donderdag 10 juni 2010

10-06-21-MFr GR 5 Lotharingen Schirmeck - Metz


 vrijdag 28 mei 2010   Ede ­ Rothau (4,5 km lopen)

We beginnen morgen aan ons laatste boekje van de GR­5. We hopen hiervan ruim de helft te lopen.
Gistermiddag begon ik plotseling koortsig te worden en dat is 's morgens nog niet over. Bovendien heb ik barstende hoofdpijn. Maar ik besluit dat de reis met veel paracetamol toch moet doorgaan. Voor de reis hebben we een hele dag uitgetrokken. Niet op de snelste manier, maar wel lekker goedkoop. We stappen over in Nijmegen, Roermond, Sittard (dankzij Pink Pop gaan alle treinen naar Heerlen), Maastricht, Luik, Namen, Arlon en Straatsburg. We stappen één station te vroeg uit, zodat we vanaf Schirmeck nog een uur de benen kunnen strekken om de camping te bereiken die een stukje voorbij het station van Rothau ligt. De camping is vrijwel verlaten. Ik neem maar de taak van receptionist op me,


 maar ga na de maaltijd en de koffie snel onder zeil. Het is erg rustig en ik mag niet mag niet klagen over deze nacht.

zaterdag 29 mei 2010   Schirmeck -­ Abreschviller (30,3 km)

De volgende morgen is de koorts een stuk minder. Aangezien er geen beheerder is komen opdagen, gaan we zonder afrekening naar het station.
Lilian is erg gestrest omdat ze bang is de trein niet te halen. Maar we hebben nog zoveel tijd over dat er nog een bezoek aan de bakker vanaf kan. Op het station blijkt de kaartjesautomaat defect. Hoewel er op het stationnetje volop personeel aanwezig is, willen ze ons geen kaartje verstrekken, want zij zijn er alleen voor het perrontoezicht en het bedienen van wissels en seinen.


Als we in Schirmeck uitstappen is de conducteur nog niet bij ons geweest en bij het uitstappen vind ik zelfs nog een muntstuk op het perron. Maar nu gaat het echt beginnen. Deze ochtend lopen we niet volgens de route omdat we die al een aantal jaren geleden gelopen hebben. In de plaats lopen we voorlopig nog op asfalt, maar spoedig zien we een onverhard paadje omhoog lopen en daar heeft Lilian wel trek
in. Het gaat een tijdje goed, maar dan loopt het vast in dichte begroeiing op een flinke helling. Op de GPS zie ik dat er 60 m boven ons wel een pad in de goede richting loopt, maar de helling omhoog is zeer steil. Het wordt een vermoeiende klim met veel zweetdruppeltjes, maar daarna gaat het een stuk makkelijker. We moeten nog wel vele honderden meters verder klimmen, want vandaag steken we
de Vogezenkam over. Op de wat open stukken bloeit de brem volop.


Het weer is tot nog toe heel redelijk. Nu we hoger komen dienen zich ook de vergezichten aan.


Bijna aangekomen op het hoogste punt doemt een bijzonder verkeersbord op. We mogen vereerd zijn dat het pad voor ons gereserveerd is.



We kijken terug op de Donon, een top van meer dan 1000 m, waar de officiële route overheen gaat. Boven op staat een tempeltje, een herinnering aan het feit dat hier vroeger een Keltisch heiligdom was.


Er zijn talrijke voorwerpen opgegraven. We lopen nu op een kam richting westen; we kunnen al de relatieve vlakte van Lorraine (Lotharingen) in de verte ontwaren.


Het pad over de kam is een onderdeel van de Sentier des Bornes.
Er staan talrijke grensstenen langs. Sommige zijn nog van Romeinse oorsprong.


We blijken ook op een oude bedevaartsweg naar de Donon te zitten. Ik maak gebruik van de zetel van Saint­Quirin.


Even verder gaan we van het pad af om van het uitzicht te genieten vanaf de Belle Roche. Lilian zoekt weer een aansprekende rotspunt uit..


We komen ook een paar maal een groep ruiters tegen. Ze komen hier waarschijnlijk regelmatig getuige de activiteit van de mestkevers.


We gaan weer even van de route af om een opgraving uit het eind van de vorige eeuw te bezoeken. Het gaat om een woonplek uit de Romeinse tijd. Er zijn talloze informatiepanelen die uitvoerige  uitleg geven.We lopen ook langs de resten van een paar huisjes.


Een aquarel geeft aan hoe het er vroeger moet hebben uitgezien.


We dalen verder af en komen in het dorpje Lettenbach. Hier was eens een bloeiende glasindustrie.
Hierdoor konden de bewoners het zich veroorloven een aardig kerkje te bouwen.


Het is nu niet ver meer naar Abreschviller, maar we moeten nog wel de hele plaats doorlopen om bij de camping te komen. De beheerster woont er tegenover. We hebben het hele terrein voor ons tweeën, dus zetten we het tentje dicht bij het sanitair en een overdekt zitje. Ik blaas mijn thermarestmatje op en ga er op liggen en val prompt in slaap. Die avond gaan we uit eten in de plaats. In een hotel­restaurant zijn op deze zaterdagavond de enige gasten. De waard straalt weinig enthousiasme uit, maar hij lacht geringschattend als Lilian aan hem vraagt wat voor bier Picon is. Dat staat onder bieren genoemd, maar het blijkt geen bier te zijn. Weer thuis gekomen vinden we op internet dat een Picon een streekaperatief van NO­Frankrijk is met o.a sinaasappel en gentiaan dat samen met bier gedronken wordt. De maaltijd voldoet overigens wel. Als we in ons tentje liggen gaat het flink regenen en dat gaat de hele nacht door.

zondag 30 mei 2010   Abreschviller ­ -  Gondrexange   24,1 km

De koorts is weg, maar het regent nog steeds. Gelukkig hebben we ons overdekt zitje, dat we behalve voor het ontbijt ook gebruiken om de tent uit te laten lekken.


Als we op weg gaan regent het nog steeds. We maken eerst nog een lusje door de uitlopers van de Vogezen naar St. Quirin. Dat betekent weer omhoog. Spoedig zien we de camping beneden ons liggen met daarachter houtverwerkende industrie waar deze plaats mee groot geworden is.


Vroeger werd het hout per spoor vervoerd. Tegenwoordig wordt het gebruikt voor een toeristisch treintje. Na een tijdje blijkt dat de route verlegd is. Als we de oude route toch proberen te volgen, glijden we in de klei een helling af en belanden dan in diepe prut zonder enig spoor. St. Quririn is vooral bekend vanwege zijn klooster en kloosterkerk. Helaas is het zondag en hordes keurig geklede ouderen begeven zich op weg voor de mis. We lopen door het plaatje heen. Er boven staat nog een kerkje.


Anderhalve kilometer voor Niderhoff gaan we van de route af om het asfalt van de D41b te omzeilen. Bij Niderhoff splitst de GR 533 van onze route af en omdat hier een bankje staat, drinken we hier koffie ondanks dat de plek geen hoofdprijs verdient. Lilian vindt dat we eerst de GR 533 moeten vervolgen, zo kunnen we wat asfalt van de D 90 vermijden. Het blijkt geen slecht alternatief. Als we door het Bois de la Minière lopen is het pad aardig dichtgegroeid.


Nadat we het bos verlaten hebben, zien we de Vogezen al weer op afstand achter ons liggen. Het landschap is lieflijk met nog aardig wat hoogteverschillen en veel beken.


Aan het eind van de middag komen we bij het Canal de la Marne au Rhin en zien we de kerktoren van Godrexange al. Langs het kanaal staat een caravan, waar een oudere Marokkaan met hond graag een praatje met ons maakt. Het is hem opgevallen dat wij de "verkeerde kant" op wandelen. Verder vertelt hij dat hij vroeger altijd het zomerhalfjaar in Marokko zat, maar dat de huidige Franse regering daar een stokje voor gestoken heeft. Als hij langer dan een maand uit Frankrijk vertrekt wordt zijn verzekering en uitkering stopgezet. De Camping in Godrexange blijkt flink groot te zijn. Voor één nacht krijgen we geen plaats aan het water, maar ze reserveren wel een plaats voor ons in een nabijgelegen restaurant. We krijgen daar een mooie plaats met uitzicht over het water, terwijl er flinke buien overdrijven.


Het eten smaakt ons zeer goed.

maandag, 31 mei 2010   Godrexange ­- Assenoncourt   24 km

Omdat de camping aan de andere kant van het meer ligt t.o.v. de route, lopen we langs de oever verder. Het is een klein paadje met steeds verrassende doorkijkjes naar de kant van het meer


of naar de kant van de kleurrijke weilanden.


Door hoog opgaand bos komen we weer op de GR­5 route uit, die nu langs het Canal des Houillières de Sarre loopt en de Rijn met de Moezel verbindt. We volgen dit een viertal kilometers langs het vroegere jaagpad.


De industriële scheepvaart heeft nu plaatsgemaakt voor de pleziervaart. Bij Diane Capelle verlaten we het kanaal en even later hebben we nog een mooie terugblik op deze plaats.


In dit gebied zijn talloze meren, die ontstaan zijn bij de ontginning van oppervlakkige zoutlagen. In combinatie met het heuvelland en de bloemen een heerlijk landschap om doorheen te wandelen.


Op de weg vinden we een verkeersslachtoffer en geven de jonge nachtegaal een betere laatste rustplaats.


Het botenhuis aan le Petit Etang ligt er idyllisch bij.


Midden in Fribourg vinden we een bankje onder een overhangende treurwilg, vanwaar we het weinig dynamische dorpsleven goed kunnen waarnemen.


Het grootste spektakel wordt gevormd door schoolbussen met één, twee of drie kinderen erin. Als we later die middag in ons laatste boscomplex van die dag aankomen, vind Lilian het nog te vroeg om door te lopen. We maken nog een extra lus langs de oever van de Etang de Villers.


Het pad is al spoedig nauwelijks meer zichtbaar en als we bij een beekje komen zakken we diep in de modder weg. Als we weer op de route uitkomen spoelen we onze voeten schoon om enigszins toonbaar bij onze chambre d'hôtes aan te komen.


Helaas blijkt de rest van het pad ook nog door diepe modder te gaan,


zodat een hernieuwde schoonmaakbeurt nodig is. Onze overnachtingsplek bevindt zich bij de eerste bebouwing op een boerderij. Op het erf spelen een groot aantal kinderen. Een van de meisjes brengt ons naar onze kamer, terwijl de andere kinderen nieuwsgierig van buiten door het raam naar binnen kijken. Na een tijdje komt de boerin ook even langs; ze blijkt een oppas te zijn voor de kinderen van één van haar kinderen, maar heeft het zo druk dat de kinderen zichzelf moeten vermaken. 's Avonds bereidt mevrouw een eenvoudige doch voedzame maaltijd voor ons. Ze blijft nog uitgebreid met ons kletsen, waarbij het Franse school­ en schoolbussensysteem het flink moet ontgelden. Elk dorp hoe klein ook heeft recht op een school. Daarbij komt ook nog dat ouders van één dorp hun kinderen naar scholen in verschillende dorpen laten gaan. De kinderen worden gehaald en gebracht met de schoolbus, ook tussen de middag voor het eten thuis. Als we al in bed liggen worden de kinderen door hun ouders gehaald.

dinsdag 1 juni 2010   Assenoncourt  - ­Vic­-sur­-Seille   26 km

Al voor ons ontbijt is de kinderschare al weer op de boerderij gebracht. Als we vertrekken banen we ons een weg tussen honden en jeugd. Recht tegenover de boerderij begint het pad naar het Maison Forrestière d'Assenoncourt, maar als we dat bereikt hebben wordt het aantrekkelijke pad verruild voor een brede asfaltweg, die we enige kilometers mogen volgen. Dit komt omdat het terrein naast de weg bij het kasteel van Alteville hoort.


Hier hadden we overigens ook kunnen overnachten en dineren, maar dan wel met een andere prijsklasse. Het vee van het kasteel staat er puik bij,


hoog boven een uitloper van het Étang de Lindre. Dit meer is de oorsprong van de Rivier de Seille. Aan het eind van onze tocht komen op het punt waar de Seille in Metz in de Moezel stroomt. Spoedig lopen we weer ruim een uur door de bossen. Daarna wisselen bouwland


en weiden elkaar af.


Sommige weiden zijn roze van de echte koekoeksbloem.


In de verte zien we het vestingstadje Marsal liggen.


Het heeft zijn betekenis ook aan de vroegere zoutwinning te danken. In de plaats bevindt zich een 12e eeuwse romaanse kerk.


Het interieur is heeft betere tijden gekend.


De orgelkast is leeg en dichtgeplakt met vellen papier. Dat er glorieuzer tijden zijn geweest bewijst een imposante graftombe in een hoek van de kerk.


In de 17e eeuw zijn de vestingwerken nog een keer opgepoetst door Vauban. De Porte de France is daar nog een getuige van.


Boven de uiterwaarden van de Seille lopen we verder naar Vic­- sur-­Seille. De route laat deze plaats links liggen, maar wij moeten er helemaal doorheen om bij de camping voor vannacht te komen. Vroeger was het een zeer belangrijke stad met 23 stadstorens en 3 stadspoorten. Nu hebben we moeite wat levensmiddelen in te kopen. Het lukt ons tenslotte achter de
bar van een café, die daar een zeer schamel aanbod heeft. Nadat we op de camping gekookt hebben, lopen we nog even de stad in. We komen een wandelaar tegen die ook op de camping staat. Hij waarschuwt ons dat er geen café of restaurant meer open is: één dooie boel. We lopen langs de oude stadsmuur


en door het oude centrum. Het is nu te donker om foto's te nemen. Morgen dus maar.

woensdag 2 juni 2010     Vic-­sur-­Seille -­ Bioncourt   23,1 km

Langs de belangrijkste monumenten lopen we weer terug naar de route. Eerst langs een mooi gerestaureerde stadspoort.


In de stad zijn vele grote middeleeuwse huizen. Om ze tegen karrenwielen te beschermen, werden op de hoeken fraai versierde stenen gezet.


De stad was vele eeuwen een residentie van de bisschoppen van Metz. De 15e eeuwse kerk blijft helaas voor ons gesloten.


Gelukkig is er een de buitenkant ook nog veel moois te zien, zoals deze versierde ingang.


Hetbelangrijkste monument is het Hôtel de la Monnaie, een 15e eeuws huis. met vele leuke details.







Buiten de stad komen we meteen op de route en we beseffen spoedig dat we niet meer in de bebouwde kom lopen. Het is weer diep wegzakken in de prut.


Langs het pad zien we nog wel een aardige nachtvlinder.



Na de blubber wandelen we via een bloemrijk pad met veel veldsalie en ratelaar naar Salonnes.


Dit plaatsje lag tot voor kort aan een spoorlijn, maar die is opgebroken.
Alleen het station herinnert nog aan deze tijd.


De kerk heeft een 15e eeuws portaal, maar erg glorieus ziet het er niet uit.



Ook is hier nog een renaissancewoning te vinden.


Weer een stuk buiten Salonnes komen we op de Chemin de la Reine, waar we een kilometer van lopen.


Langs dit pad zien we nog een mooie behaarde rups.


Bij een kruisje op een boom wordt het verdere verloop van de route aangegeven.


Na een paar kilometer door de bossen komen we boven Grémecey uit. We dalen af naar de meertjes en gaan dan weer omhoog het boerendorp in. Even voorbij Attilloncourt lopen we weer boven de Seille,


maar we gaan nu weer van de route af naar onze chambre d'hôtes in Bioncourt. Het blijkt een oude boerderij te zijn, die totaal verbouwd is. We worden hartelijk ontvangen en aangezien het zeer heet is verfrissen we ons eerst op onze smaakvol ingerichte kamer en rusten even uit.


Daarna gaan we naar het terras achter het huis, waar we een biertje krijgen aangeboden. Even later komen er nog twee Nederlandse gasten bijzitten en het gesprek is geanimeerd. Mevrouw vindt dat het tijd is voor een aperitief, want anders gaat het niet goed met het eten. We kunnen kiezen uit diverse zelfgemaakte dranken en gaan voor de groene­noten­ port.
Hoewel mevrouw ons van te voren per mail had laten weten geen rekening te kunnen houden met vegetariërs, heeft ze voor iedereen een heerlijke vegetarische maaltijd bereid.

donderdag 3 juni 2010   Bioncourt -­ Liverdun   35,1 km

Als we buiten na een uitmuntend ontbijt nog even terugkijken naar onze kamer is hier absoluut niet te zien wat voor luxe er achter deze eenvoudige boerenwoning schuilgaat. Onze kamer verschuilt zich gedeeltelijk achter de grote schuurdeuren, die nu een stuk lager opengaan.


Het grootste raam is er duidelijk bij de verbouwing ingezet. Lilian wil een stuk asfalt naar de route mijden door via de akkers te lopen, maar na enige tijd komen we vast te zitten en keren we weer om. De route zelf loopt weer boven de Seille met zijn vele meanders naar Brin-­sur-Seille dat we spoedig zien liggen.


De plaats zelf heeft weinig om het lijf, maar er is wel een bakker, dus ook weer gebak bij de koffie. We stijgen het dal uit naar een boscomplex waarin het Etang de Brin ligt.


We komen langs de prachtig gelegen herenhoeve Ferme Fleur Fontaine.


In Amance gooit Lilian iets in een papiercontainer en ziet mij door de opening aan de andere kant staan. Dat moet op de foto.


We dalen weer af en gaan dan omhoog naar Blanzey; het is erg heet en het kost veel zweetdruppeltjes. Even buiten de route worden we beloond met een oude nederzetting van Premonstratenzers. We lopen de binnenplaats van een hoeve op.


In een hoek bevindt zich een romaanse kapel, die zeer de moeite van het bezoeken waard is.


Er zijn nog restanten van de oorspronkelijke muurschilderingen.


De ramen in de abscis zijn sfeervol.


De kapitelen zijn mooi bewerkt.


Via een smalle trap naar beneden komen we in de crypte.



Aan de kapitelen is te zien dat vroeger alles beschilderd was.


Behalve dat deze bezichtiging interessant is, hebben we hier ook even een heerlijk koel plekje. Maar als we weer verder gaan moeten we omhoog en gaat de temperatuur ook snel omhoog. Eenmaal op hoogte zien we in een koolzaadveld vol korenbloemen een ree.


Daarna gaan we het bos in. Helaas een brede route forrestière zonder schaduw en zonder uitzicht op het dal beneden ons en dat vele kilometers lang. De enige versiering zijn de vele akeleien langs de kant.


Als we het bos uitkomen zien we Custines en de Moezel voor ons liggen.


Dat betekent we een hectisch stukje met veel verkeer en industie moeten passeren.We zijn ondertussen zo verhit en uitgedroogd, dat we bij een drukke rotonde een café induiken. Na dit laven passeren we de snelweg, de Moezel, de spoorlijn en nog een drukke weg voor we weer flink omhoog de natuur induiken. Bossen en kleurrijke akkers en weiden wisselen elkaar af.


Vele kilometers later komt Liverdun in zicht. Hier kunnen we goed inkopen doen en begeven ons daarna naar de buiten de route gelegen camping.
Deze wordt beheerd door een gezet ouder echtpaar, die met deze warmte niet van plan veel te doen. Met veel moeite weet Lilian nog twee biertjes los te krijgen. In de ondergaande zon ligt het kasteel van Liverdun er mooi bij.


Nu het wat koeler wordt en met de kookkunst van Lilian smaakt het eten goed, zeker na zo'n lang traject.

vrijdag 4 juni 2010   Liverdun - ­ St. Pierre   28,3 km

Die ochtend gaat Lilian eerst nog naar de bakker. Daarna wacht ons weer een stevige klim naar de oude stad. We komen langs een oude wasplaats, die hier in de omgeving wel meer te zien zijn.


Ook deze stad heeft een rijk verleden, waarvan beeldhouwwerken,


deuren


en poorten getuigen.


We verlaten de stad weer via de Porte­ Haute.


Het is te merken dat we nu een streek ingaan met een kalkrijke bodem. De eerste orchidee dient zich aan: hondskruid.


Als we bij het aardige beekdal van de Esch aankomen treffen een opvallende boom aan.


In het beekdal treffen we de volgende orchidee aan: vogelnestorchis.


Ook staat er veel grote keverorchis. Over een aparte brug steken we de beek over. Bij St. Jean kruisen we de beek nog twee maal.


Via het dal van een zijbeek klimmen we ruim 100 m naar boven naar het plaatsje Mamey.
Het was de bedoeling hier bij de kerk op een grasveldje te staan, maar het lijkt er op dat dit onder
een nieuwbouwwijkje verdwenen is. We besluiten door te lopen naar een hotel dat buiten de route ligt. Gelukkig voor ons blijkt de route verlegd te zijn langs het hotel. Eerst lopen we weer een brede route forrestière zonder schaduw en net als gisteren is het erg heet.


Het laatste stuk loopt wel over een pad waarvan de bomen enstruiken een dicht dek boven ons hoofd vormen. Plotseling staan we op het punt waar drie drukke autowegen samenkomen en daar ligt ons hotel.
Het is 5 uur. Bij de ingang wordt vermeld dat er pas om 6 uur iemand zal verschijnen. Zolang liggen we in de schaduw van een boom te wachten. Er komen meerdere mensen, die eveneens blijven wachten. Als we ons kunnen aanmelden worden we snel en zakelijk naar onze goedkoop ingerichte kamer gebracht. Over het eten hoeven we niet te klagen.

zaterdag 5 juni 2010   St. Pierre -­ Pagny­-sur-­Moselle   26 km ­
                                     Pont-à-­Mousson (trein) + 1,5 km lopen naar chambre d'hôte

Nog geen uur na vertrek zijn we in Montauville, waar we naar de bakker kunnen. Nauwelijks zijn we Montauville uit of we zien het Cimetière militaire du Pétant, een indrukwekkende begraafplaats met gevallenen uit de beide wereldoorlogen.


Er zijn drie soorten graven: christenen, moslims en Russen.


Blijkbaar is er een lacune in mijn historisch besef. Want ik wist niet dat de Russen mee hadden gedaan om Frankrijk te bevrijden. We moeten 150 m stijgen door bos om een volgend oorlogsmonument te bereiken. Langs de kant zijn we weer een nieuwe orchidee: het wit bosvogeltje.


Boven gekomen herinnert een groot bord de vele doden en gewonden uit de eerste WO.


In het bos zijn de talloze loopgraven nog duidelijk te zien. Een foto op een informatie bord laat zien hoe het er toen uitzag.


Naast het bord zien we de volgende orchidee: welriekende nachtorchis.


Bovendien staat op deze plek nog een gigantisch monument: het Croix des Carmes.


Wij gaan weer verder door de bossen. De eerstvolgende bezienswaardigheid is Ferme Sainte­Marie. Hier werd in 1125 een Premonstratenzerabdij gesticht. Er is nog een een romaanse kerk en een renaissancehuis.


Helaas is het geheel met mooie tuin hermetisch voor het publiek afgesloten, zodat we het met een blik op afstand moeten doen. We vervolgen onze boswandeling tot we bij een TGV­-spoorlijn komen. Aan de andere zijde ervan ligt de kapel Notre Dame de Pitié met een oude Piëta die uit één stuk hout gesneden is.


Op het kerkhof ernaast bevindt zich een aandoenlijk beeldhouwwerk.


Nu volgt een pittige klim naar de resten van de zeer imposante burcht van Prény dat vroeger de voornaamste residentie van de hertogen van Lotharingen was. De vesting met 19 torens en 5 poorten werd in 1637 op bevel van kardinaal Richelieu ontmanteld.


Resten nu nog indrukwekkende overblijfselenen en een slaperig dorpje.



Het is nu gelukkig niet ver weg meer naar Pagny-­sur-­Moselle want het is weer behoorlijk warm. Bij het station van het industrieplaatsje nemen we de trein naar Pont­-à-­Mousson, waar we een chambre­ d'hôte hebben gereserveerd. Dit ligt aan de buitenkant van de plaats. We worden weer heel vriendelijk ontvangen en krijgen een mooie ruime kamer met uitzicht op de stad.


Bovendien is het er heerlijk rustig. Na ons verfrist te hebben drinken we een biertje op het terras in de mooie tuin. Meneer adviseert een restaurant in het centrum en reserveert het voor ons. Bovendien regelen ze voor ons de overnachting voor morgen. We wilden kamperen, maar de metéo voorspeld zwaar weer, dus dan maar liever een stevig dak boven het hoofd. Het wordt een chalet dat buiten Gorze ligt. We worden met de auto naar het centrum gebracht en de gewekte verwachtingen over het restaurant worden waargemaakt. Het personeel loopt het vuur uit de sloffen om het de gasten naar de zin te maken. Tevreden wandelen we weer terug naar onze overnachtingsplek.

zondag 6 juni 2010    Stadswandeling Pont-à-­Mousson 5 km ­trein
                                    Pagny-­sur-­Moselle­ - Forêt Domaniale des Hauts de Gorze   18,3 km

Na een feestelijk ontbijt wandelen we naar de oude stad, want nu we hier toch zijn voor een overnachting is het zonde deze middeleeuwse stad over te slaan. Pont­-à-­Mousson is ook de eerste stad in Lotharingen die in 1572 een Universiteit kreeg. We gaan eerst naar het Place Duruc, een groot plein met veel huizen uit de 15e en 16e eeuw met arcaden.


Hier hebben we gistren ook gegeten. Een van de beroemde huizen is het Huis der Zeven hoofdzonden. De oudste kerk is de Saint­Laurant, maar is is in de loop der eeuwen veel aan veranderd. De opbouw van de toren b.v. stamt uit de 19e eeuw.


Binnen ben je duidelijk in een middeleeuwse kerk.


Om de brug over de Moezel, waar het stadje zijn naam aan dankt, is in de tweede wereldoorlog fel gevochten. Aan de overzijde staat de veel imposantere Saint­Martin.


Aan de buitenzijde is veel fraai beeldhouwwerk, zoals dat van het hoofdportaal.


Ook het beeldhouwwerk binnen mag er zijn.


Een middeleeuwse graftombe is een waar kunststuk.


Het interieur is licht


met mooie glas­in­loodramen.


De meeste toeristen komen voor de Premonstratenzerabdij die in een grote goed onderhouden tuin ligt.



Aangezien we niet veel tijd meer hebben en we 10 EURO toegang moeten betalen vindt Lilian, dat we daar maar een andere keer naar toe moeten. Op de terugweg naar het station gaan we nog even langs de bakker. In Pagny­sur ­Moselle nemen we een andere weg omhoog dan gisteren. Bij een opvallend Mariabeeld komen we weer op de route.


Door de bossen lopen we naar Onville. Het is drukkend warm en we menen zowaar de bekende tune van een ijcowagen te horen. Even later zien we hem en maken er dankbaar gebruik van. Bij een oude wasplaats likken we deze verkoeling op. In dit plaatsje bevindt zich ook een opvallende kerktoren,


evenals in het plaatsje er naast, Vandelainville.


In laatstgenoemd plaatsje zien we een poortje, waarbij gebruik is gemaakt van een fraai bewerkte steen, die waarschijnlijk van een belangrijk bouwwerk afkomstig is dat men gesloopt heeft.


Daarna lopen we een paadje dat steeds weer van richting veranderd.


Daarna gaat het weer flink omhoog het bos in. Tijdens de afdaling begint het te onweren. Dat is jammer want we naderen een beroemde kalkhelling, waar volgens de beschrijving wel 22 orchideeënsoorten voorkomen. Ik waag me snel even in het open veld en fotografeer nog een soldaatjesorchis in de regen.


Door de bossen lopen we naar Gorze. We lopen langs de 11e eeuwse kerk


en dan is het even uitkijken welk weggetje we moeten nemen om bij het chalet te komen. Na enige tijd dit stijgende weggetje gelopen te hebben, zijn we het spoor bijster. Er is niets te zien en er is ook geen aanwijzing. Plotseling duikt er een auto de weg op. De bestuurder vraagt of wij het chalet zoeken. Hij blijkt de vorige huurder te zijn en zegt dat madame op ons wacht. Via een onverhard pad belanden we bij ons onderkomen aan de bosrand. Madame heeft haast en geeft ons enkele korte instructies en daarna hebben we de woning voor ons zelf. Het is eenvoudig ingericht, maar is wel ruim. Bovendien heeft het een grote keuken en badkamer en alles werkt. Tijdens het eten komt het hemelwater bij bakken uit de lucht. Toch geen onverstandige keus en dat voor 10 EURO per persoon.

maandag 7 juni 2010   Forêt Domaniale des Hauts de Gorze - ­ Metz   27,5 km

Precies op tijd staat Madame weer voor de deur om de sleutels in ontvangst te nemen. We hebben prima geslapen en het weer ziet er stralend uit. Met nog een blik terug op het chalet gaan we weer terug naar Gorze.


Deze plaats is al in de Romeinse tijd bekend omdat zijn bronnen de stad Metz van water voorzag. Ook is er een Benedictijnerabdij die in 749 werd gesticht. Het huidige abtspaleis dateert uit 1696. De tuin is op een verhoogd terras aangelegd


en rijk versierd met beeldhouwwerk.


We lopen terug naar de kerk, gisteren onder een grauwe hemel, nu onder een strak blauwe lucht.


Helaas de kerk is dicht, dus bewonderen we maar de toegangportalen.




Net als we weer willen vertrekken komt de koster eraan en nodigt ons hartelijk uit de kerk te bezichtigen. En dat doen we maar al te graag. De gotische kerk draagt nog duidelijk romaanse sporen.




We gaan weer verder. Langs het pad staan mooie bloeiende wilde rozen.


Ook valt ons oog op een minuscuul klein slakje met een huisje van 8 mm dat behaard is.


Tijdens koffietijd vinden we een uitzichtpunt over de Moezel.


Daarna dalen we weer af en stuiten op de Romeinse waterleiding van Gorze naar Metz. Deze waterleiding liep vrijwel geheel ondergronds, alleen om de Moezel over te steken werd er een aquaduct gebouwd met ongeveer 120 bogen van 25 m hoog en een lengte van ruim een kilometer. Er resten nu nog 17 bogen.


Voor het water de Moezel overstak ging het eerst door een bezinkbekken, dat ook nog bewaard is gebleven.


Even voor Ars-­sur-­Moselle lopen we langs twee monumenten die aan de oorlog van 1870 herinneren. Het Franse monument ziet er keurig uit,


maar het Duitse monument is beschadigd.


De oorlog zorgde ervoor dat dit gebied van 1870 tot 1918 onder Duits gezag kwam. De kerk in Ars­sur Moselle blijft voor ons gesloten,


zodat we het weer met de ingangspartij moeten doen.


Niet veel verder komen we in Vaux. Hier domineert het middeleeuwse kasteel.


Na Jussy belanden we in een dichter bebouwd gebied, een teken dat we Metz naderen.
Via St. Rufine en Moulins les Metz komen we in Scy­-Chazelles. Hier staat een merkwaardig versterkt romaans kerkje.



Het is tegenwoordig vooral bekend omdat hier de grondlegger van het verenigd Europa, Robert Schuman is begraven.


Na Lessy gaat het flink omhoog naar de Col de Lessy en dat valt niet mee in de hitte.
Boven gekomen puffen we in een soort park even uit, waarna nog een mooie afdaling volgt. daarna is het pure ellende. door het drukke verkeer van Plappeville komen we in de buitenwijken van Metz. Via een brug komen we op een eiland in de Moezel en weer een brug verder zijn we in de oude stad. Langs de Moezel ligt hier een ruime camping, helaas met gedateerd sanitair. We hebben een enorme grasvlakte rond ons tentje voor ons alleen en je loopt zo de oude stad in. Maar voor vandaag is het genoeg. Lilian doet haar best een aantrekkelijke maaltijd te serveren en daarna kruipen we in de slaapzak.

dinsdag 8 juni 2010   Metz

Metz is zeker een belangrijke historische plaats. Een nadeel voor de geïnteresseerde toerist is dat het
voetgangersgebied vrijwel uitsluitend winkelstraten betreft en de historische bouwwerken zich midden in hectisch verkeer bevinden. Als eerste gaan we naar de kathedraal die van 1215 tot 1522 gebouwd is. Zoals zoveel van dit soort bouwwerken is ook hier een gedeelte in de stijgers.


De ingangsportalen zijn rijk versierd met beeldhouwwerk.



Eenmaal binnen vallen de enorme afmetingen op. Het schip is met 42 m een van de hoogste van Europa.



Ook gigantisch is het glasoppervlak van 6500 vierkante meter. Verder is hier een keur van glas-­in-­loodkunst te bezichtigen van vele eeuwen.




Ook ontbreken middeleeuwse kunstschatten niet.


Onze aandacht gaat vooral uit naar de glazen van Marc Chagal.




We verlaten de kathedraal voor de volgende bezienswaardigheid. De stad Metz had drie enorme graanopslagplaatsen om in tijden van oorlog of misoogsten de stad toch van basisvoedsel te kunnen voorzien. In het Grenier de Chèvremont uit 1457 is nu het museumcompex la Cour­d'Or gevestigd.



Dan bezoeken we de Église Saint ­Eucaire (12e­-15e eeuw). De kerk is erg grauw en somber, maar het glas in lood komt wel goed uit.


Vlak erbij staat de Porte des Allemands, de enig overgebleven middeleeuwse stadspoort (1230­1480).


Hij is over de rivier de Seille gebouwd.



We gaan nu naar de Église Saint­ Maximin. Deze kerk is een stuk lichter dan de vorige.


Hij heeft prachtige glazen van Jean Cocteau. Ze worden worden tot  de mooiste van zijn glazenierskunst gerekend. Deze veelzijdige kunstenaar maakte deze glazen in 1963 tot 1966. Hij vond zichzelf in de eerste plaats dichter, maar was ook cineast. Tot de vriendenkring van Cocteau behoorde o.a. Picasso en Apolinaire.



Daarna lunchen we in een trendy zaakje met een salade.
Lilian heeft voor de middag haar zinnen gezet op een bezoek aan het splinternieuwe Centre Pompidou. Tot onze verbijstering blijkt het op dinsdag gesloten te zijn. We moeten het dan ook doen met wat blikken van buitenaf.




We lopen langs het imposante station in het Quartier impérial, gebouwd tijdens de Duitse overheersing aan het begin van de vorige eeuw. We komen daarna bij de Porte Serpenoise.


Deze poort is ook aan het begin van de vorige eeuw gebouwd en geeft de zuidgrens van de stad aan tijdens het Romeinse Rijk. Weer iets verder naar de Moezel toe staat het Palais du Gouverneur, eveneens uit de Duitse tijd in Vlaamse neo­renaissancestijl.


Daarna zetten we onze schreden het Magasin aux vivres (1565­1569).


Dit is één van de drie middeleeuwse graanopslagplaatsen, dat tegenwoordig een 4­sterren­hotel herbergt.


Vlak erbij ligt de Chapelle des Templiers uit 1180. Deze is is nog geheel beschilderd.


In het koepelgewelf zijn Christus met de apostelen zichtbaar.


Vervolgens komen we bij een nog ouder bouwwerk: Acienne abbatiale Saint­Pierre­aux­Nonnains.



In de 4e eeuw was dit een sporthal bij de Romeinse thermen. In 620 werd het een kerk en tegenwoordig is het een expositie-­ en concertzaal.


Rest ons nog de Temple Neuf, een neo­-romaanse kerk, die ook tijdens de Duitse overheersing werd gebouwd voor officieren uit het leger.




Helaas blijft deze kerk voor ons gesloten.
Vanaf onze camping hebben we zicht op een grote kerktoren zonder kerk, de Tour de Garnizon.


Toen de Duitsers de kathedraal vorderden voor de eredienst, besloot de Rooms­Katholieke kerk in Metz dat er een nieuwe hoofdkerk gebouwd moest worden met een toren die hoger was dan die van de kathedraal. Later verwoestte een brand de kerk, maar de toren staat er nog steeds. Die avond gaan we uit eten in de buurt vande kathedraal, waar ik een Assiette Loraine neem.

woensdag, 9 juni 2010   Metz -­ Ede

We ontbijten op de picknicktafel voor onze tent. de grote parasol, doet dienst als paraplu.


Nadat we alles ingepakt hebben wandelen we door de binnenstad naar het station.De vakantie was een mooie mix van natuur en cultuur. Het weer was niet altijd even ideaal, maar het had veel slechter gekund. Waarschijnlijk is het wel onze laatste vakantie met tent. Het extra gewicht dat je dan moet meeslepen, begint steeds zwaarder op het lijf te drukken. Ja, opa wordt een jaartje ouder.