zaterdag 13 september 2014
Dit jaar hebben we Utrecht uitgekozen voor de zaterdag. Zowel vandaag als morgen mogen we van Driebergen-Zeist naar Utrecht met de bus. Daar aangekomen kiezen we als eerste het Paushuis.
Om de naam te verklaren eerst een kleine uiteenzetting. In 1459 werd Adriaan Boeyens als zoon van een Utrechtse timmerman geboren. Hij schopte het ver, want hij werd in 1490 hoogleraar theologie. Een van zijn leerlingen was de toen nog jonge Karel V. In 1515 benoemde Karel V Adriaan Boeyens tot stadhouder van Spanje. In die tijd was de kerkelijke en wereldlijke vrij verweven. In 1517 werd hij tot kardinaal benoemd. In 1521 overleed de paus en omdat men het daarna niet eens kon worden over een opvolger, besloot men uiteindelijk iemand van buiten Rome te benoemen. Dat werd Adriaan Boeyens, die daar eerst helemaal geen weet van had omdat hij in Spanje verbleef. Toen hij na geruime tijd in Rome aankwam, ging er veel veranderen. De vorige paus was er een van het beruchte geslacht De Medici. Hij en zijn vrienden kardinalen hadden een reeks maîtresses, hielden grote feesten en banketten waarbij flink gedronken werd. Hiervoor was een flinke hofhouding nodig. Bovendien waren er talrijke kunstenaars in dienst om hun paleizen steeds verder te verfraaien. De nieuwe Nederlandse paus Adrianus VI zette daar een flinke streep door. Dat zette kwaad bloed bij de kardinalen, die hun liederlijk leventje bedreigd zagen worden. Ook het Romeinse volk haatte hem nu zoveel banen geschrapt werden. Hij hield het net ruim een jaar vol. Toen stierf hij. Boze tongen beweren dat hij werd vergiftigd. In ieder geval kwam na hem weer een Medici als paus en zette de orgie zich weer voort, Bovendien duurde het tot 1978 voor er weer een niet Italiaanse paus werd verkozen.
In 1517 had Adriaan Boeyens vanuit Spanje opdracht gegeven in Utrecht een huis voor hem te bouwen. Hij hoopte daar zijn oude dag door te brengen. Het heeft niet zo mogen zijn, hij heeft ook nooit aanschouwt, maar de naam van het huis verwijst nog wel naar de opdrachtgever.
Het Paushuis heeft daarna vele bewoners en gebruikers gekend en is vele malen verbouwd en uitgebreid. De provinciale staten hebben er vergaderd, de provinciale griffie heeft er gewerkt en tegenwoordig is het ook een representatieve ontvangstruimte van de commissaris van de koning. Op de binnenplaats hangt het wapen van de provincie.
Een opmerkelijke bewoner was jonkheer Daniel d' Ablaing die het pand in 1612 kocht.Hij liet o.a.een poort voor de brug bouwen. Aan de achterkant liet hij een reliëf aanbrengen van een Romeinse soldaat die een kogel werpt met de spreuk: Niet alles wat dreigt, treft ook. Dit sloeg op de vele processen tegen hem wegens onfatsoenlijk gedrag. Uiteindelijk werd hij toch in 1643 levenslang uit 't Sticht verbannen.
De entree van het huis is er een die men bij een voornaam huis verwacht.
Tussen 1828 en 1833 werd voor de ambtswoning van de gouverneur van de provincie een Statenzaal aangebouwd. Deze werd in 1890 in de zeldzaam voorkomende neo-pompeiaanse stijl verbouwd tot balzaal. Onlangs is deze minutieus gerestaureerd.
Het heeft een fraai plafond
en vele decoraties.
In het oude deel van het paushuis bevindt zich de Adrianus salon. Hier hangen schilderijen over het leven van Adrianus.
De wanden zijn bespannen met fraai behang.
Baron Van Tuyll van Serooskerken drong er in 1814 bij de regering op aan het Paushuis tot residentie voor de gouverneur te maken. Zo werd hij daar de eerste gouverneur. Een van de salons is naar hem vernoemd. Er staat een prachtige vroeg 16e eeuwse Italiaanse renaissance schouw in.
In 1584 werd het pand de ambtswoning van Joost de Soete de Villers, stadhouder van Utrecht. Naar hem is ook een salon vernoemd. Aan de wanden hangen schilderijen van bekende Utrechtse kerken in een fantasielandschap.
Er is nog veel meer te vertellen over dit pand, maar wij gaan verder naar de Truttige Tuyll. Dit van oorsprong middeleeuws huis werd bewoond door burgermeester Tuyll van Serooskerken. Na zijn vertrek werd het pand in bezit genomen door krakers die er de huidige naam aan gaven. Het heeft een imposante gang en trappenhuis.
In de gang zijn vele reliëfs,
Ook staat hier nog een oude tegelkachel.
Vervolgens gaan we naar het Utrechts Archief. Dit huist in het voormalige gerechtshof. Dat is gebouwd op het terrein van de vroegere Paulusabdij, waarbij muurwerk van die abdij gebruikt is. Bij de laatste restauratie heeft men dat goed zichtbaar gemaakt.
Er is ook een trap die leidt naar de voormalige wijnkelder.
In deze ruimte heeft een aantal recente kruiken (als verwijzing naar de wijnkelder)
en een oude sarcofaag van tufsteen opgesteld.
In de voormalige refter is nog een mooie spitsboog te zien in de doorgang naar de kapittelzaal. De kerk van de Paulusabdij was de mooiste kerk van Utrecht, maar werd rond 1700 afgebroken. Huize Molenaar is gebouwd op de vrijkomende grond en in de tuin is een muur van de abdij die nu als tuinmuur dienst doet. Het huis zelf heeft een aardige trap.
Ons volgende pand is de Lutherse kerk. In 1745 werd de middeleeuwse St, Ursula kapel verbouwd tot Lutherse kerk. De gewelven zijn nog aanwezig, maar er is een lager tongewelf onder aangebracht.
Verrassend is op het predikantenbord mijn betbetovergrootvader aan te treffen.
Aan een zijde is een dubbel balkon
met het orgel er tegenover,
Hierna gaan we nog even binnen in de St. Wllibrorduskerk. Het is een mooie neo-gotische kerk van Tepe. De r.k. kerk sloot deze kerk en verkocht hem. Toen afbraak dreigde heeft een stichting dit voorkomen. Tegenwoordig verhuurt de stichting hem o.a.aan de r.k. kerk.
Daarna bekijken we een aantal panden aan de Drift. Dit zijn middeleeuwse panden die later samengevoegd zijn tot voorname woonhuizen. In Drift 15 is goed te zien dat middeleeuwse huizen op kleine afstand van elkaar gebouwd werden. Er was geen dakgoot, het water stortte in deze smalle doorgang. Deze werd de drup genoemd. Hier komt dus het gezegde van de regen in de drup vandaan.
Een hele rij van deze panden zijn in gebruik bij de Universiteit van Utrecht. Door de enorme omvang van het complex is het lastig zoeken waar de bezienswaardigheden zijn. Wij zien verder geen mensen die ons kunnen helpen. Drift 17 draagt de naam Ledenberch. Ledenberch was een vriend van Oldenbarnevelt en werd later opgepakt en ter dood veroordeeld. Voor het vonnis pleegde hij al zelfmoord. Een gigantisch huis met hal met glas-in-loodraam.
De trappen zijn versierd met veel houtsnijwerk.
Jammer is dat de vele stijlkamers gebruikt worden als collegezaal of kantoor, waardoor het moeilijk is een mooie prent te schieten. Er volgen hier een paar voorstellingen met putti.
Ook Drift 21 is in 1907 verbouwd tot voornaam woonhuis. Er is eveneens een monumentale hal met zuilengalerij en glas-in-loodplafond met Art Nouveau-motieven.
Op de galerij op de eerste verdieping waren de deuren naar de slaapkamers,
Veel vertrekken zijn met neostijlen ingericht.
Drift 23 en 25 vinden we minder interessant en we begeven ons nu naar Janskerkhof 13. Dit huis uit 1648 heeft grotendeels een 18e eeuwse inrichting. Ook hier putti boven de schouw en boven de deuren
en plafondschilderingen.
Grappig is dat er nog een eeuwenoud privaat behouden is dat boven de Drift hangt en tegenwoordig als werkkast dienstdoet.
Op Janskerkhof 16 liet de Utrechtse burgermeester Johann van Nellesteyn in de17e eeuw een huis bouwen. Er staat nog een prachtige 17e eeuwse schouw.
De wandbekleding is uit de 18e eeuw.
Op Boothstraat 6 woonde ook in de 17 e eeuw de beroemde arts/burgermeester Cornelis Booth. Later woonde Nicolaas Beets er. Het pand is van oorsprong 14e eeuws. In de tuinkamer, dat Beets studeerkamer was staat een aardige schouw.
Ook is er nog een heel oude waterput.
Hierna gaan we naar de Jacobikerk, waar we de toren willen beklimmen, maar daarvoor blijken we te laat te zijn. Dus lopen we nog een rondje door de grootste kerk van Utrecht.
Het heeft een mooi orgel.
En er zijn diverse oude details.
Ook zijn er nog resten van 15e eeuwse schilderingen.Op een ervan staat een engel,
een ander stelt Christophorus voor.
De toren staat midden in de kerk. Op de begane grond staan diverse uurwerken opgesteld.
Als laatste bezoeken we de voormalige synagoge aan de Springweg. Hier wordt om 17.15 een pianorecital gegeven. We worden ontvangen met thee en koek. Via de vrouwengalerij komen we in de synagoge die in 1924 verbouwd is door de joodse architect Harry Elte. Aan alles is te zien dat hij een leerling van Berlage was.
Er zijn vele fraaie lampen
en kleurrijk glas-in-lood.
Het concert is mooi, al moeten we wel enige evangelische opwekkingen aanhoren. Het Broodhuis, zoals het gebouw nu heet, is de basis van een zendingsstichting. Moe, maar tevreden kunnen we huiswaarts gaan.