We wilden het laatste stuk van het Grenslandpad in ZeeuwsVlaanderen lopen. Om te overnachten was kamperen de enige optie en hebben we Dennis om het tentje verzocht. Vrijdagavond voorspellen ze veel regen in die regionen, zodat we op het allerlaatste moment besluiten een stuk Friese Woudenpad te gaan lopen. Op weg naar het station bedenkt Lilian dat ze een mes is vergeten, nou jammer dan. Maar als we in de trein zijn ingestapt, komen daar de lepels nog bij. Nu wordt het te gortig en stappen we uit om die alsnog te gaan halen.
Een tweede poging verloopt beter en aan het begin van middag kunnen we in De Westerein uitstappen. De aantakroute verloopt geheel over een autoweg, terwijl we later ontdekken dat dat zonder omweg ook via een fietspad kon. Dan beginnen we met de Oostersingel, een lange kaarsrechte halfverharde weg met bomen omzoomd.
Aan het eind volgen we de autoweg om over de Kuikhornstervaart te komen. Dan mogen we een stukje over gras.
Doch spoedig duikt het asfalt weer op. Gelukkig kunnen we zo nu en dan naar een aardig bouwseltje kijken.
Dan slaan we een zandweg in, die plaatselijk zo mul is dat het wel een zandverstuiving lijkt. We besluiten tijdelijk van de route af te gaan om Jistrum te bekijken. Het is een aardig dorpje. De meeste boerderijtjes hebben een Ulebord met twee zwanen, alleen is het gat voor de uil verdwenen en wordt nog door een rondje met een kruis aangegeven.
Midden in de plaats vinden we nog een grote karakteristieke boerderij.
De belangrijkste reden om van de route af te wijken is de vroeg 13e eeuwse romaanse kerk.
Hij heeft twee hagioscopen, raampjes waardoor leprozen buiten de mis konden volgen.
Door zo'n raampje kan ik iets van het interieur zien met een 17e eeuwse preekstoel.
De kerk heeft ook een keperfries.
Dat het dorp er netjes bij wil liggen, blijkt ook uit een bijzonder verkeersbord.
Wij gaan weer terug naar de route. We volgen een fietspad naar het Bergumermeer.
Daarna lopen we een stuk langs het Kolonelsdiep. In Skûlenboarch vleien we ons neer op een terrasje voor een drankje. Als we hierna de lange brug over het kanaal oversteken gaat een bel rinkelen. De brug wordt op afstand bedient dus wij rennen de brug over, maar de bomen zijn aan de andere kant al dicht. Met moeite wring ik me onder de slagbomen door. Daarna lopen we over een groot industrieterrein, waar betonnen vloeren worden gemaakt. Dan volgt een berm met leverkruid waar talloze vlinders op zitten.
Verder ontwaar ik nog een vrouwtje van de zuidelijke glanslibel. Helaas is de foto niet erg scherp.
Het laatste stuk van de wandeling is het aardigst. Een slingerend fietspad langs de oeverlanden van het Bergumermeer dat uiteindelijk bij de jachthaven met onze camping uitkomt. Deze camping ligt er erg verlaten bij, maar er is nog wel iemand waarbij we ons kunnen aanmelden.
Spoedig staat ons tentje, na ruim 3 jaar niet kamperen een nostalgisch en emotioneel moment.
Nu moeten we op zoek naar een eetgelegenheid. Het centrum is vlak naast de haven gelegen. Het hotel-restaurant valt al gauw af: de menukaart vermeld alleen spareribs, steak en schnitzel. Dan is er nog een eetcafé, waar je frikandel met frites kan krijgen; dat valt dus ook af. Dan zien we nog een bord aan de weg staan met eten en drinken, maar de ingang ziet vrijwel ondoordringbaar uit.
De tuin achter is afgeschermd met een hoge heg, maar door een opening bereiken we de achterkant van de boerderij. Binnen is een galerie met eetgelegenheid, maar het duurt even voor we leven ontdekken. Op onze vraag of hier gegeten kan worden wordt bevestigend geantwoord en we krijgen een zeer uitgebreide menukaart. In de tuin blijken er ook plekken te zijn waar gezeten kan worden en gezien het warme weer, lijkt ons dat wel lekker. Even later zit Lilian aan de rode wijn. en ik aan de Hoegaarden.
Het Us Heitbier bewaren we voor een volgende gelegenheid. Over het eten kunnen we tevreden zijn. De Zandloper is is zeker de beste plek hier. We nemen ook nog koffie met cranberry-blauwebessentaart.
Tot slot lopen we nog een stuk door het niet onaardige plaatsje.
De nacht in het tentje verloopt iets minder ontspannend. Het is erg warm en als ik me ter ruste leg, denk ik dat Lilian de opening naar de voortent heeft afgesloten, maar dat is alleen aan haar kant gebeurd. Resultaat is dat er binnen de kortste tijd een legioen muggen zich bij ons heeft verzameld. Garantie voor veel gezoem en leksteken.
Bovendien moet ik erg wennen aan een matje dat ik van Dennis heb geleend. Het is erg hoog en ik dreig er steeds af te vallen. Maar goed, we overleven ook deze nacht.
zondag, 25 augustus 2013 Eastermar - Oerterp 25 km
We kunnen de tent droog inpakken; geen regen en geen dauw. Via een hoge brug komen we op een eiland in de haven, waarop ook een ijsbaan ligt.
Via een brug aan de andere kant zijn we midden in het schilderachtige plaatsje.
Spoedig zijn we het plaatsje uit en begint het zigzaggen door het boerenland. Een stukje verhard, een stukje onverhard enz.
Zo komen we bij De Harkema, aan het begin van de kilometers kaarsrechte en eeuwenoude
Mûntsegroppe. Hier ligt de Spitkeet, een openluchtmuseum over het armoedige leven een eeuw geleden.
Wij hebben er geen tijd voor. Manmoedig leggen we dit stuk af. De weilanden zijn in deze streek afgebakend door hoge houtwallen.
Ook is de gastvrijheid in Friesland groot.
Zo komen we in het dorp Rottevalle. Een aardig boerderijtje wacht ons bij het begin op.
Middenin het dorp ligt een eenvoudig kerkje uit 1724, uit de tijd dat dit dorp tijdens de vervening ontstond.
Het is opvallend dat de vele meer dan honderd jaar oude grafstenen er als nieuw bijstaan. Vaak met
ontroerende opschriften.
Nu beginnen we aan een asfaltmarathon. In het plaatsje Houtigehage kunnen we nog kennismaken met de eerste Woningwetwoning uit 1909. Het is tevens het kleinste museum van Friesland, maar nu wel dicht.
Met enig gluren krijgen we een indruk van het interieur.
We vervolgen onze asfaltroute naar Drachstercompagnie. We passeren talloze 'wijken'. Deze ontginningskanalen zijn nu meestal omzoomd door geboomte, terwijl het water langzaam, maar zeker verland, zoals bij de Ymerwijk.
We krijgen een flinke kater van al het asfalt. Door naar Oerterp a.d. Faert. Als goedmakertje mogen we het laatste stukje nog over een vrijwel met bramen dichtgegroeid onverhard pad naar Oerterp lopen.
We komen uit bij de St.Petruskerk uit de 13e eeuw. In ons boekje staat dat er een klokkenstoel staat, omdat men een toren niet kon betalen. Een uiterst vreemd verhaal met zo'n oude toren ernaast. De toren heeft aan de buitenzijde geen enkele ingang. De muren zijn wel 1,60 m dik, terwijl de toren geen fundament heeft. In 1766 was de toren zo bouwvallig dat men een klokkenstoel bouwde aan de weg.
Paarden schrokken echter zo van het gebeier dat men de klokkenstoel een eind van de weg verplaatste. De kerk zelf is rond 1800 vernieuwd, Alleen de zuidmuur bevat nog oud metselwerk.