar Evette en daar in de jeugdherberg overnachten. Plan twee: naar het fort van Salbert, afdalen naar Belfort, de bezienswaardige stad bekijken, in een hotel overnachten en de volgende dag weer terug naar de route. Ik noteer de goedkoopste hotels van Belfort uit de folder.

Dinsdag 22 oktober 2002, naar Belfort


Na de nodige regenbuien is het nu droog. In de keuken zetten we thee en eten een karig ontbijt. Maar alles is karig na het ontbijt van gisteren. We wagen het erop en gaan zonder regenbroek op pad. Het is ongekend warm en na enkele klimmeters kan het fleece uit en even later ook de jas. Dat we dit nog meemaken. De Vogezen liggen nu definitief achter ons. Het is nu nog slechts een kwestie van ‘uitlopen’. We kijken regelmatig om. Boven de Vogezen hangen dikke zwarte wolken. Hoe zouden Jeroen, Cees en Anya het maken? Zij lopen samen met de NKBV in de Vogezen.

We willen vandaag plan 1 uitvoeren, dus met de trein van Bas-Evette naar de kapel van Corbusier in Ronchamps. We passeren een kat in fraaie pose


zien diverse meren


en lunchen aan de rand van een bos met uitzicht op herfstkleuren.


We hebben relatief veel asfalt en komen door relatief saaie dorpjes. Tegen 2 uur zijn we in Evette. Tot groot ongenoegen komt er maar één keer per dag een trein. Alleen ’s morgens vroeg. We ontvouwen plan 2: Fort Salbert en afdalen naar Belfort. De klim is brutalement. Venijnig van 470 naar 670m. Leendert loopt ver achter. Ik wacht. Op het grote fort hebben we 360o uitzicht. In de diepte ligt Belfort.


Het is winderig koud, we gaan weer snel verder. Volgens het GR- boekje kun je in de kazematten van het fort overnachten, maar het ziet er onfris uit. Het is meer een hangplek voor jongeren. We volgen de blauwe route naar Belfort, passeren het trimparcours, maar raken de weg kwijt. Bij Cravaux belanden we in de achtertuinen. Door braamstruiken klimmen we tegen de berm omhoog naar de weg. De lange weg naar Belfort. Door de eeuwig saaie buitenwijk, langs de industrie van Alstom, de producent van treinen. Amper in het centrum begint het ook nog te miezeren. Ons eerste hotel blijkt gesloten. Het tweede adres mógen ze sluiten. Het is een derderangs hotel, waar al minstens veertig jaar niets aan gedaan is. We moeten vooraf betalen, wat al aangeeft welk soort publiek hier vertoeft. We hebben een kamer boven de kroeg. Betaal je hier 27 euro voor? Ze serveren geen ontbijt. Gelukkig maar. Ik denk te kunnen douchen, maar er zit letterlijk een kink in de kabel. Er komt geen straaltje water uit de douchekop. Ik neem niet de moeite om te gaan klagen. Ik was me aan de wastafel.
Op zoek naar een restaurant lopen we naar de oude binnenstad. We komen door een chique winkelstraat met chique restaurants en chique prijzen. De stad staat vol auto’s; het is donker en er is geen mens op straat. Aan de overkant van het plein zien we licht. Laten we die restaurants proberen. De menukaart is niet slecht en de prijs redelijk. Even later hebben we een plank met en grote pizza/pannenkoek voor ons. De ober maakt voortdurend grapjes. Lichtelijk aangeschoten loop ik terug naar ons hotel du Centre.

Woensdag, 23 oktober 2002, naar Héricourt


Ik kijk naar buiten. De lucht is grijs. Ondanks de redelijke stadsrust, weinig verkeer en een rustige bar heb ik niet erg goed geslapen. Het matras zakte door en de kussenrol is te dik. We nemen ontbijt op bed en verlaten het hotel onopgemerkt. Nog geen 10 minuten later begint het te regenen. Steeds harder. Regenbroekenweer. We lopen dezelfde weg terug als gisteren. De weg lijkt minder lang omdat we nu de weg weten. Aangekomen bij het bos zijn Leendert en ik het niet eens. Leendert wil via de veilige, slingerende, geleidelijk stijgende asfaltweg en ik wil via het steile, smalle, glibberige hobbelige, vage bospad. Het compromis is een breed steil bospad naar boven en verder via de slingerende asfaltweg tot de GR 5. Anderhalf uur na het verlaten van hotel du Centre zijn we weer bij de GR. De regen is geen moment gestopt en we zijn inmiddels behoorlijk nat. Gelukkig zijn we niet koud. We maken weer eens plannen voor het runnen van een gîte d’etappe, omdat er in dit gedeelte van de GR geen overnachtingsmogelijkheden zijn. We glibberen en glijden verder, klimmen door Châlonvillars


en komen zo weer op een lang bostraject. De plassen op het pad laten mooie mozaieken van bladeren zienEen andere afleiding is het Croix des Femmes. De legende vertelt dat in de 19e eeuw een vrouw en haar twee dochters tijdens het werk onder een boom gingen schuilen. Ze werden daar door de bliksem getroffen.Twee kruizen herinneren hieraan.


In het eerst volgende dorp negeren we de Auberge (wie wil twee druipers?) en zetten koffie in het bushokje. Best te doen. We trekken even het fleece aan voor droge warmte. Een boertje zegt dat we niet het goede weer voor de wandeling hebben uitgezocht. Ik geef hem gelijk, maar weet geen snel, gevat Frans antwoord. We discussiëren over het opvoeden van kinderen, nadat een moeder een kind op de achterbank schreeuwend tot rust maant. Het kind schreeuwt / huilt nog harder.

De natte jas gaat weer aan, tot het volgende dorp, waar het geluk met ons is. Het is lunchtijd en er is weer een abri. Zelfs rianter dan de vorige. Het is een soort serre. Leendert hangt zijn jas aan een haakje en we warmen ons aan de soep. Het houdt zelfs op met regenen. Ik zie enkele blauwe vlekjes in de lucht! Het is van korte duur. Zodra we het dorp verlaten krijgen we de volle laag. Al gauw nemen we afscheid van de GR 5 en zetten koers na het station. Weliswaar met een omweg, want het lijkt op te klaren, dus waarom niet. Weer gaat de regen tekeer. Zwarte wolken hangen boven Héricourt én boven ons. Even schijnt de zon. De steeds heviger buien wisselen af met felle opklaringen. Wanneer de regenbroek droog is, kondigt zich de volgende bui aan. Om kwart over vier zijn we bij het station.


We kleumen 10 minuten, zien een prachtige regenboog, en stappen in de trein naar Belfort.

Nog vier uur voor de trein naar Bazel vertrekt. In het café van het station drinken we warme chocomel en denken ons warm. Een grote plas water verzamelt zich onder ons tafeltje. We rekken de tijd tot zeven uur met scrabble. Dan gaat de stationsrestauratie open en kunnen wij aan tafel. Het ziet er gezellig uit, als in een treincoupé met gordijntjes en lampenkapjes. We bestellen het dagmenu, ondanks de waarschuwing van de ober dat het veel te veel is. We hebben net besteld of een groep jonge studenten neemt plaats. Dit gaat tijd kosten! Hopelijk komt het goed. De ober heeft de dankbare taak alles in zijn eentje te moeten doen en de keuken ligt aan het andere einde van het café. De groep moet lang op hun drankjes wachten en men kan maar één keer bestellen. Een oudere man wordt verteld dat hij kan vertrekken; het is te druk. Tussen obers bezigheden krijg ik keurig op tijd mijn salade, kipkerrie en citroenrijsttaart. Leendert heeft ook een salade, rundvlees en ijs. De kwaliteit is goed. De klok tikt door en nog net op tijd kunnen we afrekenen. De trein naar Bazel, de nachttrein naar Utrecht; dan zijn we morgen weer thuis. Net op tijd voor het competence centre en mijn driedaagse wandeling met Mieke over het Maarten van Rossumpad.


 Respectez le sommeil de vos voisins.