In mijn jonge jaren liep ik stage bij Philips Duphar, dat een onderzoekslocatie had op het landgoed Boekesteyn te 's Graveland. Elke dag fietste ik langs Trompenburgh, waar ik maar wat graag eens binnen wilde kijken. Na 55 jaar gaat deze wens nu in vervulling. We maken er meteen een wandeldag van door ook grotendeels de groene wissel Hilversum te lopen. Vanaf station Hilversum lopen we door woonwijken tot we aan het eind van een straatje een lange trap naar beneden gaan en bij een breed water komen dat hier diep ingegraven ligt. Het is de Oude Haven van Hilversum,
die vooral dienst deed voor de aanvoer van bouwmaterialen voordat Hilversum een station kreeg. De aanleg was mogelijk doordat een groep rijke Amsterdammers in de gouden eeuw het moerasland langs het Gooi wilden ontginnen. Omdat dat bereikbaar te maken werd vanaf fort Uitermeer aan de Vecht een kanaal gegraven tot in het zuiden van het tegenwoordige 's Graveland: de 's Gravelandse Vaart. Aan het eind werd nog een zijtak gegraven richting Hilversum: de Gooise Vaart. Deze werd later verlengd naar de Oude Haven. Hoewel je nog midden in de bebouwing van Hilversum zit, waan je je in een buitengebied.
Na nog een parkje met een flinke heuvel doorkruist te hebben, zijn we spoedig in het Corversbos. Het vormde een geheel met Gooilust. In 1625 was het besluit genomen deze streek te ontginnen. Duidelijk met het oogmerk er goed aan te verdienen. De hogere gronden konden zand leveren voor de Amsterdamse grachtengordel. In de lagere delen kon turf gewonnen worden voor brandstof. Op de terugweg namen de schepen huisvuil uit Amsterdam mee, waarmee getracht werd de arme zandgrond in landbouwgrond te veranderen. Er kwamen boerderijen met een kamer voor de eigenaar als die daar wilde logeren. Wij lopen door het Corversbos tot we op de grens met een golfterrein een bankje met uitzicht zien dat voldoet voor een koffiestop. Hierna duurt het niet lang meer voor we voor de ingang van Gooilust staan.
Via een rechte laan lopen we rechtstreeks op het buiten Gooilust af.
Gerrit Corver Hooft gaf in 1779 opdracht tot de bouw ervan en de aanleg van een fraai park, toen nog in Franse stijl. Via een slingerpaadje haasten we ons naar de ingang aan het Zuidereinde, waar wij afgesproken hebben voor een excursie. Nadat de presentielijst is gecontroleerd, gaan we weer terug naar het buiten. In de waterpartij voor het huis bevindt zich een grote oppervlakte blaasjeskruid.
Hier horen we de verdere geschiedenis van het landgoed. Toen de laatste Corver Hooft kinderloos stierf erfde een verre nicht, jonkvrouwe Louise Digna Catharina Six het geheel. Zij was getrouwd met Frans Ernst Blauw. Zij gingen op Gooilust wonen en Blauw veranderde het park zeer tegen de zin van zijn echtgenote in een dierenpark. Overigens werden er ook zeer veel bijzondere bomen aangeplant.
We lopen langs een grote weide, waar vroeger gnoes liepen.
De oude dierverblijven zijn weer gerestaureerd. In een weide verder liepen bisons. Om de weide goed af te schermen kocht Blauw de spoorrails van de opgedoekte 's Gravelandse paardentram.
Op de weide zijn ook solitaire bomen zichtbaar. Die werden geplant omdat dan het perceel als bosgrond werd aangemerkt en in een lager belastingtarief viel. Ze werden dan ook belastingbomen genoemd. Tegenwoordig zoekt het vee er een schaduwrijk plekje.
Wij lopen nog langs een rij kolossale moerascypressen, door de rhododendronvallei, langs het sterrenbos en bewonderen een enorme 350-jarige eik naast het huis.
Toen jonkvrouwe Six in een inrichting werd opgenomen zag de heer Blauw zijn kans schoon en kocht met haar geld het ernaast gelegen buiten Trompenburgh. Nadat zijn vrouw in 1934 was overleden, hoorde hij tot zijn woede dat Gooilust aan Natuurmonumenten was vermaakt. In 1936 overleed Blauw en schonk Trompenburgh aan de Nederlandse Staat onder de voorwaarde dat het nooit aan Natuurmonumenten mocht worden gegeven.
Wij wandelen nu naar Trompenburgh, dat prachtig in het water ligt.
Admiraal Cornelis Tromp (zoon van Maarten Harpertszoon Tromp) gebruikte het als zomerverblijf en pronkpaleis. Er stond eerst een ander gebouw, de Hooge Dreuvik geheten uit 1654. maar dat was door de Fransen in 1672 verwoest. Het nieuwe bouwwerk moest op een schip lijken, de eilandjes aan weerszijden scheepskamelen. Het buitenverblijf had Tromp "Syllisburg" genoemd, naar de adellijke titel "Graaf van Syllisburg" die hij in december 1676 had verkregen van de Deense koning Christiaan V van Denemarken nadat hij als opperbevelhebber van de vloot had deelgenomen aan de strijd tegen Zweden.
Wij komen binnen in het souterrain, waar meestal gewoond werd. Een van de kamers heeft opvallend behang.
Via een marmeren trap komen we op de beletage.
Het plafond blijkt overgeschilderd te zijn. Men heeft nu een adelaar gedeeltelijk vrijgemaakt, maar zo'n operatie is zeer kostbaar.
Rechts van de gang waren de vertrekken van mevrouw en links die van mijnheer. Natuurlijk hadden ze beiden een antichambre.
De kamers zijn rijk versierd met plafondschilderingen zoals moeder aarde met wel drie borsten.
Ook zijn er "witjes"
en fraaie wandschilderingen.
Natuurlijk ontbreken ook de zeegezichten niet.
In deze vertrekken blijkt de oorspronkelijke beschildering later te zijn weggewerkt.
Aan het eind van de gang komt men via een soort trappenhuis in het pronkstuk van Trompenburgh: de koepelzaal.
Boven de vensters zijn muzikanten uit vele landen afgebeeld.
We zien tegeltableaus
Het huis heeft ook een overdekte aanlegsteiger, omdat vroeger het meeste bezoek per boot uit Amsterdam kwam.
Via het trappenhuis kunnen we boven op het huis komen.
Het uitzicht is tegenwoordig in de zomer beperkt door hoog geboomte, maar vroeger kon je Amsterdam, de Dom van Utrecht en de schepen op de reede van Pampus zien.
Boven op de koepel staat een verguld schip als windwijzer op een mooi gesmeed voetstuk.
Op het zink- en loodwerk zien we nog gildetekens zitten.
De voorloper van de waslijn zien we op de zolder. Houten roeden kunnen in de uitsparingen van balken gelegd worden.
Na dit interessante bezoek lopen we weer terug naar Gooilust om nog de zeer fraaie siertuin te bezoeken. Onderweg zien we nog een school bittervoorns en reuzezwammen.
De siertuin zelf is eigenlijk een combinatie van landschapstuin, arboretum, boomgaard, groentetuin en siertuin, Veel groter dan ik in gedachte had. We lunchen eerst op een schaduwrijk plekje.
Daarna ontdek ik Zweedse kornoelje
en zien we vele mispels en kweeperen.
Ook de siertuin is het aanzien waard.
Onze wandeling terug voert over Hilverbeek en door het Spanderswoud langs grote waterpartijen. We eindigen op station Hilversum Mediapark. We zijn tevreden over deze dag met schitterend warm weer.