Rond zes uur zijn we in
Genève. Het station ziet er oud, à-la-Luik, uit. We hebben een
klein uur de tijd om pizza te eten, wat fruit en limonade te kopen en
een Frans treinkaartje te bemachtigen. Net als in Basel moet je eerst
door de douane. Daar kunnen we geen loket vinden, maar de Franse
conducteur vertelt dat we in de trein bij hem een kaartje kunnen
kopen. Heel wat vriendelijker dan het Nederlandse NS-regime.
Onderweg naar Modane
gaat het regenen. Het ziet grijs, grijs, grijs. Dit zouden wel eens
natte dagen kunnen worden. Op het laatste overstapstation Chambery
moeten we eindeloos wachten. De aftandse voormalige slaaptrein met
doorzakstoelen wil maar niet vertrekken. Eindelijk na 20 minuten
vertrekt hij toch. Misschien problemen met de motor of deur? Wederom
een druk kind in de coupé naast ons. Na tienen arriveren we op het
oude verlaten station van Modane. We lopen 500 meter langs het spoor,
langs diverse hotels, op zoek naar de camping. Het is nu immers
droog. We steken het spoor over en belanden achter het
rangeerterrein. Niets duidt op een camping en we keren om. Dan word
ik op het verkeerde spoor gezet door een bordje ‘Bellevue’.
Volgens mij heet de camping zo. We lopen weer 500 meter en komen bij
hótel Bellevue, dat net dicht gaat. De 15-jarige zoon wil ons nog
graag helpen met een kamer (Leendert wil een bed), maar zijn ouders
slapen al. Gelukkig weet hij waar de camping ligt. Teleurgesteld
lopen we de 500 meter terug en in een laatste poging stuiten we bij
een bocht naar rechts meteen op de camping. Hier waren we een uur
geleden ook al bijna. We zoeken een plekje voor de tent en liggen om
halftwaalf op één oor. Met de vertrouwde geluiden van rangerende
treinen vallen we in slaap. Misschien kunnen we morgen zonder betalen
weg… FOEI!
refuge de la Fournache (2350 m)
Helaas, de beheerder
heeft ons gezien. Na betaling van 12,50 euro en een praatje met een
solowandelaarster op leeftijd (60+) zijn we halfacht op pad. We
maken, tegen Leenderts zin een ommetje naar de bakker. We negeren een
deviation en lopen dan eindelijk ‘in de natuur’. In dit
geval eindeloos sparrenbos. Het is meteen flink stijgen. De markering
is schaars en daardoor missen we een afslag, maar het komt allemaal
goed. De temperatuur is aangenaam voor het klimmen: af en toe zon en
hoog tussen de toppen mist. Modane, met het fort erboven,
en zijn
industrie en rangeerterrein kunnen we af en toe door de bomen zien.
Het is geen aantrekkelijke stad, ondanks de rivier
l’Arc, die
door het centrum stroomt
. We lopen nu een soort cirkel hoog om
de plaats heen. De route volgt (een week lang min of meer) de grens
van het oudste nationaal park van Frankrijk: La Vanoise.
Het is een blij
weerzien met de vele bloemen, waaronder het
rood bosvogeltje,
gentiaan en brilkruid.
Ik wil weer een lijstje bijhouden, maar het zijn teveel bekenden. Leendert fungeert in
Polset als wegwijzer,
Nog steeds houden we uitzicht op
Modane.
Voor de lunch strijken we neer bij een bronnetje met provisorisch
bankje, maar het zit niet lekker zonder rugsteun. Een ui rolt uit het
pannetje de berg af, maar blijft nog net liggen op een vindbare en
grijpbare plaats. We lopen verder richting de kapper, oftewel
Le
Barbier. Her en der staan gestapelde huisjes, eentje wordt net
nieuw gebouwd (met gasbetonblokken). Halfdrie zijn we eindelijk bij
de
Col du Barbier, wat geen echte col is. We hebben nu zicht
op twee stuwmeren
en dé hut, maar we zijn er nog lang niet. Eerst
een ommetje. Er waait een koude wind en het gaat zelfs zachtjes
hagelen. Allemaal niet zo erg, want je wordt niet echt nat en
tussendoor schijnt de zon. Inmiddels gaat Leenderts kaarsje uit.
De laatste loodjes
wegen zwaar. We dalen af naar de rivier en beginnen aan de laatste
stijging van een half uur. Met alle tussenklimmetjes zijn we op onze
eerste wandeldag 2000 m gestegen. Dat zal Leendert me niet in dank
afnemen.
We zien een gems en marmot beneden ons boven het stuwmeer.
Nu nog een steenbok en het plaatje is compleet. Misschien
morgen, wanneer we naar
l’Arpont gaan. Eindelijk zijn we bij
de
refuge de la Fournache. We inspecteren de kampeerveldjes
(hobbelig en drassig) en nemen halfpension. We eten puree met
draadjesvlees en hebben gezelschap van een Belg en Fransman. Het is
kil in de hut. De beheerders zijn erg zuinig met hout. Het ijs als
toetje draagt niet bij aan de warmte. Ook buiten is het koud. De zon
verlicht een rots, die hopelijk door Leendert goed op de foto is
gezet. Na het eten krijgen we een zelfgebrouwen
genépi
(absint) van de beheerster. Het maakt ons even warm, terwijl we voor
de lauwe kachel zitten.
Donderdag
28 juni 2007, refuge de la Fournache - refuge de l’Arpont (2309 m)
Leendert staat op om
Annamien te feliciteren. Dat wil zeggen om een sms'je te sturen. 31
wordt ze. Ik pak Leenderts slaapzak in en vouw mijn dekens op.
Ondanks drie dekens had ik het vannacht koud. Maar ja, ze vielen ook
steeds van mijn hoogslaper. Buiten heeft het gevroren,
maar zonder
wind is de gevoelstemperatuur niet onaangenaam. Binnen is de
gevoelstemperatuur lager. De kachel is nog steeds uit. Een mand ligt
vol kleine sneetjes. Samen met een croissantje, botertje en jammetje
is het ons ontbijt.
We nemen afscheid van
onze twee tafelgenoten, die tot onze verbazing apart vertrekken. Ze
blijken niet bij elkaar te horen. De Belg zullen we vandaag diverse
malen zien en ’s avonds in de hut aantreffen. Met fluitende
marmotten verlaten we de
refuge.
Lopend in de schaduw, langs
de bevroren bloempjes en bladeren, is het nog koud, maar zodra we, na
een half uur, in de zon lopen is het heerlijk aangenaam. De lucht is
strakblauw en tegen de kam tekenen zich een paar gemzen af en we zien het alpenklokje.
Via vele
haarspeldbochten met volop gentianen
lopen we geleidelijk
hoger en hoger. Na een smal pad onder indrukwekkende rotsen, steken
we een sneeuwveld over.
Hij leek steil, maar het valt
gelukkig mee. Ik sla me voor het hoofd, omdat we alweer de grödels
zijn vergeten en maak hiervan een aantekening in mijn dagboek. Tussen
de rotsen vinden we een heerlijk plekje voor een lange lunch en
kleine siësta.
Tevreden gaan we weer op pad. Het is flink stijgen.
We hebben vandaag diverse groepen en solisten gezien, maar nu is het
rustig. We komen in een gebied met veel watervallen,
een
verlaten dorp met gestippelde gentianen
en een kapel.
Nog
een half uur tot de
refuge. Het gaat niet meer zo snel met
mij. Op mijn laatste adem bereik ik
refuge de l’Arpont. Wild
enthousiast kijken we naar een kampeerplekje, maar het mag niet van
de parkwachter. Tot 1 juli is kamperen bij een hut niet toegestaan in
Parc Nationale de la Vanoise. Uit de buurt van een hut is het
nooit toegestaan. We bestellen een bed en ontbijt en besluiten zelf
te koken. Maar eerst een biertje. Gezeten aan een picknicktafel in
zon en wind, vergezelt van het geluid van een generator en gehuppel
van een marmot, hebben we het niet slecht.
Wanneer steeds meer
wolken voor de zon schuiven wordt het koud en lijkt het ons
verstandig om te gaan koken. Achter de hut, bij de slaapzaal is een
mooi windluw plekje.
De couscous is snel gemaakt. Helaas heb
ik geen toetje, maar alleen een decafé met een stuk chocolade. Om
zeven uur gaan we naar binnen, waar het gezelschap net de soep op
heeft. De kachel brandt matig. Pas om halfnegen worden een paar
flinke houtblokken professioneel in de kachel gelegd en gaat hij
flink loeien. Ik laat me verwarmen, terwijl Leendert wat in
tijdschriften bladert. We vervelen ons een beetje en hebben spijt dat
we geen scrabble bij ons hebben. Ik zie in ons routeboekje dat de
volgende hut maar 20 plaatsen heeft. Omdat het dan vrijdagavond is
vraag ik de beheerder of hij de volgende hut wil reserveren. Het
telefoontje is zo gepleegd.
Vrijdag 29
juni 2007, refuge de l’Arpont -
refuge du Plan du Lac (2364 m)
We ontbijten in de
tweede ploeg van halfacht. Laat voor ons doen, maar we hebben maar
een dag van 4 uur en 15 minuten. In onze gezamenlijke slaapzak hebben
we heerlijk warm geslapen. Het was ongekend rustig in de grote
ruimte. Helaas was het benauwd, omdat er geen raam open stond. In
hutten is altijd onenigheid over open en gesloten ramen.
Het is stralend weer.
Onze potentiële kampeerplek ligt heerlijk in de zon. Ik doe enkele
pogingen de huismarmot op de foto te zetten.
Voor we
vertrekken, ritsen we de pijpen af en gaat het fleecevest op de
rugzak, want we lopen meteen in de zon. We werpen nog een laatste
blik op de hut.
Na een half uur worden we beloond met
steenbokken. Helaas op verre afstand. Nieuwsgierig kijken ze onze
kant op of keren al kauwend de kont naar ons toe. Leendert maakt
diverse foto’s in de hoop dat er een goede tussen zit.
We maken vandaag
volgens de kaart een enorme lus. Reden is een enorme kloof die we
moeten omzeilen. Vanavond zullen we hemelsbreed slechts zes kilometer
van de hut verwijderd zijn. We zijn steeds weer verrast hoe het pad
loopt. Slingerend omhoog, door de rivieren van de gletsjer, Langs
meertjes en onderlangs de morenen. Allemaal zeer aangenaam.
In de luwte zetten we een kopje koffie. Een passerende man
schrikt, omdat we pas op korte afstand zichtbaar zijn. (Gelukkig heb
ik net geplast.) Bij de lunch is de plek minder geslaagd. Het is
winderig en het fleece moet zelfs aan. We eten brood met
chocoladepasta en appel. Ondertussen bedenken we een alternatieve
route. Het is immers nog vroeg én mooi weer. Een extra lus van twee
uur is een mooie middagwandeling. Mensen die de GR5 via de
Col
d’Iseran niet zo mooi vinden vanwege de drukte, haken hier af
en volgen de GR55 door hooggebergte tot Tignes. Wij zijn consequent
en lopen de GR5 door het dal van de Arc via Bessans en Bonneval. Voor
Leendert bekend terrein. Hoewel het erg lang geleden is dat hij hier
kampeerde met de KNNV. Op de kaart heeft hij de gelopen routes
gemarkeerd. Meestal vanaf een parkeerplaats.
Maar terug naar de
omweglus. We kunnen tot diep in het dal kijken en ik denk dat het
alleen afdalen is. Helaas, pindakaas. We moeten zelfs stijgen en
belanden in mijn favoriete terrein. Blokken.
Dat wil zeggen, als het
niet de hele dag duurt en de blokken plat en groot zijn. (Sinds de
Sentiero Roma, waar we eindeloos door blokkenterrein liepen, wordt het
me soms teveel.) Maar hier is het een leuke afwisseling met bloementapijten.
We blijven stijgen in westelijke richting,
terwijl we naar het noorden willen en gaan hevig twijfelen. Tot we
een monument zien voor een luitenant en een ingenieur in opleiding die in 1932 hier door een ongeluk om het leven zijn gekomen. Er zijn ook gele wegwijzers.
Hier is het keerpunt. We
dalen eindelijk af richting noordoosten. De wind trekt flink aan en
mijn hoed waait constant af. Gelukkig heb ik een touwtje met clip,
waarmee ik de hoed aan mijn T-shirt kan vastzetten. Zigzaggend lopen
we naar de oude stenen brug.
Na een half uur passeren we een
kapelletje, waarvan de raam afgesloten is met een plank. Natuurlijk
probeer ik die te verwijderen, maar ik word gestraft met twee
splinters in mijn vinger. We zwaaien naar
refuge d’Entre Deux
Eaux waar onze Belg zal logeren, voor hij verder gaat met de GR55. We
zien hem niet en lopen door naar de volgende brug, het laagste punt
voor vandaag. Nu nog één uur zéér geleidelijk stijgen naar
refuge
du Plan du Lac. Leendert verliest zijn hoedje maar komt er
gelukkig 50 meter later achter. We passeren een omaatje dat uitrust
op een steen. De strakblauwe lucht van vanmorgen is inmiddels
veranderd in windvanen, bloemkoolwolken en grijze wolken. Voor de
refuge, pas op het laatste moment in zicht, is het zonnig,
winderig en rustig. Onenigheid met Leendert over de douche. Ik wil
samen voor 2,50 euro 4 ½ minuut douchen; hij wil alleen en weigert.
Ik was mijn voeten nu aan de wastafel, terwijl hij lekker douchet.
Buiten in de koude zon
werk ik mijn dagboek bij tot ik twee ijskoude handen tegen mijn wang
voel. Leendert is helemaal gedesillusioneerd. Het duurde 2 minuten
voor de douche op temperatuur was, 1 minuut om de douchekop in de
houder te krijgen (wat mislukt) en ½ minuut om zijn haar te wassen.
Hij had zich net ingezeept, toen er alleen nog koud water uitkwam.
Met zijn gele doekje veegde hij zich schoon.
Om zeven uur gaan we
aan tafel. We zijn met zes personen: vijf Nederlanders en één
fransman = drie vegetariërs en drie vleeseters = drie vrouwen en
drie mannen. Het is gezellig (misschien niet voor de Fransman, met
wie wij op één kamer liggen). Na het eten gaan de drie Nederlanders
scrabbelen. Heb ik ook wel zin in.
Zaterdag
30 juni 2007, refuge du Plan du Lac -
refuge de Vallonbrun (2272 m)
In de hut is geen
ontvangst, daarom sturen we het sms'je voor Piets verjaardag later.
We eten met zijn tweeën om zeven uur. De rest volgt een half uur
later. De rekening van 90 euro vind ik pittig.
Het weer ziet er goed
uit. Geen wind, alleen het dal is gevuld met dikke wolken. We lopen
aan de andere kant van het dal, op dezelfde hoogte als gistermorgen,
en turen eindeloos op zoek naar refuge de l’Arpont. Pas na
een uur krijgen wij hem in zicht. Hemelsbreed is het misschien vier
kilometer.
Na een eindeloos
karrenspoor verlaten we deze voor een graspad langs een weiland.
Onze Franse kamergenoot passeert ons in snelle tred met een
rugzak van twintig kilo. Bij de
Tura maak ik een foto van een
kluizenaar …
en drink koffie met een chocolaatje. Wat is
dit toch heerlijk relaxen. Zeker nu we alleen nog afdalen. We lopen
weer over een karrenspoor door een sparrenbos op de grens van het
Nationale Park. Rechts mag je kamperen, links niet. Maar het is toch
niet vlak.
Het is de hele dag een
weelde van planten: groene nachtorchis, anemonen, anjers, gentianen,
rode klaver en zelfs alpenclematis .
Vlak voor de onbemande
refuge de Cuchet verlaten we het karrenspoor voor een smal
stijgend bloemrijk paadje. Een leuke variant. Bij de hut hangt onze
Fransman de was buiten. We gaan door; er is geen water en daarom gaat
hij ook door naar
Vallonbrun. “Tot straks.” Wij drinken
nog een theetje vanwege de hitte en gaan ook weer op pad. Het is een
smal pad door uitgestrekte schuine almen, waarbij we slingerend de
ravijnen omzeilen en riviertjes oversteken. Veel op en af. Dan is
Vallonbrun in zicht. Er liggen verspreid prachtig ‘gestapelde’
stenen huisjes. Waar ons pad de weg kruist ligt de
refuge.
Omdat er een grote
groep van 36 mensen komt, mogen wij, tot ons geluk, kamperen.
Eten
kan niet, maar dan koken we zelf. Hoewel de Engels sprekende kok
uiteindelijk nog een maaltijd aanbiedt, bedanken we beleefd. Het is
immers lekker weer (wel winderig) en ik heb nog drie maaltijden in
mijn rugzak. Maar eerst douchen, schrijven en me vervelen. Op verzoek
van de kok zetten we de tent pas om zes uur op. (Nationaal Park
voorschriften.) De kok
komt regelmatig zenuwachtig naar buiten
om een sigaretje te roken. Hij is in afwachting van de groep, die pas
om halfzeven aankomt. Het zijn hoofdzakelijk vrouwen, enkele oudere
mannen en twee kinderen (van de leider). Vlak naast onze tent zetten
ze een tent op voor de twee kinderen en hun pa en ma. Voor de grote
groep worden matrassen van zolder gehaald en her en der neergelegd,
zelfs in het schoenenhok. Er worden diverse groepsfoto’s gemaakt en
nadat ze eindelijk naar binnen gaan om te eten kan ik aan de gang.
Met drie eieren, gekocht bij de kok, en een zakje kerrierijst van
Adventure zijn we in tien minuten klaar. In de tent, met uitzicht op
de kapel en bloemkoolwolken vullen we ons buikje. “Voor herhaling
vatbaar”, zegt Leendert. Terwijl de kinderen alweer buiten spelen,
buiken wij uit en warmen ons in de tent, nieuwsgierige blikken van
passerende dames negerend.
Zondag 1
juli 2007, refuge de Vallonbrun - Bessans (1705 m) -
Chalets des Roches (2453 m) - Bonneval-sur-Arc (1800 m)
Na een rustige nacht
voor mij (Leendert klaagt over een jengelend kind) zijn we weer vroeg
wakker. De tent is nat en de zon blijft verstopt achter wolken. We
drogen de tent af en gaan ontbijten in de hut. Onze Pyreneeënman
staat al in de startblokken en vertrekt. De groep maakt zich gereed
voor de Pierre-aux-Pieds, volgens de leider een niet al te
zwaar piekje.
Wanneer we vervolgens
de tent afbreken, komt de zon tevoorschijn.
Ook wij gaan op pad.
Achter het kapelletje dalen we af naar
Le Collet. Hier zou
Col
de Madeleine (van de Tour)
moeten zijn, maar het is weinig
col omdat we in een dal zitten. Het plaatsje staat vol auto’s,
waarschijnlijk van de groep, én het heeft een afvalbak (de eerste in
vier dagen) waar we ons afval dumpen. We verlaten het plaatsje via
een bloemrijk paadje met o.a. aangebrande orchis,
dat
overgaat in een dijkje. Het dijkje is een meter hoog met aan
weerszijden een grote bloemenzee van kleuren.
Leendert kan
het niet laten te fotograferen, hoewel hij in vier dagen de eerste batterij al heeft
opgemaakt. In een flink tempo over een brede zandweg, met kaal
gevreten bomen in een web van rupsen, bereiken we
Bessans. We
vinden een bakker en kopen groots in: taart, quiche, brood en een
blikje limonade. Ik loop helemaal naar het eind van het dorp, waar
onder een sportzaak een supermarkt is. Ik koop yoghurt, tomaten en
sinaasappelen. Weer terug bij Leendert steken we de
l’Arc
over en zoeken na de vuilstortplaats een plekje in de schaduw. De
Pyreneeënman en een bejaard echtpaar passeren ons en gaan ook de GR5
omhoog! Het is een heel steil paadje.
We lopen in een
verzengende hitte. Er is geen zuchtje wind. Mijn verbrande ellebogen
doen extra zeer, ondanks het smeren. Langzaam lopen we omhoog. De
krekels springen voor mijn voeten weg. In de verte zie ik een huisje.
Zou dat het hoogste punt zijn? Dan zijn we 500m gestegen. Nee, helaas
we moeten nog verder. De oudjes lopen nog steeds voor ons uit. Petje
af. Na een stukje brede weg, zijn we eindelijk op hoogte. Nu nog een
plekje in de schaduw en uit de inmiddels aangewakkerde wind. Het is
moeilijk te vinden en we ploffen neer in de berm. Gelukkig verdwijnt
de zon af en toe achter de (grijze) wolken.
We kunnen slechts kort
relaxen (= afdalen) tot
Le Vallon, een paar huizen in een
soort amfitheater. Wij volgen onze Pyreneeënman, die een grote
zigzag door het grasland maakt. Nog eens 300m stijgen. Boven ons
grazen geiten en schapen. Marmotten piepen en we zien de
nieuwsgierige Aagjes van dichtbij. Eindelijk op 2480m dalen we af
naar
Les Roches. Helaas moeten we hier de GR5 verlaten om in
Bonneval-sur-Arc een onderkomen te zoeken. Op de GR5 is tot
Val d’Isere niets en omdat we in het Nationaal Park lopen,
mogen we niet kamperen. Misschien maar goed ook, want het gaat
lichtjes regenen. Bij de afslag naar
Bonneval staat geen
enkele aanwijzing en het pad lijkt nog weinig belopen. Alles gaat
goed tot we bij een ravijn komen: een halve sneeuwbrug over een wild
denderende rivier. Waar kunnen we oversteken? Leendert doet een
poging. Ik zoek stroomafwaarts een plek, maar dat is het ook niet.
Misschien stroomopwaarts, maar ook dat lijkt me niets. Leendert is
inmiddels over en roept me. Dan moet het maar. Terwijl ik oversteek
lopen beide schoenen vol water. Trillend en soppend sta ik aan de
overkant. Voorzichtig dalen we af naar het pad. Het regent niet meer
en we doen de jassen uit. We steken een autoweg over en volgen een
vaag pad door een weiland met uitzicht op het plaatsje.
Via
een nog slechter onderhouden pad komen we dan toch in het centrum van
Bonneval, waar we meteen voor een
gîte d’etape annex
restaurant staan. De prijs is redelijk, maar ik heb bedenktijd nodig,
dus lopen we een rondje door het authentieke plaatsje. Weer terug
nemen we halfpension. Enig nadeel: pas om acht uur ontbijten. (Ja, ik
ben weer even chagrijnig.) We hebben het
dortoir voorlopig
helemaal voor ons alleen. Het is een oude schuur, waarvan de oude
houten deur nog zichtbaar is. In de deur is een raam gemaakt. In de
ruimte staan drie tweepersoonsstapelbedden. De douche is heerlijk én
we kunnen een wasje doen: twee paar sokken, twee T-shirts, één hemd
en één onderbroek. Het druipt uit op een rekje in het
dortoir.
Onder de luifel voor het restaurant drinken we een biertje tot het
weer gaat regenen.
Om halfacht gaan we
naar het eetzaaltje waar een Duits stel (vrouw zwanger) en twee
Franse echtparen zitten. Een enthousiaste meid rent de trap op en af
en brengt een grote terrine romige champignonsoep. Het is héérlijk.
Leendert schept wel drie keer op. Hij kan wel wat gebruiken, want hij
wordt steeds magerder. Het hoofdgerecht is niet minder machtig. Het
is minipasta in room, met gegratineerde kaas. Leendert krijgt er een
saucijsje bij. Gelukkig is er geen tussengang kaas, maar wel een
fruitcocktail. We drinken tijdens het eten een grote kan water leeg,
dan nog twee kopjes thee en nog hebben we dorst. We maken een
avondwandeling om uit te buiken. Op mijn balletschoentjes met
kartonnen zooltjes (mijn natte bergschoenen staan te drogen) ontwijk
ik de plassen. Het is een mooi geconserveerd dorp, maar ik zou hier
niet kunnen wonen. Ik zou me opgesloten voelen tussen de bergen, want
je ziet amper lucht.
Maandag 2
juli 2007, Bonneval-sur-Arc - Col de l'Iseran (2764 m) - Val d’Isère (1809 m)
Vannacht begon het en
nu, om halfzeven, regent het nog steeds gestaag. Tot zeven uur horen
we geen enkel geluid van activiteit in de keuken. Zouden ze ons
ontbijt vergeten zijn? We hebben namelijk gevraagd om zeven uur te
eten en dat kon. Dan horen we een auto stoppen en de zwangere
gardienne opent de deur. Ze gaat brood roosteren (de bakker is
vandaag dicht) en thee zetten. We gaan beneden zitten in het kleine
restaurant (vier tafeltjes) met de scheve stenen vloer. Er is jus,
jam, cornflakes en een grote kan thee. (Dat wordt straks weer vaak
stoppen om te plassen.)
Tegen acht uur verlaten
we, regenbestendig, de
gîte via de zij-ingang
. Het
lijkt, nee, het is droog. Bij de
poubelle dumpen we afval en
gaan vervolgens op zoek naar de GR5. Het begin is wederom slecht
gemarkeerd en moeilijk te vinden. Na bestudering van de kaart vinden
we de weg én de bordjes. Via een boeren-geiten-strontpaadje verlaten
we het dorp. We volgen de rivier die de elektriciteitscentrale voedt.
We hebben alweer een laagje kleren afgepeld (en twee keer geplast)
als het na een uur weer (zachtjes) gaat regenen. Jassen aan en weer
verder. Vandaag gaan we over het hoogste punt (2764m) van dit traject
van de GR5. Het is de
Col d’Iseran, ook bekend van de Tour.
En ook favoriet bij amateurwielrenners, motorrijders en
oldtimerchauffeurs, want ondanks het natte weer, komen we menig
vehikel tegen. De regen wordt heviger en, naarmate we hoger komen,
kouder. We missen een afslag en via een modderpaadje struinen we naar
de route. We zitten nu net onder de vrijwel onzichtbare autoweg bij
Pont de la Neige, en naderen weer een heftige rivier.
Deze keer zijn de sokken en schoenen al nat en maakt het niet
meer uit. We stappen om de sneeuw heen en via een paar rotsblokken
zijn we aan de overkant. In de verte zien we een vaag steil paadje,
óns paadje.
Best vermoeiend, maar 12.15 uur bereiken we de col, waar
Edelweiss bloeit. Zelfs in de regen zien ze er mooi, aaibaar
uit. Op de col staat een uitspanning en een kerk, waarvan wij eerst
dachten dat het een kapel was, omdat we alleen de bovenkant zagen. In
het voorportaal trekken we snel wat warms aan, drinken koffie en eten
het oude brood met chocolade, kaas en tomaat.
Brrr, het
hagelt. In de verte zien we lichtblauwe vlekjes in de lucht, maar het
blijft grijs. Na een klein uur pakken we ons weer in (handschoenen
aan) en verlaten ons schuilplekje op de col. We balen wanneer we even
later een
abri passeren. Hadden we dat maar geweten. Nu we aan
de andere kant van de col zijn, zijn we ook meteen uit het Nationaal
Park en in het skigebied. Skiliften, geërodeerde paden, omgeploegd
land. Wat een verschrikking! Tot onze verbazing is de GR nu
ruimschoots gemarkeerd, zodat we in ieder geval niet over de weg
hoeven te lopen.
Pieper waarschuwt zijn maatjes dat we er aankomen.
We passeren nog enkele natte sneeuwvelden en dalen snel af. Eindelijk
worden we warm. Eindelijk wordt het droog. Even later zigzaggen we
over een skihelling met sneeuwkanonnen tussen de bossen en menen in
de verte de camping van
Val d’Isère te zien, die na
bestudering van de kaart het kerkhof blijkt te zijn. Hopelijk is er
straks wat zon. (Hij wil maar niet doorbreken.)
De camping ligt mooi op
de route voor het centrum. We zijn al voor vier uur op het terrein.
Gelukkig ziet de beheerster ons en schrijft ons in, waarna we ons
tentje onder een boom opzetten. De sokken hangen we aan de
scheerlijnen te drogen; daarna drinken we een kopje thee. Leendert
gaat slapen en ik ga inkopen doen. Het is een, weliswaar toeristisch,
dorp (of stad?) met 2000 inwoners en 20.000 slaapplaatsen. Een
typische wintersportplaats met veel winkels. In een sportzaak koop ik
sokken en bij de Spar vul ik de voorraad aan en koop in voor het
avondeten. Ik schrijf in mijn dagboek, kook, zet koffie. Dan paniek.
Leendert is zijn hoogtemeter kwijt. Mogelijk tijdens de snoepjespauze
op de skihelling laten vallen. Hij wil teruglopen, maar gelukkig vind
ik hem op de slaapzak. Dat scheelt een avondwandeling.
Dinsdag 3
juli 2007, Val d’Isère -
Vannacht bezoek gehad.
Leendert werd wakker van 'geklapper'. Het kon niet de wind zijn, dus
het moest een beest zijn. We joegen het weg. Wanneer ik om zes uur
uit de tent kruip, liggen waterzak, fruit, kaas en chocolade her en
der verspreid over het gras. Alle vuilniszakken op het terrein zijn
kapot getrokken. De beheerder is al bezig de vuilnis op te halen en
de zakken te vervangen. Hij denkt dat het een hond is, maar Leendert
denkt een vos. Tot onze grote ontzetting blijkt hij het tentdoek
kapot gebeten te hebben. Een mooie tandenafdruk, rechts in de
voortent. Wat zal Dennis hiervan zeggen? We maken de tent droog, eten
en gaan tegen acht uur richting bakkerij, waar ze geen pain
complet en geen gebak hebben. We nemen genoegen met pain de
campagne en twee chocoladecroissantjes.
We lopen eindeloos door
het dorp. De route is niet te volgen. Leendert vindt het een lelijk,
karakterloos skidorp en nog steeds worden er meer en meer hotels,
appartementen en skiliften bijgebouwd.
Val de Misère is een
meer toepasselijke naam. Via een bouwplaats bereiken we de route.
Voorlopig zitten we nog tussen de skiliften en sneeuwkanonnen,
geërodeerde paden en kale grasvlakten. Het wordt alleen maar erger.
Tignes-Le-Lac is een nog moderner skidorp met gigantische
gebouwen, een golfterrein en een gletsjer, waar je zelfs in de zomer
kunt skiën.
De bijbehorende parkeerplaats staat vol
auto’s. Omdat ik de kaart niet bestudeerde, had ik een beeld van
een lieflijk dorp aan het meer. Kortom, doorlopen en snel naar de
Col
de Palet, naar het Nationale Park, de grote kudde schapen en de
Edelweiss. Behoudens enkele druppels is het nog steeds droog. Na de
col breekt even de zon door en lunchen we voor de grote afdaling van
2652m naar 1800m begint.
Heerlijk geleidelijk
en in
gezelschap van veel nieuwsgierige marmotten.
Om half vier trekt het
dicht en gaat het regenen. We worden klets en kletsnat. Het pad
verandert eerst in een steenmassa en dan in een modderpad. Druipend
en smerig komen we aan in
refuge de Rosuel.
Ik krijg
weer rubberen tuinschoenen en de natte spullen kunnen mee naar de
kamer. We zijn ingedeeld bij een Nederlands echtpaar uit
Wolfheze.
Het blijkt dat ik de man vorig jaar tijdens de natuurwerkdag gezien
moet hebben. Ze lopen de GR5 in de andere richting. Vorig jaar hebben
ze door ziekte de tocht moeten afbreken. Na een lekkere douche gaan
we beneden eten met hen. Lekker vegetarisch, maar zonder zetmeel. Het
toetje met frambozen is heerlijk. Tegen tienen gaan we naar bed.
Woensdag 4
juli 2007, refuge de Rosuel - refuge de la Balme (2009 m)
Ik kijk door het grote
raam van de
refuge. Het is nu nog droog en we kunnen de
regenspullen inpakken. Ik doe wel mijn gamaschen aan om mijn broek te
beschermen tegen modderspetters. Het is ijdele hoop. Acht uur en het
regent. De Wolfhezenaren twijfelen nog (zij gaan naar
refuge de
Palet), maar wij gaan moedig op pad. Al spoedig moeten we een beek kruisen.
Een uur lang regent het; dan
klaart het op. We lopen door een oude mijnstreek. Er liggen
restanten, maar net niet op onze route. Tot Landry blijft het droog.
Dan trekt het weer dicht (nog net droog koffie gedronken) en gaan de
jassen weer aan. Zo blijft het de hele dag: jasje aan, jasje uit. We
doorkruisen
Valenzan per
passage pieton. Een steil pad
omhoog; dwars door het dorp. Onder een afdakje zitten een man en
vrouw, die ons een half uur geleden in hoog tempo passeerden, een
broodje te eten. Ze zien er Hollands uit en ik vraag of ze uit
Nederland komen. Niet begrijpend kijken ze elkaar aan. Ik ga over op
het Frans, maar het blijken Engelsen te zijn. Ze zijn in
Nice
begonnen en lopen de GR 5 tot
Gingolph. We nemen tijdelijk
afscheid, want zij gaan ook naar
La Barme. Het is een pittige
dag, met nog drie uur stijgen. We lopen langs prachtige, bloemrijke
natuurreservaatjes,
waar Leendert probeert een
Dambordje
te fotograferen. Toch alweer drie nieuwe vlindersoorten aan mijn
collectie toegevoegd: afgelopen zondag de
Koningspage en de
Apollo en nu dus het
Dambordje.
Het gruizige pad
verandert in een modderig koeienpaadje. Mist vliegt door de dalen. In
de verte zien we bepoederde bergen. Daar moeten we ongeveer heen.
Onze energie is zo ongeveer op. We slepen ons omhoog. Het zicht wordt
minder. Als we achterom kijken zien we slechts een vlekje zon in het
dal. Dan zien we voor ons de
refuge liggen. Een mooi pad
brengt ons naar boven. Verijsde sneeuw ligt op de bladeren.
We zijn
nog geen 10 minuten binnen of het gaat echt sneeuwen. Net Kerstmis.
De
refuge zit vol tieners, zodat wij met de Engelsen in het
winterverblijf, een kamer met twee tweepersoonsstapelbedden, mogen
slapen. Niet zo warm, maar wel zo rustig, want het ligt onder de eet-
en slaapruimte. Via een trap aan de buitenkant komen we in de
eetruimte. Daar is het heerlijk warm. Ik haal mijn schoenen, stop ze
vol met kranten en zet ze bij de kachel. We praten wat met de
Engelsen. De tienergroep heeft zelf eten bij zich en kookt een potje.
De meisjes lopen in T-shirts en panty’s met korte broek. De overige
uitrusting krijgen ze gelukkig van de UCPA.
UCPA
staat voor Union national des Centres sportifs de Plein Air. Dus
lekker in de buitenlucht bezig zijn. De meesten zijn voor het eerst
in de bergen. Een Franse jongen knoopt een gesprek aan met ‘onze’
Engelsman om zijn Engels te oefenen. Het blijft sneeuwen (de
sneeuwgrens ligt nu op 1800m) en het wordt morgen spannend of we de
pas van 2469m over kunnen. De weervoorspellingen zijn dat het morgen
beter wordt en overmorgen nog beter.
Donderdag 5 juli, refuge de la Balme - Col de Bresson (2469 m) - refuge du Plan de la Lai (1818 m)
We wonen nog in een
witte wereld.
Vanuit het winterverblijf lopen we over de gladde
besneeuwde trap naar boven, waar de wc, was- en eetruimte is. De
Engelsen willen met ons samenlopen, omdat het pad waarschijnlijk
moeilijk te vinden is. Wanneer we vertrekken zijn de twee meisjes van
de
refuge de bloemetjes naast de trap aan het bevrijden van
hun koude last. Er ligt een dik pak. De hond is alweer naar binnen.
Leendert wacht geduldig (de man houdt van kletsen) tot het gezelschap
buiten staat en gefotografeerd kan worden.
Het eerste stuk van de
route gaat goed. We houden richting noord aan. We zien af en toe
markeringen en zolang we rechts van de rivier blijven moet het goed
zijn. Dan lopen we vast ín de rivier. We zoeken vergeefs naar rode
rechthoekjes. Springend van steen naar steen struinen we verder. Het
gaat natuurlijk allemaal erg langzaam tot we bij de
abri zijn.
De
abri is een ingegraven hutje bedekt met stenen. John
vergelijkt het met zijn matentabel. Hier moeten we ergens de rivier
oversteken en twintig minuten noordwestwaarts lopen. We ploeteren
voort.
Zakken we een halve meter diep of ligt er onder de
sneeuw een steen? Markering zien we niet meer en ook de col verdwijnt
in de mist. Alleen in de verte zien we
refuge de Presset. Een
mooi baken.
Leendert doet het zware
spoorwerk en wij stappen in zijn voetstappen. Eindelijk zijn we weer
op een pad. Beneden ons zien we de jongerengroep komen; ze maken
dankbaar gebruik van ons spoor. Nog even zigzaggen en we zijn op de
Col de Bresson.
De Engelsen maken ijzige foto’s (Leenderts
toestel is buiten functie) en zijn blij. Ik ben nog blijer
met het spoor dat naar beneden loopt. Waarschijnlijk van iemand uit
refuge de Presset. Nu maken wíj dankbaar gebruik van iemands
spoor. Vlotjes dalen we af en als we een luw plekje in de sneeuw
zien, stoppen we voor een koffiepauze.
Terwijl het gas
loeit, horen we boven ons gejuich. De groep heeft de col bereikt. De
Engelsen, die John en Jean heten, trakteren op een koekje. De groep
passeert ons. Een alpenroosje probeert de omgeving op te fleuren.
Zolang we door de
sneeuw lopen gaat het prima, maar langzaam komen we onder de
sneeuwgrens en verandert het pad in glibberige, modderige blubber.
Jakkes. Modderspetters tot het kruis. Natte voeten hadden we al. Toch
lijdt ons humeur er niet onder. Wanneer de mist even verdwijnt, zien
we in de verte
Lac de Roselend. We lopen nog eindeloos op en
af over de
Grande Berge en
Les Petites Berges. Het
laatste stuk nemen we de grote weg om de modderige afsteekpaadjes te
vermijden. Eindelijk breekt de zon door. We passeren het onderkomen
van de jongeren, waar zij zich al gewassen hebben. Wij gaan naar
refuge de la Lai, een CAF hut met Mongoolse yurts.
Wat een teleurstelling dat deze aan de weg ligt. Gevolg is twee
motorrijders, die ‘ons’ tweepersoonsbed ‘inpikken’, onwetend
dat wij hem op het oog hadden. (De volgende keer eerst het bed
beleggen.) We installeren ons in het stapelbed, douchen en drinken op
het terras een kop thee. Mijn hoofd voelt als een boei en de zon
brandt fel. Tot het eten doen we een spelletje halma. Ik heb niet
veel zin om te schrijven en maak alleen aantekeningen. Vanavond eet
ik polenta (niet gaar) met één worstje. Een wat karig maal.
Fruitcrumble met harde korst moet het goed maken.
Vrijdag 6 juli 2007, refuge du Plan de la Lai -
Col de la Sauce (2307 m) - Camping Chapieux (1554 m)
Gisteren zeiden ze
‘Morgen schijnt de zon’. Vandaag zeggen ze ‘regen, regen,
regen’. Met z’n vieren zullen we vandaag afwijken van de route,
omdat de
crête naar de
Bonhomme gesloten is. Lange
kilometers over de weg, maar het is nog droog. In het westen lijkt
het open te breken en schijnt de zon, maar ons dal is nog gevuld met
wolken. We zien twee groepen richting
crête gaan en als ik
een mogelijkheid zie om aan te sluiten, begint het te kriebelen.
Waarom zij wel en wij niet? We overleggen en besluiten de gok te
wagen. We dalen af naar de GR en bereiken de tweede groep. Het zijn
de jongeren. Volgens de leider zou hij gewaarschuwd zijn als de
crête
gesloten is. Dat geeft moed. We volgen weer de GR, maar negeren de
glibberige blubberpaadjes en volgen de brede geleidelijk lopende weg.
Na een tijdje zijn we weer op hoogte en lopen in de sneeuw,
vaak tot kniehoogte. De mist wordt dikker en niets lijkt op een
weersverbetering. Na de Col de Sauce beginnen we aan de beklimming van de
crête.
We volgen het spoor en passeren de ‘andere', ouderengroep. We zijn
al op de kam. Soms lopen we rechts, soms links. De puntige rotsen
zijn magnifiek.
Dan zien we een oponthoud bij de jongeren.Ze gebruiken een touw (door twee jongeren vastgehouden), waarlangs ze
één voor één de moeilijke passage nemen. Maar ze komen terug! Het
is te gevaarlijk. Wij willen eerst zelf gaan kijken, maar wanneer de
gids van de ouderengroep ook terugkeert en zegt dat het te gevaarlijk
is, keren ook wij om.
Vijf uur na de start,
rond twee uur, staan we weer op het punt bij de asfaltweg waar we
besloten de gok te wagen. De jongerengroep is ergens halverwege de
helling van de route afgegaan (als dat maar goed gaat) en de
ouderengroep is terug naar de
refuge. We volgen de acht
kilometer lange, slingerende asfaltweg omhoog naar de col en omlaag
naar
Chapieux.
Bonhomme is gezien het tijdstip geen
optie meer. Er is veel groen en weiland, maar geen paadje in de goede
richting. De zon wordt feller, zodat we ons ontdoen van regenkleding
en ons hoedje en zonnebril opzetten. Het eerste wat we van
Chapieux
zien is de camping. Dat blijft lang zo, want de huizen liggen tegen
onze steile helling aangeplakt. Eindelijk beneden zoeken John en Jean
de
Auberge op en wij de receptie van de camping. Maar die is
er niet. Van kampeerders horen we dat het gratis is. We zoeken het
meest egale, droge plekje op en prikken de haringen in de stenige
grond, vlakbij de bijna lege rivierbedding.
Er is plek
genoeg en de enkele tentjes, campers en caravans staan verspreid over
het grote terrein. (Enige jaren geleden is het hier nog overstroomd.)
John en Jean komen
melden dat de Auberge vol is en dat ze waarschijnlijk in de
winterruimte, die met de roodwitte deur, zitten. Maar na wat
rondvragen (praten met de bazin van de Auberge) komen ze in
een piepklein caravannetje terecht. Ze zijn tevreden. In het
winkeltje koop ik tomaten, een blikje salade en cake om het pakket
macaroni boulognese aan te vullen tot een complete maaltijd. Voor het
eten brengen we nog een bezoekje aan de caravan van John en Jean,
waar het heerlijk ruikt naar stinksokken. Na het eten genieten we van
de rust, die regelmatig verstoord wordt door het gedonder wanneer een
auto over de houten brug rijdt. De zon schijnt zijn laatste stralen
op de bergen en de koeien luiden hun bel tot laat in de avond. We
gaan vroeg naar bed.
Zaterdag 7
juli 2007, Camping Chapieux -
Col de la Croix-du-Bonhomme (2483 m) -
Camping Mont Joie (1150 m)
Het lijkt een stralende
dag te worden. De zon beschijnt de bergtoppen en de lucht is
strakblauw. We gaan vandaag ‘alleen’ op stap en zullen John en
Jean wel een keer onderweg zien. Vanaf acht uur wachten we op het
brood van de bakker. Bij elke auto die komt en donderend over de brug
rijdt, kijken we op. We verkleden ons naar iets luchtigs, smeren ons
in en pakken de zonnebril, want de zon zakt steeds verder van de
helling die we straks gaan beklimmen. Eindelijk na een half uur wordt
het brood gebracht door vier dames in een bestelbusje. Twee
meelzakken gaan naar de Auberge en twee naar het winkeltje.
Tijdens de koffiepauze
ontmoeten we John en Jean, die we al een tijdje als stipjes omhoog
zagen komen met vele wandelaats van de Tour de Mont Blanc.
Ook twee jonge jongens passeren ons, die ieder 35 kg
verse groenten en andere etenswaren (bevoorrading van de
Bonhomme)
op de rug dragen om vervolgens de hele dag in de
refuge de
Bonhomme te werken. De tweede jongen heeft het duidelijk
moeilijk. Na steeds een paar stappen moet hij alweer rusten. Later
horen we dat hij is afgehaakt en het spul halverwege heeft laten
staan.
Wij gaan stug door.
Met een paar sneeuwvelden zijn we om twaalf uur op de top, bij
de
refuge. We kijken naar de
crête, waar we gisteren
zo graag hadden willen lopen . We waren dichtbij.
Nu zien
we kleine stipjes bezig. Het zal niet gemakkelijk zijn, met de
smeltende sneeuw.
We passeren een leuk ravijntje
en zijn in een uur
op de
col de la Croix du Bonhomme
over een
terrein met grote rotsen, waar we lopende mountainbikers en vele
zwetende wandelaars tegenkomen. Is dit de Kalverstraat? De mooie
zaterdag en de samenloop met Tour de Mont Blanc trekt aan. De afdaling kan beginnen.
Een eindje
van de route zijgen we neer voor de lunch en missen daardoor John en
Jean, maar op het terras van
La Balme zitten ze achter een
glaasje fris en bosbessengebak. Wij schuiven aan. Het terras is nog
leeg, maar we trekken zoveel volk, dat bij ons vertrek het terras vol
is. We passeren nog een diepe kloof
en een natuurlijke
brug.
De mensenmassa op straat wordt steeds erger en we eindigen bij
een dagrecreatieterrein bij Mont Joie. Daar blijken we de camping
voorbij gelopen te zijn, zodat we langs de autoweg 500m terug moeten
lopen. John en Jean hebben een plek in de
gîte van de camping
gereserveerd, omdat hun ‘lovely’ bed & breakfastadres vol
zit. Het heeft een voordeel, want nu kunnen wij vanavond met het
busje mee naar het restaurant in het centrum. Maar eerst de tent
opzetten achter het kinderkamp, brood bestellen en een biertje halen
bij de kiosk. En snel douchen voor we weer weg moeten. We zijn met
zijn vijven: John, Jean, een Fransman uit Le Havre, Leendert en ik.
De Fransman wil Engels praten, maar wij houden het op het Frans.
Politiek en Frankrijk zijn een van de onderwerpen. Het
halfpensiondiner is wat karig voor een restaurant: kale pasta en
boeuf bourguignon, geen kaas en een klein toetje. Terug op de camping
is het rustig. De kindertjes liggen op bed en ook wij gaan snel onder
zeil.
Zondag 8
juli, Camping Mont Joie - Col de la Voza (1653 m) -
Les Houches ( 1008 m)
Zullen we nog één
droge dag cadeau krijgen? Ik hoop het zo, want maandag vertrekken we
weer naar Nederland. De voorspellingen zijn regen en onweer, maar nu
is het droog en bewolkt. De eerste wandelaars vertrekken naar de
Bonhomme en wij gaan met John en Jean de andere kant op naar
ons eindstation
Les Houches. We doorkruisen Mont Joie, waar
alle winkels open zijn, alsof het geen zondag is. Voor ons reden om
kaarten, fruit en gebak in te slaan, die we straks in
Tresse in
een verlaten gebouwtje met keukentje bij een verlaten restaurant met
John en Jean zullen verorberen.
Want het is gaan plenzen.
Ik schop een ballon weg met ‘Have a nice day’. Een korte bui.
Toch blijft het regenpak aan tot we bij een kleine heftige bestijging
het veel te warm krijgen. Het is van korte duur. Even later gaat het
weer druppelen en wanneer het doorzet moet toch de rugzak af en het
regenpak aan. Helaas zijn door de regen de Turkse Lelies niet
fotogeniek. De beken zwellen aan.
We komen weer veel mensen
tegen, deze keer zwetend in hun regenjas of cape.
We dachten onze laatste
dag vooral veel te dalen, maar het blijkt niet de waarheid. Het zijn
korte steile klimmetjes en pittige afdalingen. De laatste klim naar
Col de la Voza. Ik ben blij dat we boven zijn. Gezeten op een
bankje van het tramstation lunchen we. Weer een flinke regenbui.
Zigzaggend onder de skiliften dalen we af, GR markeringen zijn
schaars en daardoor lopen we in de buitenwijk van Les Houches
te ver naar het Westen. Weer gaat het regenen. We belanden op de GR
Pays de Tour de Mont Blanc en via een grazig paadje naderen we het
centrum. Het Office du Toerisme is open en de Zweedse jongen
beveelt ons een paar goedkope (preiswerte) hotels aan. Nee,
vandaag maar geen camping. Na één kilometer lopen, stappen we
verwachtingsvol naar binnen bij Sint Antonius, maar er is niemand te
bekennen. Op de bel bij de voordeur wordt niet gereageerd. Dan
ontdekken we de bel op de balie en komt een hijgende mevrouw met
laptop naar boven. Of we gereserveerd hebben? Ze doet alsof alles vol
is, maar we krijgen twee mooie driepersoonskamers aan de achterzijde.
Leuk ingericht met een was/toilet/douchecabine, voor de prijs van 55
euro. De schoenen en natte kleren laten we achter in het skiraum
bij de ingang. We spreken met John en Jean af een biertje te gaan
drinken, na het douchen en kaarten schrijven. De regen gaat flink te
keer, maar soms komt de zon tevoorschijn. We zijn blij niet op de
camping te staan. Op de helling aan de overkant zien we het monument
waarlangs we vorig jaar in september liepen naar Bel Lachat.
Het biertje drinken we
in de bar, zodat ik niet op mijn sloffen naar buiten hoef (behalve
voor het posten van de brieven) en om zeven uur gaan we aan tafel.
Voor het eerst kunnen we kiezen! John en Jean gaan voor een
salade/charcuterie en pizza en wij voor een salade en vis. De salade
is zo groot, dat Jean de pizza niet op krijgt. Ik heb geluk dat ze de
friet vergeten zijn, zodat ik beide, friet én groenten krijg. Alles
wordt met smaak en een glaasje wijn verorberd. Ook de îles
flottantes. Een mooie, waardige afsluiting met onze Engelse vrienden.
Ik heb met hen te doen, want de weersvoorspellingen zijn
allerberoerdst. De volgende dag wordt zelfs afgeraden de bergen in te
gaan. wij zitten dan in een van de vele treinen, die ons in vijftien
uur naar Ede moeten brengen. ’s Morgens worden we nog uitgezwaaid
door John en Jean, die maar een boek gaan kopen en wat lezen. Wij
zijn tevreden. Op de crête na hebben we alles kunnen lopen.
Zes mooie dagen gehad en ík heb genoeg afgezien. Nu nog vier boekjes
GR: één boekje GR België (Bergen op Zoom – Luik), één GR
Lotharingen, één GR Mercantour en één GR Nice.