Route de Soleil, de GR4 van Vardal naar Rhônedal
Zondag 26 mei 2002, Gouda
Na wederom een succesvol concert van Leendert en koor zijn we al
vroeg op. Halfacht. Geert heeft hier geslapen, maar vertrekt al gauw.
We hebben alle tijd om te pakken. Boven in de rugzak ligt het boekje
van de GR 4, ‘La Haute Provence, Grand Traversée des Préalpes’.
Na een discussie Italië of Frankrijk, is het toch Frankrijk
geworden, omdat we dit boekje al hadden en we geen Italiaans
spreken.Tegen drieën worden we zoals gewoonlijk wat zenuwachtig.
“Hebbe we allus? Koelkast uit?” Leendert weegt de rugzakken: 15
kg voor hem en 15½ voor mij. Maar ik heb dan ook nog de kranten van
de afgelopen dagen.
Halfvier zijn we onderweg naar het station. Toch nog vergeten de jus
uit de koelkast te halen. Dat wordt een heerlijke schimmeldrank. In
de trein bij Nieuwerkerk zien we dreigende zwarte luchten. In
Rotterdam krijgen we een fikse bui en hagel. We stappen over op de
Thalys. Business Class betekent dat je met je knieën naast je oren in
de stoel zit. De rugzak kan tussen de rugleuningen gepropt worden. De
service bestaat uit geen service. Je mag zelf je drankjes halen in de
bar. Tijdens het lezen sla ik een Franse familie gade. Waarschijnlijk
een weekendje Amsterdam gedaan? Ma heeft een afzichtelijk beige
jutepak aan en kijkt huiswerk na. Pa en zoon lezen de Financial
Times. Ze zijn onrustig en gaan af en toe op het balkon zitten.
Parijs. Gelukkig blijken de drie jaar oude metrokaartjes nog steeds
geldig. We hebben slechts één uur overstaptijd. De metrostress
slaat toe. Waar moeten we heen? Welk station moeten we overstappen?
Tot overmaat van ramp gaat de metro niet verder vanwege een ongeluk.
Ik schiet een Fransman aan: naar Bastille en daar lijn 5 naar Gare
d’Austerlitz. En het lukt zowaar, we zijn ruim op tijd.
We lopen het lange perron af naar het laatste rijtuig. De nachttrein
naar Nice is vol met eenzame mannen; het perron met enkele verlaten
vrouwen. Het is nog nooit zo rustig geweest in een trein. Niemand
spreekt een woord en iedereen gaat vrijwel direct slapen. Leendert en ik
ontdoppen een flesje AH wijn en lezen nog wat. We liggen op de
bovenste etage.
Maandag 27 mei 2002, Nice
Een
goed bed, maar ik heb toch niet goed geslapen. Met een vertraging van
een half uur komen we aan op het station van Nice. Het ziet er
regenachtig uit. Bij het VVV-kantoor halen we een stadsplattegrond,
zodat we het Chagallmuseum niet kunnen missen. Het is nog veel te
vroeg en we gaan naar de overkant wat drinken. We belanden in een wat
verlopen zaakje, waar de serveerster haar beste tijd gehad heeft.
Leendert bestelt een ontbijt en krijgt jus d’orange, een oud
croissantje en een koffie. Ik hou het op een koffie. Leendert heeft
geen slippers en koopt die in een winkel voor 7,50. Bij het speciale
station voor het provence-lijntje kopen we alvast de kaartjes voor de
trein; dan is dat maar alvast geregeld. Het station is nieuw. De muren van het oude station staan er ook nog. Het moet een
indrukwekkend gebouw geweest zijn.
Na
verscheidene pogingen, kunnen we nu eindelijk pinnen.
Inmiddels
is het Marc Chagall Museum open en willen we naar binnen, maar we
worden tegengehouden. Onze rugzakken zijn te groot en mogen niet naar
binnen. We gaan om beurten. Terwijl de een buiten in het zonnetje
wacht, maakt de ander een rondgang langs de schitterende
schilderijen. Drie glas-in-lood ramen vertellen het
scheppingsverhaal. Een zaal is helemaal gevuld met Bijbelse
voorstellingen. De kleuren zijn intens, diep blauw, vurig rood maar
ook in een bruine waas. Zeer boeiend. Ik zie steeds weer nieuwe
dingen. Ik geniet, maar zou graag samen met Leendert gekeken hebben.
Twee zien meer dan één en Leendert is veel meer op de hoogte van de
bijbel.
Om
één uur vertrekken we met het tramtreintje naar Entrevaux,
onderbroken met een busreisje, omdat het spoor niet betrouwbaar is.
Tijdens de overstap barst een regenbui los. Ik knip snel een foto van
het station van Puget-Theniers, omdat we hier 2 ½ jaar
geleden de GR 4 beëindigd hebben met de groep van Ellen.
Entrevaux
is een mooi Frans plaatsje aan de brede ondiepe Var. Het
heeft een historische brug en vele kruip-door-sluip-door straatjes.
Smalle straatjes en hoge gebouwen. Het is pas drie uur en ik voel er
veel voor om niet naar de geplande gîte te gaan, maar alvast
te gaan lopen en te zien waar het schip strandt. Leendert denkt
hetzelfde. We wachten tot de bakker opengaat, kopen een brood en
tappen water uit de bron naast de apotheek. Na één km lopend langs
de weg, word ik aangehouden door de gendarmerie. “Waar ik
vandaan kom? Wat ik ga doen?” Ik geef netjes antwoord en dat is
blijkbaar goed, want ik mag verder.
Zodra
we de asfaltweg verlaten en de GR4 opgepakt hebben, worden we
getrakteerd op bloemen en op miezerregen. We trekken onze jas aan,
zweten en stijgen verder. Ik besluit ook om een ‘Bloem van de dag’
te benoemen. Vandaag is dat het lief stralende roze zeepkruid. Wat is
het hier heerlijk.
We lopen door een prachtig loofbos. Na
vier uur lopen zien we in de verte het klooster van Saint Jean du
Désert.
Hoewel ietwat van de route, gaan we nieuwsgierig
kijken. We zijn verrukt. Deze plek is uniek. Het ligt op een heuvel
en is omgeven door iets hogere toppen. Zelfs in de verre verte is
geen enkel spoor van bebouwing of beschaving. Het klooster is
verlaten. In het GR-boekje lees ik dat het alleen tussen 24 juni en
29 augustus bezocht wordt door pelgrims. Een schuur is open en
ingericht met tafels, banken en planken. Het ziet er schoon uit,
alleen in een hoek zijn lege wijnflessen en wat afval verzameld.
Leendert stelt voor hier te gaan slapen en zo geschiedde het. Hij
maakt een bed van de planken en een afscheiding tegen de wind. Ik bemoei me met de couscous, die niet wil garen vanwege de
hoogte.
Na negen uur kunnen we eindelijk eten. Na de koffie gaan we
slapen, want het is al donker. Die nacht is het onwaarschijnlijk
stil. Muisstil.
Dinsdag 28 mei 2002, Saint Jean du Désert
Dag
van het kartelblad
Rond
zes uur ben ik wakker. De zon verschijnt achter de nog niet bloeiende
kastanjeboom en strijkt neer voor de schuur. We slepen de schragen
tafel naar buiten en ontbijten in de zon. Heerlijk!
Natuurlijk ruimen we alles op, zodat niemand kan zien dat wij hier waren. Nog in de koelte van de morgen vervolgen we ons pad door het loofbos.
Dit is vakantie. Dit is genieten (mannetjesorchis).
Wij zijn
de enigen op de wereld. Geen mensen tegenkomen en dan een hert op je
pad. Het maakt een blaffend geluid. Het weet niet dat hij van ons
niets te vrezen heeft; dat wij geen jagers zijn.
Natuurlijk ruimen we alles op, zodat niemand kan zien dat wij hier waren. Nog in de koelte van de morgen vervolgen we ons pad door het loofbos.
Dit is vakantie. Dit is genieten (mannetjesorchis).
Af
en toe zijn we de weg kwijt, maar gelukkig pakken we de route even
later weer op. We passeren verschillende verlaten en verwaarloosde
kapelletjes. Muurschilderingen zijn afgebrokkeld. Er staat wel een
bank. Na Umbraye bereiken we Le Touyet,
een verlaten plaats waar nog maar vier of vijf mensen permanent wonen. De overige woningen dienen als zomerverblijf voor mensen van de Côte d’Azur. We passeren een Nederlands stel dat op een bankje naast de weg een boterham eten. Ze wonen hier in de buurt en lopen steeds stukjes van onze route.
een verlaten plaats waar nog maar vier of vijf mensen permanent wonen. De overige woningen dienen als zomerverblijf voor mensen van de Côte d’Azur. We passeren een Nederlands stel dat op een bankje naast de weg een boterham eten. Ze wonen hier in de buurt en lopen steeds stukjes van onze route.
Bij
de rivier houden we een aangename picknick, niet wetende wat ons nog
te wachten staat. Vanaf de rivier lopen we pal omhoog over grint. Het
is ongelooflijk steil. De kuiten smeken om genade. Maar dat is nog
niet alles. Door een aardverschuiving is een gedeelte van het pad
verdwenen. Zo goed en zo kwaad als het gaat klauter ik naar boven,
maar ik zie nog geen pad. Leendert loopt voorop en ziet een duidelijk
pad en even later markering. Het leed is geleden en even later komen
we op een hoogvlakte,
die al gauw verandert in een grote gele zee van zonneroosjes, kartelblad, boterbloemen, alpenanemonen,
paardebloemen, trollius, enkele narcissen en veel
sleutelbloemen, ‘afgeblust’ met blauwe gentianen en zachtroze
valeriaan. Leendert ontwaart zelfs kievietsbloemen. Ik vind het
kartelblad met zijn gedraaide (wokkel)structuur erg mooi.
die al gauw verandert in een grote gele zee van zonneroosjes, kartelblad, boterbloemen, alpenanemonen,
Het
pad verandert in een spoor en verdwijnt in het niets. We volgen
stenige richeltjes, maar het echte pad ligt hoger. Het
maakt niet uit, want de richting is duidelijk. Even later komen we op
de asfaltweg en duiken het bos in. Dat is zo aardig van de
GR4-bedenkers: ze mijden de autoweg. Helaas vergeten ze menigmaal dat
duidelijk te markeren. Ook op dit bospad raken we de markering kwijt.
Op intuïtie en kaart gaan we naar beneden. Toeval of niet, we vinden
de markering. Deze brengt ons naar het kapelletje Saint Barnabé. Het
is al 4 uur geweest en we moeten nog 2 ½ uur. Maar nu misleidt de
markering ons. We twijfelen over een afslag, maar met mijn haviksogen
zie ik de markering op een supersmal boompje en loop resoluut door.
Als we weer beginnen te twijfelen is er weer de markering. Na 750 m
komen we op een splitsing met een asfaltweg. Dit kan echt niet. We
besturen de kaart en constateren dat dit we de markering van een
variant volgen. Via de asfaltweg pakken we de draad weer op en even
later volgen we de lange saaie Allée
forestière langs de
hoogspanningslijnen. We zijn moe. Een bonbon Napoleon geeft ons moed. Volgens de
beschrijving moeten we bij een pyloon het rechtse pad kiezen, want
dit is de snelle variant naar Castellane. En weer is er geen
markering of pad te zien. Ook bij de volgende pyloon niet. We gaan
toch rechtsaf en even later komen we toch op de gemarkeerde route,
die uit de richting van de eerste pyloon komt. Even later zakt
Leendert in elkaar. Hij heeft het gehad. Het is een mooi pad, maar we
kijken steeds tegen de laagstaande zon in. Het enige hoogtepunt zijn
de heerlijke wilde kersen. Het zoeken zat, volgen we in La Garde de
weg na Castellane. Het begin van de stad wordt gemarkeerd door een
enorme rots met hoog op die rots ‘Notre Dame du Roc’. Bij het
plein zijn vele restaurants. Ik moet snel beslissen, want anders
worden we chagrijnig. Eigenlijk te moe om te eten ploffen we om acht
uur neer op het terras van een toeristenrestaurant. Twee Nederlandse
echtparen leiden me af met hun opschepperij. Het eten is duur. We
zitten naast de ijssalon, een kiosk midden op het terras van het
restaurant. Een oudere ober is verantwoordelijk voor de
ijsbestellingen. Hij heeft het niet druk.
Na
het eten gaan we op zoek naar de camping. De vele borden geven geen
aanwijzingen. Volgens het GR-boekje ligt de camping óp de route.
Leendert vreest nog kilometers te moeten lopen naar de camping.
Gelukkig zie ik wat lichtjes. We bevinden ons aan de achterkant van
het terrein. Via een omweg komen we om precies 10 uur aan bij de
hoofdingang en het bureau.
Een aardige, belangstellende vrouw (uit Touyet) brengt ons naar een
rustig plekje en zo komt toch nog alles goed. 12 uur onderweg was wat
veel voor de eerste volledige loopdag.
Woensdag 29 mei 2002, Castellane
Dag
van de Adonis
Zes
uur. Halfzeven. Ik heb lekker geslapen. Het was ongekend rustig op de
camping. Zelfs de motorrijders heb ik niet gehoord. Ik neem een
heerlijke douche in de perfect onderhouden wasruimte. We ontbijten
buiten en pakken een droge tent in. Castellane verkoopt me
een duur stokbrood en ik weet weer niet wat ik bij de Casino zal
inslaan. Het wordt knäckebröd, een blikje groenten, kaas en een
onbegrijpelijke telefoonkaart. Leendert voelt zich een wrak en wil na
mijn gedraal nu eindelijk eens lopen.
Inmiddels
is het al 9.15 uur. We volgen vrij lang het asfalt. Het belooft een
warme dag te worden, want de zon is al fel. Eindelijk gaat de
geleidelijk stijgende weg over in een Romeinse kiezelweg. Tegen het
muurtje van de weg drinken we koffie. Het valt niet mee. Er is weinig
flora langs de route. Natuurlijk zijn er de bloeiende tijm, de salie,
Melissa melitifolium en veel zonneroosjes. We zijn erg blij met de
eiken en wind, die voor verkoeling zorgen. Het Castellum,
zoals ik de rotswand noem, is erg mooi.
Officieel heten ze Cadières de Brandis. Dan zien we hoog tussen de rotsen ingeklemd ons eerste doel, de kapel van Saint Jean. Maar eerst maken we nog een paar flinke lussen, om het tussenliggende dal te omzeilen. Net voor het kapelletje is een splitsing. Leendert wil vandaag een strak tijdschema aanhouden om niet weer zo laat aan te komen. Dit betekent dat ik niet naar het kapelletje mag, dat net niet op onze route ligt. Even voor Chasteuil mogen we lunchen. Nadat de schoenen uit zijn, het inmiddels gebroken stokbrood is belegd met tomaat, kaas en tijm, en terwijl de mieren ons bezoeken, bestudeert Leendert de telefoonkaart. Er staan drie lange telefoonnummers en een code op. Onze kennis van het Frans schiet tekort. We begrijpen het niet.
Officieel heten ze Cadières de Brandis. Dan zien we hoog tussen de rotsen ingeklemd ons eerste doel, de kapel van Saint Jean. Maar eerst maken we nog een paar flinke lussen, om het tussenliggende dal te omzeilen. Net voor het kapelletje is een splitsing. Leendert wil vandaag een strak tijdschema aanhouden om niet weer zo laat aan te komen. Dit betekent dat ik niet naar het kapelletje mag, dat net niet op onze route ligt. Even voor Chasteuil mogen we lunchen. Nadat de schoenen uit zijn, het inmiddels gebroken stokbrood is belegd met tomaat, kaas en tijm, en terwijl de mieren ons bezoeken, bestudeert Leendert de telefoonkaart. Er staan drie lange telefoonnummers en een code op. Onze kennis van het Frans schiet tekort. We begrijpen het niet.
Chasteuil
is een prachtig gelegen plaatsje. Een artistieke commune bewoont het
dorp en verkoopt schilderijtjes en keramiek. Maar wij gaan met een
dikgevulde portemonnee en lege handen verder. Er zijn nog vele dagen
te gaan. Wij gaan naar de cause waar de schapen lopen
en de zeldzame Adonis bloeit. Hoewel niet meer op haar mooist, mag ze toch op de foto. Even later hebben we zicht op ‘Gorge du Verdon’ en Rougon.
De kloof is in grijs en groen gehuld; Rougon ligt er als een adelaarsnest boven.
en de zeldzame Adonis bloeit. Hoewel niet meer op haar mooist, mag ze toch op de foto. Even later hebben we zicht op ‘Gorge du Verdon’ en Rougon.
De kloof is in grijs en groen gehuld; Rougon ligt er als een adelaarsnest boven.
We
steken een klein stukje af en zijn om vijf uur beneden in Rougon.
Verbaasd constateren we dat er een restaurant is. Misschien kunnen we
hier eten én slapen, want we hebben weinig zin in ‘Point Sublime’,
dat waarschijnlijk duur en vol dagjesmensen is. Leendert wacht op
een bankje bij de Jeu de Boulebaan, waar de mannen spelen en de
vrouwen kletsen. Ik verken het dorp. Niets wijst op een mogelijke
slaapplaats, dus ik ga maar eens vragen bij het restaurant, dat er
nog erg leeg en ‘bijna open’ uitziet. Ik word naar de crêperie
gestuurd, waar ik net vandaan kom en waar toen niemand was. Leendert
en ik lopen er naartoe en nu is er wel iemand. Het meisje vertelt dat
de gîte aan de overkant is. Onzichtbaar voor alle potentiële
klanten. Geen enkel bord. Waarschijnlijk ook ‘bijna open’. Een
gemiste kans. Het meisje brengt ons naar een prachtige kamer met lits
au mariage (in de vorm van een boxspring!) en mét uitzicht op de
‘Gorge du Verdon’. Mooier kan eigenlijk niet. Subliem. Alleen
jammer van de elektriciteitskabel door het beeld.
Ik
neem vandaag voor de tweede keer een douche en nu zitten Leendert en
ik op het terras van de crêperie in de laatste zonnestraaltjes van
die dag ons mentaal voor te bereiden op de zware dag van morgen.
Leendert ontdekt dat we gisteren 9 uur zuivere looptijd hadden in
plaats van de berekende 7 ½ uur. Dat verklaart de ineenstorting van
Leendert en de naweeën van vandaag. Zullen we aan tafel gaan? We
eten hier namelijk. We kunnen kiezen uit crêpes, crêpes of crêpes.
Het wordt een heerlijke gevulde met aubergine, gedroogde tomaat en
een massa pesto. Aan de tafel naast ons zit een Engelsman, die ook in
de gîte logeert. Hij gaat morgen net als wij naar de Verdon.
Na
het citroen-ciderijsje van Leendert maken we een avondwandeling naar
het chateau. De ruïne ligt op een rots, waartegen Rougon
geplakt is. Klauterend gaan we omhoog en kijken uit over de Verdon
en als ik me uitrek
kan ik de gîte en spoorbloemen zien. Van het kasteel resten slechts wat muren en bogen. Tegen tien uur gaan we slapen.
en als ik me uitrek
kan ik de gîte en spoorbloemen zien. Van het kasteel resten slechts wat muren en bogen. Tegen tien uur gaan we slapen.
Donderdag 30 mei 2002, Rougon
Dag
van de vlasbloem.
Zes
uur. Het bed was perfect en de gîte precies wat we nodig
hadden. In de keuken zetten we thee en ontbijten aan de keukentafel.
We eten ons eigen stokbrood, omdat we vroeg weg willen. Het is
onmogelijk stil te zijn, want elk geluid wordt 10 keer uitvergroot.
De piepende deur, de stoelpoot over de vloer, de deksel op het
aanrecht en het doorspoelen van de WC. Arme andere gasten. Sorry.
Gelukkig is de Engelsman al wakker. Even voor zeven uur verlaten we
het pand en in de koelte van de morgen bereiken we na een
half uurtje ‘Point Sublime’. Het hotel is dicht, dus maar goed
dat we gisteren niet doorgelopen zijn.
Wordt
de ‘Gorge du Verdon’ hét hoogtepunt van de vakantie? Leendert is
hier 30 jaar geleden met Remieke geweest tijdens hun verblijf in de
villa van tante Eke en weet nog van de lange tocht over laddertjes,
de donkere tunnels en de late lift van de Belg van La Maline naar de
auto. Wij beginnen vol goede moed zonder zaklamp aan de eerste
tunnel. Tot we tot onze enkels in het water staan. Leendert haalt de
zaklamp uit mijn rugzak en we vervolgen het parkoers met hobbels en
bobbels en plassen water. De tunnel is veel langer dan ik had
verwacht. Leendert schat één kilometer. Ik vind dat wat veel. We
vervolgen de Gorge, krijgen nog een tunnel, en lopen
afwisselend dicht bij de rivier en soms 10 of 20 meter boven de
waterspiegel.
We lopen in de schaduw en de temperatuur is aangenaam. Soms denk je dat je door een gewoon bos loopt. Maar als je dan naar boven kijkt, zie je de steile wanden en de prachtige rotsformaties. Toch is de tocht voor Leendert heel anders dan 33 jaar geleden. In zijn beleving was het kaler en de route avontuurlijker met ladders, veel meer tunnels en meer klim- en klauterwerk.
We lopen in de schaduw en de temperatuur is aangenaam. Soms denk je dat je door een gewoon bos loopt. Maar als je dan naar boven kijkt, zie je de steile wanden en de prachtige rotsformaties. Toch is de tocht voor Leendert heel anders dan 33 jaar geleden. In zijn beleving was het kaler en de route avontuurlijker met ladders, veel meer tunnels en meer klim- en klauterwerk.
We
hebben nog maar net een koffiepauze gehad als we in de volle zon
terechtkomen en weer stoppen voor een smeerbeurt. Rugzak af, pijpen
afritsen, smeren en petje op. Tot nu toe zijn we nog maar drie mensen
tegengekomen: twee klimmers en één visser. Na veel ops en afs komen
we bij een steil stuk. Er zijn allemaal stalen ladders van wel 60
meter lang. Er komt een grote groep enthousiaste Fransen
van gevorderde (= Leenderts) leeftijd, die bij het passeren voor een
opstopping zorgen. Ik maak een foto om de diepte vast te leggen.
Brèche Imbert is een trefpunt van nationaliteiten. De meute is
begonnen in La Maline. Slim, want dat is het hoogste punt. Ik vraag
me af of ze ook teruglopen, want in het voorseizoen rijden er geen
bussen van Point Sublime naar La Maline. Nu willen we allemaal even
op de hoge rots voor een mooi uitzicht op de Gorge. ‘Onze’
Engelsman uit de gîte is er ook. Hij heeft een hoger tempo
dan wij met volle bepakking.
We
komen geen enkele rugzaktrekker tegen. Het zijn allemaal
dagwandelaars. Na een ronding van een rots met diepe afgrond kijkt Leendert hoe een vrouw aan het klunzen is en prompt maakt
hij een uitglijder op de grinthelling. Gelukkig valt hij niet naar
beneden, maar zijn knie is kapot en in zijn broek zit een grote
winkelhaak. Na het afritsen van de pijpen en een behandeling met
Betadine kunnen we in de bloedhitte ons zigzagpad naar boven
vervolgen.
Het is een nieuwe route, waarschijnlijk om de massa
toeristen aan te kunnen, want vroeger had je op het laatste stuk een
steile ladder. Ook nu horen we in de verte dat ze nog steeds bezig
zijn met een nieuwe route. Regelmatig ontploft het dynamiet.
Zwetend
komen we aan bij La Maline.
Op het terras van het verlaten restaurant
annex berghut drinken we wat om daarna nog twee uur over de D23 te
lopen. Deze portie asfalt nemen we liever vandaag dan morgen. En het
is pas halfvijf. De weg is weliswaar asfalt, maar het uitzicht op de
Gorges is prachtig; de diepte onmetelijk.
We zien vijf kanoërs, die vanaf een rots de rivier induiken en door het wilde water hún weg vervolgen. Ietsjes sneller dan wij. De rotsen leunen naar elkaar toe, zodat de doorgang niet zichtbaar is, maar de waterduivels razen voort en even later zien we de vijf stipjes aan de andere kant.
We zien vijf kanoërs, die vanaf een rots de rivier induiken en door het wilde water hún weg vervolgen. Ietsjes sneller dan wij. De rotsen leunen naar elkaar toe, zodat de doorgang niet zichtbaar is, maar de waterduivels razen voort en even later zien we de vijf stipjes aan de andere kant.
In
La-Perlud-sur-Verdon kiezen we voor de camping die het dichtst bij
het centrum is, om even later uit eten te gaan. Door toeval, op zoek
naar de supermarkt, lopen we langs een alternatief restaurant, waar
ze heerlijk voor ons koken. Er is één menu: palidière
(uienquiche), selderij met honing, lam voor Leendert, sla en de
heerlijkste citroencake. Vooral de aandacht en het buiten eten maken
het nog lekkerder.
Vrijdag 31 mei 2002, La Perlud-sur-Verdon
Dag
van de stekelbrem
Net
voor we vertrekken zie ik de campingbaas rondscharrelen bij de
washokken en kan ik het campinggeld toch afrekenen. Het is een aardig
oud mannetje. Hij informeert naar onze plannen en laat me een foto
van een Indiaan zien. Waarom weet ik niet.
We
verlaten La Perlud en sluiten aan bij een Engelse SNP-groep. We
beginnen met een fikse helling en met hun lichte dagrugzakjes zijn ze
snel uit zicht. En misschien lopen ze een andere route. We zijn weer
snel op temperatuur van het stijgen en volgen een stenig pad naar de
kam. Zo, dat hebben we gehad. Voorlopig dalen we af naar de ‘Source
de Barbin’ en de ‘Jas de Barbin’, waar we quiche eten, en
vervolgen de route. Voor zover mogelijk, want hij is regelmatig niet
gemarkeerd. De overdaad aan grote gele rozetten stekelbrem is vandaag overweldigend.
Zelfs ik vind de brem, niet mijn lievelingsplant, mooi. Het geeft kleur aan de bossen.
Zelfs ik vind de brem, niet mijn lievelingsplant, mooi. Het geeft kleur aan de bossen.
Het
is vandaag een wandeldag. We komen verscheidende wandelgroepen tegen.
Het zijn sportieve oudjes. Zou ik over 30 jaar ook nog zo actief
zijn? Dan zie ik ineens iets azuurblauws. Het meer van Saint Croix.
Hoogspanningsmasten en –leidingen verpesten de omgeving. Ik neem maar weer een slok water, want het is heet op de kam. Hoewel ik verwacht te dalen gaat het steeds op en af. Meer op dan af. Er komt geen eind aan. Bij een van de laatste bulten, ‘Col d’Ane’ verwacht ik toch minstens een mooi uitzicht. Maar noppes. De eikenbomen beletten dat. Gelukkig geven de bomen schaduw.
Hoogspanningsmasten en –leidingen verpesten de omgeving. Ik neem maar weer een slok water, want het is heet op de kam. Hoewel ik verwacht te dalen gaat het steeds op en af. Meer op dan af. Er komt geen eind aan. Bij een van de laatste bulten, ‘Col d’Ane’ verwacht ik toch minstens een mooi uitzicht. Maar noppes. De eikenbomen beletten dat. Gelukkig geven de bomen schaduw.
We
vragen ons af waar Moustiers ligt, het einddoel voor vandaag. Het
moet hier ergens aan de voet van de berg liggen. De steile stenige
afdaling valt niet mee. De zon brandt genadeloos. Niet eens een
vlakke plek om te pauzeren. Maar ik moet rusten en even wat drinken.
Hijgend neem ik een paar flinke slokken. De rotsen zijn prachtig, dat
moet gezegd worden.
Net
als het minder steil wordt, maakt Leendert een uitglijer en zijn hand
belandt in een stekelige struik terecht. Samen verwijderen we de stekels, maar vele zitten onder zijn vel. Hij gaat toch toch elke dag
een uitglijer maken? Eindelijk zijn we op de D-weg. Mijn T-shirt is
drijfnat en mijn elleboog verbrand. Ook Leendert ziet rood en heeft
te weinig gesmeerd.
Vijf
uur, nog ruim een uur naar Moustiers. Onderweg plukken we kersen,
maar deze zijn niet zo lekker dan eergisteren.
De
camping is mooi gelegen, lekker ruim en rustig. Terwijl Leendert de
tent opzet, ga ik boodschappen doen, voordat de winkels sluiten. Het
centrum ligt hoog boven de camping en is ongeveer 20 min lopen. De
stad ligt ingeklemd tussen rotsen en wordt verwarmd door de avondzon.
Het lijkt een impressionistisch schilderij in pasteltinten. Hoog boven stad staat de kerk en tussen de rotsen hangt een nepster. Een rivier snijdt de stad doormidden. Na het inkopen kan ik het niet laten om een rondje door het prachtig met Europese Uniegeld gerestaureerde stadje te lopen. Vooral de eenvoudige Romaanse kerk met binnenmuren van ruwe steen is magnifiek. Waarom is Leendert er niet bij?
Het lijkt een impressionistisch schilderij in pasteltinten. Hoog boven stad staat de kerk en tussen de rotsen hangt een nepster. Een rivier snijdt de stad doormidden. Na het inkopen kan ik het niet laten om een rondje door het prachtig met Europese Uniegeld gerestaureerde stadje te lopen. Vooral de eenvoudige Romaanse kerk met binnenmuren van ruwe steen is magnifiek. Waarom is Leendert er niet bij?
Na
het eten verleid ik Leendert tot een rondje stad. De kerk is helaas
gesloten. Verder is het perfect. Te perfect? Elke woning is een
winkel of galerie. De etalages staan vol met het beroemde aardewerk
van de Faienciers. We openen de achterpoort van de camping met een
code en gaan naar ons stekkie.
Zaterdag 1 juni 2002, Moustiers-Sainte-Maire
Dag
van de wilde gladiool (of onbekend geel vlasachtig bloempje)
We
verlaten de camping via de achterpoort. Na 25 minuten bereiken we de
GR 4. We kijken om naar Moustiers, dat nu zonder zon lang niet zo
mooi is als gisteren.
We passeren een huis dat helemaal ommuurd is. Is het oud of nep? De cipressen maken het bijzonder. Even later beginnen we aan onze dagelijkse stijging. Deze keer door het bos over een vroegere rivierbedding, De weg is breed en vol diepe sporen van bosbouwverkeer en vol rode stenen. We zien een onbekend geel vlasachtig bloempje, maar dan met grotere bladen.
We passeren een huis dat helemaal ommuurd is. Is het oud of nep? De cipressen maken het bijzonder. Even later beginnen we aan onze dagelijkse stijging. Deze keer door het bos over een vroegere rivierbedding, De weg is breed en vol diepe sporen van bosbouwverkeer en vol rode stenen. We zien een onbekend geel vlasachtig bloempje, maar dan met grotere bladen.
Na
55 minuten bereiken we het plateau en de rand van het bos. Het leed
is voorlopig geleden en de temperatuur nog aangenaam. Deze keer zijn
we 20 min sneller dan het boekje. We volgen de rand van het plateau
lopend onder de bomen en kijken even later weer uit op ‘Lac de
Saint Croix’. Nu van de andere kant. Het water is nog steeds
azuurblauw. Als onze voeten even verstommen, horen we pianomuziek
klinken. We verlaten de bosrand en steken het plateau over.
Het glooiend landschap is gevuld met graanakkers met bloemrijke bermen,
lavendelvelden (nog niet bloeiend) en enkele percelen eikenbomen. We zien vandaag veel rode bosvogeltjes in de ongebruikte akkers. Ook de bokkenorchis is veelvuldig aanwezig, evenals gladiolen en klaprozen. Ik vind de bokkenorchis op taugé lijken met zijn lange slierten. Leendert vertelt dat hij stinkt als een oude bok.
Het glooiend landschap is gevuld met graanakkers met bloemrijke bermen,
lavendelvelden (nog niet bloeiend) en enkele percelen eikenbomen. We zien vandaag veel rode bosvogeltjes in de ongebruikte akkers. Ook de bokkenorchis is veelvuldig aanwezig, evenals gladiolen en klaprozen. Ik vind de bokkenorchis op taugé lijken met zijn lange slierten. Leendert vertelt dat hij stinkt als een oude bok.
Lunch.
Ik wist niet dat mieren zo gek op ei zijn. Tijdens onze pauze in de
berm tussen de bramenstruiken zorgen ze voor een prachtig schouwspel
door het leegzuigen van een eierdop. Inmiddels is de temperatuur weer
gestegen. Zonder wind is de (laatste) stijging vanaf Roumoules weer
pittig. Dat ene boompje en dat zuchtje wind zorgen voor verkoeling;
dat ene zuurtje en dat slokje water lessen de dorst. Vandaag zijn we
al om vier uur in Riez, de plek van bestemming. We bekijken de kerk
die zwaar verwaarloosd is. Schilderijen zijn het slachtoffer van
vocht en vertonen vreemde gezwellen.
Nergens
in het dorp is er een bordje dat ons de camping wijst. Ons boekje en
ook een poster bij de VVV zeggen dat er een camping is. Alleen zeggen
ze niet waar. En de stafkaart geeft ook geen aanwijzing. We besluiten
eerst eten te kopen en in de supermarkt te vragen. Even later blijkt
dat 100 m voorbij de VVV een bordje staat en dat 500 m verder ‘La
Rose de Provence’ ligt. De eigenaresse verontschuldigt zicht voor
de niet aanwezige markeringen. Ze had ons al in het centrum zien
lopen. De borden staan nog naast de balie, wachtend op de toestemming
van de gemeente om geplaatst te mogen worden. We mogen een plaats
uitzoeken, want er is ruimte genoeg. Het is heerlijk rustig en we
gaan in de schaduw staan. We horen veel Nederlands en de caravan
tegenover ons wordt bewoond door een middelbaar Nederlands echtpaar,
waarvan de vrouw nog maar net door de deuropening kan. Sorry, maar
kan ik kan dit niet aanzien. Hoe kan iemand zo dik worden? Leendert
blijkt een meester in het koken van polenta en ratatouille. De
hoeveelheid is enorm, maar Leendert eet dapper door. We hebben niet
eens alles klaargemaakt, dus morgen mag ik extra schouwen.
Zondag 2 juni 2002, Riez
Dag
van de klaprozen
Ik
steek mijn hoofd buiten de tent en zie veel kleine wolkjes. Zou er
een depressie aankomen? Leendert kijkt op zijn hoogtemeter en
constateert dat de luchtdruk flink gedaald is; gisteren 30 en vandaag
50. We doen rustig aan, omdat we máár vier wandeluren hebben en
omdat de tent nog niet droog is. Net voor vertrek komt de zon éven
door en droogt het tentdoek even op.
Voor
we de GR oppakken maken we een rondje door deze stad met Romeinse
hoogtepunten. Je ziet de rijkdom van vroeger, maar dan zwaar
verwaarloosd. Twee patriciërshuizen uit de 15e – 17e eeuw worden
momenteel gerestaureerd, maar er is nog veel te doen.
Gisteren hebben we al een kerk bekeken, maar die was zwaar verwaarloosd. Op de schilderijen zaten groten proppen schimmel van het vocht. We lopen door de smalle straatjes met uitzicht op de tour d'horloge,
kopen appelgebak en belanden midden in een wielerronde en vlooienmarkt. Leendert ziet een prachtige marmeren kachel. Ik vind hem lelijk. Daarna gaan we op zoek naar de Romeinse basiliek en doopkerk. Van de basiliek zijn alleen nog wat restanten, maar de doopkerk is nog in tact.
Door de tralies gluren we naar binnen. Riez is bekend om zijn Romeinse zuilen. Vier pilaren, wat ooit de ingang van de tempel was staan prominent in een verder slecht onderhouden park.
Ze hebben hier geen kaas van toerisme gegeten. Alles is er wel, maar het ligt verloren in het landschap. Als de gemeente het goed zou aanpakken, zou het meer uitstraling hebben. Nu heeft het totaal geen sfeer.
Gisteren hebben we al een kerk bekeken, maar die was zwaar verwaarloosd. Op de schilderijen zaten groten proppen schimmel van het vocht. We lopen door de smalle straatjes met uitzicht op de tour d'horloge,
kopen appelgebak en belanden midden in een wielerronde en vlooienmarkt. Leendert ziet een prachtige marmeren kachel. Ik vind hem lelijk. Daarna gaan we op zoek naar de Romeinse basiliek en doopkerk. Van de basiliek zijn alleen nog wat restanten, maar de doopkerk is nog in tact.
Door de tralies gluren we naar binnen. Riez is bekend om zijn Romeinse zuilen. Vier pilaren, wat ooit de ingang van de tempel was staan prominent in een verder slecht onderhouden park.
Ze hebben hier geen kaas van toerisme gegeten. Alles is er wel, maar het ligt verloren in het landschap. Als de gemeente het goed zou aanpakken, zou het meer uitstraling hebben. Nu heeft het totaal geen sfeer.
Tijd
om de GR op te pikken. Om de D15 zolang mogelijk te vermijden gaan we
via het park, maar een beek maakt dat we terug moeten keren tot
Leendert een smalle oversteek ziet. Via een wipsteen en de hand van
Leendert bereik ik de overkant. Drie km D15; wat een ramp. De zon is
al fel en de ochtendwolken verdwenen. Na twee km zien we dat de GR
van de andere kant komt en we een aantrekkelijker stuk hadden kunnen
lopen. Helaas. We vervolgen de D15 en zodra we van de weg af zijn
zoeken we een geschikte plek voor het appelgebak. Leendert hangt zijn
kletsnatte blouse in de bomen. Leendert loopt al dagen zonder
onderbroek! Na de ergernissen van de afzakkende onderbroek en het
klamme gevoel, bevalt deze luchtige kledij uitstekend. Ook
makkelijker met plassen.
Na
een lange pauze denken we de enige stijging van vandaag (150 m) te
slechten. We bereiken de ‘Jas du Truy’. (Jas in het Frans,
betekent van oorsprong schaapskooi.) We genieten van de graanvelden,
lavendelvelden, klaprozen en een enkel pittoresk huis. We volgen de
kam en dat is de dooddoener. De kam gaat op en af; op en af. Waarom?
Water! Mijn rugzak is eigenlijk één kg te zwaar. Vooral door de
hitte kost het lopen meer energie. Ten lange leste is het alleen nog
maar dalen en bereiken we Saint-Martin-des-Brômes. Het dorp wordt
gemarkeerd door een kerk en Tour d’horloge.
Bij de Tour d’horloge zit een man, die à raison van
twee euro p.p. ons de toren en de kerk laat zien. In de toren,
gebouwd door de Tempeliers in de 13e eeuw is een klein museum
ingericht. In de kamer, niet groter dan drie bij drie ligt een
opgegraven skelet en potscherven. De man doet zijn best ons in
eenvoudig Frans de geschiedenis uit te leggen. Het meeste kan ik
begrijpen. De Romaanse kerk is in de 19e eeuw voorzien van fresco’s,
die in het teken staan van Saint Martin. Op zichzelf mooi, maar het
doet afbreuk aan de eenvoud van de kerk.
Het
dorp is verlaten op het pleintje na, waar enkele vrouwen met kinderen
de saaie zondagmiddag doorbreken. Nadat wij een glas fris gedronken
hebben, gaan we naar de hoger gelegen camping. Er staan nog enkele
bewoonde caravans en een kaal nieuwbouwhuis van de campingeigenaar.
Wederom is er niemand te bekennen, zodat we maar een koude douche
nemen voor we weer naar het dorp afdalen voor het avondeten.
We zitten in het enige restaurant van het dorp op het terras. Een grommende grasmaaier, die het grote grasveld kortwiekt kan me niet charmeren. Naast ons zit een echtpaar met kind. Het is in Frankrijk heel gebruikelijk dat de kinderen meegaan. Het eten is goed. De ¾ liter wijn is eigenlijk teveel. Enigszins beschonken en lacherig lopen we gearmd terug naar de camping. Na een week verandert mijn Leendert in een baardmannetje.
We zitten in het enige restaurant van het dorp op het terras. Een grommende grasmaaier, die het grote grasveld kortwiekt kan me niet charmeren. Naast ons zit een echtpaar met kind. Het is in Frankrijk heel gebruikelijk dat de kinderen meegaan. Het eten is goed. De ¾ liter wijn is eigenlijk teveel. Enigszins beschonken en lacherig lopen we gearmd terug naar de camping. Na een week verandert mijn Leendert in een baardmannetje.
Maandag 3 juni, Saint-Martin-des-Brômes
Dag
van de black stonia
Onze
tent staat onder een slakkenboom. Vannacht hebben tientallen witte
minislakken zich onder onze buitentent genesteld. Ik verwijder de
slakjes en hang het tentdoek over het volleybalnet te drogen. Het
‘dreigt’ vandaag niet zo’n mooi weer te worden; een donkere
lucht en wolken in het westen en een flauw zonnetje in het oosten. De
klok slaat weer twee keer. Eerst acht keer en een paar minuten later
weer. Het is me opgevallen, dat de klokken dat hier overal doen. Voor
het geval dat je de eerste keer niet goed geteld hebt?
We
verlaten de camping via een zelf gekozen pad om struinend de GR te
bereiken. We lopen naar de top en hebben meteen 360 graden uitzicht
én klaprozen.
Heel in de verte zien we in het oosten de bergen, waar we enige dagen geleden liepen en in het westen waar we binnenkort gaan lopen. Dan vallen de eerste druppels, maar het zet niet door. Onze ijlings aangetrokken jassen blijken overbodig en worden weer snel uitgetrokken. Het is veel te benauwd voor een jas. We passeren een groot slakkenveld met duizenden witte slakkenhuisjes en dalen af naar de Verdon. Hier is de Verdon een brede, ondiepe rivier. Niets herinnert aan de kloof en wilde rivier van enkele dagen geleden.
Een schijnbaar mooi koffieplekje aan het water trekt zoveel muggen dat we er niet eens aan beginnen. Even verderop onder hoge pluizige bomen kan het wel, al ben ik niet gerust op de muggen. Via de trimbaan ‘marcheren’ we zonder te ‘souffleren’ naar Gréoux-les-Bains. Dit vraagt om enige uitleg. Op een bordje van het trimparcours staat ‘marcher en souffler’. We vragen ons af wat je doet bij ‘souffler’. Ik denk aan een kaassoufflé, aan luchtig maken, maar het betekent ‘op adem komen’.
én klaprozen.
Heel in de verte zien we in het oosten de bergen, waar we enige dagen geleden liepen en in het westen waar we binnenkort gaan lopen. Dan vallen de eerste druppels, maar het zet niet door. Onze ijlings aangetrokken jassen blijken overbodig en worden weer snel uitgetrokken. Het is veel te benauwd voor een jas. We passeren een groot slakkenveld met duizenden witte slakkenhuisjes en dalen af naar de Verdon. Hier is de Verdon een brede, ondiepe rivier. Niets herinnert aan de kloof en wilde rivier van enkele dagen geleden.
Een schijnbaar mooi koffieplekje aan het water trekt zoveel muggen dat we er niet eens aan beginnen. Even verderop onder hoge pluizige bomen kan het wel, al ben ik niet gerust op de muggen. Via de trimbaan ‘marcheren’ we zonder te ‘souffleren’ naar Gréoux-les-Bains. Dit vraagt om enige uitleg. Op een bordje van het trimparcours staat ‘marcher en souffler’. We vragen ons af wat je doet bij ‘souffler’. Ik denk aan een kaassoufflé, aan luchtig maken, maar het betekent ‘op adem komen’.
Op
maandagochtend is het druk in Gréoux, een grote plaats waar men
voornamelijk komt voor de thermaalbaden. Ónze enige interesse is
brood en het kasteel. Bij de bakker staat zo’n lange rij dat we
buiten moeten wachten. Daar moeten ze wel lekker brood hebben. Het
kasteel van de Tempeliers torent hoog boven de stad uit en was al van
verre zichtbaar.
Soms zou ik willen dat ik meer wist van de geschiedenis, maar schijnbaar zijn mijn hersenen hier niet geschikt voor, want ik vergeet het weer allemaal. We lopen een rondje om het kasteel. Er resten enkel nog buitenmuren en een wachttoren.
Enkele ramen zijn vervangen door geschilderde ramen met gordijntjes. Een groot bord vertelt dat het gerestaureerd wordt. Op de ‘binnenplaats’ staat een grote tribune.
Soms zou ik willen dat ik meer wist van de geschiedenis, maar schijnbaar zijn mijn hersenen hier niet geschikt voor, want ik vergeet het weer allemaal. We lopen een rondje om het kasteel. Er resten enkel nog buitenmuren en een wachttoren.
Enkele ramen zijn vervangen door geschilderde ramen met gordijntjes. Een groot bord vertelt dat het gerestaureerd wordt. Op de ‘binnenplaats’ staat een grote tribune.
Tot
de lunch is het weer aangenaam; maar dan slaat de hitte toe. Samen
met de vele autowegen op onze route is dit de rampdag van de GR4. Het
probleem wordt veroorzaakt door ‘La Durance’. De enige
mogelijkheid om deze belangrijke rivier van Frankrijk (vertelt
Leendert) over te steken is een drukke autoweg. Het onheil wordt al
aangekondigd door een motorcrosser, die onze nog aangename wandeling
door het bos verstoort met zijn onophoudelijk gebrom. Nog in de
koelte van het bos neem ik een flinke slok water om mij voor te
bereiden voor de snelweg. Het is loeiheet, zou mijn zus Mieke zeggen. Ik trek
de klep van mijn hoedje diep over mijn ogen. Verstand op nul. Terwijl
we langs de witte lijn van de weg lopen, razen de auto’s en
vrachtwagens voorbij. Ik voel mij een imbeciel en word misselijk van
de autogassen. ‘La Durance’ is net als de Verdon een brede
ondiepe rivier. Ik kan me niet voorstellen dat die zo belangrijk
is/was voor Frankrijk. Zover je kunt kijken staan fruitbomen,
voornamelijk appels en pruimen. De boomgaarden worden beschermd met
netten tegen de vogels. Mijn voorstel om langs de boomgaard te lopen,
wordt door Leendert ten strengste afgeraden, omdat hij slechte
ervaringen heeft met Franse boeren.
We
steken een gevaarlijke rotonde over en de enige mogelijkheid is nu om
over de middenberm te lopen. Dit is krankjorum. Na anderhalf uur
mogen we de drukke weg verlaten. Er is weinig schaduw en hoewel ik
dit zo snel mogelijk achter de rug wil hebben, is het beter te
pauzeren. We ploffen neer in de berm en drinken veel water. Kom, we
hebben nog drie kilometer te gaan.
Via
een kleine brug over het kanaal bereiken we de buitenwijk van
Manosque. Het is een vreselijk grote onaantrekkelijke stad. Een stad
waar ik niet van hou. Je moet altijd kilometers door de troosteloze
buitenwijken lopen en raakt snel de weg kwijt. De hitte maakt het nog
erger. De GR is hier niet gemarkeerd, dus zoeken we het zelf uit. We
zijn in het oude centrum en zoeken een supermarkt. Navraag leert dat
de grote, goedkope supermarkten buiten de stad liggen en de kleine,
dure in het centrum. Een mevrouw wijst ons de weg, maar toch kunnen
we deze super niet vinden. Een andere mevrouw stuurt ons de stad uit
en na een kilometer stuiten we op discounter Ed. De keuze is beperkt,
maar het is in ieder geval goedkoop. Leendert heeft suiker nodig,
maar die is er alleen per kg. En knäckebröd is er ook al niet.
Volgeladen met yoghurtjes, chocoladepasta, verse groenten, fruit en
chocolade vervolgen we onze afmattende tocht naar de camping, waar we
om halfacht aankomen. De camping is ingedeeld in vakken, afgescheiden
door groene heggen. Op het kruispunt van de heggen staat een kraan.
Veel plaatsen zijn bezet, zodat we maar aan de wegkant onze tent
opzetten. Hoewel de duurste camping hebben ze een douche uit het jaar
nul (douchekop met trekstang) en sta-WC’s, die ook nog vies zijn.
We
eten polenta met tomaat en courgette. Terwijl ik onder de
lantarenpaal mijn dagboek schrijf, probeert Leendert Willem en Frits
te bellen, maar dit mislukt omdat een halfblote jongen een uur ligt
te bellen in de telefooncel en er vervolgens steeds iets mis is met
de verbinding. Als het eindelijk lukt zijn beiden in gesprek. De truc
is ‘veel geduld hebben’. Gelukkig heeft Leendert dat. Leendert
durft het aan om te gaan douchen; ikke niet. En alweer geen was
gedaan.
Dinsdag 4 juni 2002, Manosque
Dag
van de spinneorchis
Met
gezwinde spoed verlaten wij de camping. Dat wil zeggen: nadat ik me
verslapen heb, want ik keek pas om 6.15 uur op mijn horloge. Een
wekker hebben we niet. Het zal de donkerte, de regen en het onweer
geweest zijn. Ja, echt waar. Na een week zijn er vannacht druppels
gevallen. Met een natte tent zijn we om 7.40 uur op weg. Niet
rechtstreeks naar de GR, maar over de drukke D6. Auto’s schieten
voorbij. Dan begint het weer te regenen. Het is deprimerend en
gedachten schieten door mijn hoofd. Waarom doe ik dit? Ik heb weer
dat pakezelgevoel. Dit is pas echt afzien! We laten Pierrevert, een
artistiek dorp op een rots, links liggen.
Geen extra kilometers, want we willen bijkomen van de vorige dag. Ik had natuurlijk liever de GR gelopen, maar dat had ons zeker anderhalf uur gekost en het had landschappelijk/cultureel, behalve een kapel, weinig opgeleverd. Links en rechts worden we gemaand vooral geen zijwegen te kiezen, want dan bevinden we ons in de section rouge. Daar mag je alleen komen als je riverain (bewoner) bent. Schijnbaar is men beducht voor inbrekers.
Geen extra kilometers, want we willen bijkomen van de vorige dag. Ik had natuurlijk liever de GR gelopen, maar dat had ons zeker anderhalf uur gekost en het had landschappelijk/cultureel, behalve een kapel, weinig opgeleverd. Links en rechts worden we gemaand vooral geen zijwegen te kiezen, want dan bevinden we ons in de section rouge. Daar mag je alleen komen als je riverain (bewoner) bent. Schijnbaar is men beducht voor inbrekers.
Wat
we niet voorzien hadden waren kilometers asfalt tot voorbij
Montfuron. De regen is gestopt, de temperatuur is aangenaam, de
wijngaarden groen en Leendert ziet een bijenorchis
en bokkeorchis op een braakliggend terrein.
We zoeken verder en vinden er nog een paar tussen de vele andere bloemen.
en bokkeorchis op een braakliggend terrein.
We zoeken verder en vinden er nog een paar tussen de vele andere bloemen.
We
zijn ongekend vroeg in Montfuron, het hoogste punt van de dag (670m).
In de kapel van Saint Elzéard krijgen de schoolkinderen gymles op
muziek. Eindelijk lukt het Leendert om Krommenie te bellen. Femke is
aan de lijn en vertelt dat het in Nederland ook warm is. Ik doe mijn
rugzak af en loop wat rond om mijn bezwete rug te laten drogen. Het
dorp is klein en authentiek; geen nieuwbouw. Op de hoek is een vrouw
bezig met het schoonmaken van een stoel. Ze heeft een
restauratiebedrijf. Op het dorpsplein fietst een kind op zijn
driewieler terwijl mama mobiel belt en druk heen en weer loopt. Het
ergert me. Bij de gerestaureerde windmolen nemen we een
winderig bakkie koffie.
Dan vervolgen we onze asfaltweg met een zandpaadje als afsteker. Maar ook de asfaltwegen hebben hun (natuurlijke) geheimen. Plotseling schiet Leendert de greppel in. Zijn oog valt op een Ophrys. Nadere bestudering leert dat het de spinneorchis is. Ik probeer de tekening en de lichtgevende metalen vlekjes in me op te nemen. Ook de welriekende nachtorchis wordt aandachtig bekeken.
Dan vervolgen we onze asfaltweg met een zandpaadje als afsteker. Maar ook de asfaltwegen hebben hun (natuurlijke) geheimen. Plotseling schiet Leendert de greppel in. Zijn oog valt op een Ophrys. Nadere bestudering leert dat het de spinneorchis is. Ik probeer de tekening en de lichtgevende metalen vlekjes in me op te nemen. Ook de welriekende nachtorchis wordt aandachtig bekeken.
We
verlaten het asfalt en eindelijk komen we op een prachtig
kalkstenenpad.
Geleidelijk dalend en weinig losse stenen maken het een zalig pad. Ik ben weer mens. Alleen vandaag lopen we door het Nationaal Park de Lubéron. De Lubéron is een kalksteengebergte en dus mogen we nog meer orchideeën verwachten. Diep in het dal, dat vol staat met gele brem, ontdekken we een huisje aan een eenzame weg. We dromen van ons huis met fruitbomen en orchideeëntuin. Bij onze lunchplek worden onze verwachtingen bewaarheid; allemaal bijen- en hommelorchissen. Door de vele rode bosvogeltjes en hondskruid vielen ze niet op. We vrezen een volgende regenbui en gaan snel lunchen. Voor de zekerheid koken we geen soep, maar de druppels vallen al en het gebladerte kan ze niet tegenhouden. Daarbij word ik ook nog gepest door een soort vlieg. Jammer.
Geleidelijk dalend en weinig losse stenen maken het een zalig pad. Ik ben weer mens. Alleen vandaag lopen we door het Nationaal Park de Lubéron. De Lubéron is een kalksteengebergte en dus mogen we nog meer orchideeën verwachten. Diep in het dal, dat vol staat met gele brem, ontdekken we een huisje aan een eenzame weg. We dromen van ons huis met fruitbomen en orchideeëntuin. Bij onze lunchplek worden onze verwachtingen bewaarheid; allemaal bijen- en hommelorchissen. Door de vele rode bosvogeltjes en hondskruid vielen ze niet op. We vrezen een volgende regenbui en gaan snel lunchen. Voor de zekerheid koken we geen soep, maar de druppels vallen al en het gebladerte kan ze niet tegenhouden. Daarbij word ik ook nog gepest door een soort vlieg. Jammer.
Na
de regen is het weer heerlijk; we hebben de tijd, een lekker dalend
pad en een heerlijke temperatuur. Het enige vraagteken is nog onze
slaapplaats in Céreste, want er is geen camping. We bekijken de
kapel, verbouwd tot schuur
en gaan dan naar de VVV. Het meisje vertelt dat er een camping is, maar die ligt ver (4 km) buiten het dorp. Wel een uur lopen en precies in tegengestelde richting van onze route. De gîte is dichtbij, niet duur en lekker midden in het centrum. Handig om inkopen te doen, te douchen, te wassen en te telefoneren. De deur is open en navraag bij de VVV leert dat we ons mogen installeren. Beneden is een grote wasruimte met toiletten en douches en een kelder. Ik loop de trap op en kom in een grote keuken en slaapkamer met drie stapelbedden. Nog een trap op en weer twee gigantische slaapkamers en zelfs op zolder staan vele bedden. Een huis helemaal voor ons alleen; wat een luxe. Ik snuffel in de keukenkastjes en vind van alles. Suiker, thee, koffie, cacao, azijn, olie, macaroni. Daar kunnen we wel wat van gebruiken.
en gaan dan naar de VVV. Het meisje vertelt dat er een camping is, maar die ligt ver (4 km) buiten het dorp. Wel een uur lopen en precies in tegengestelde richting van onze route. De gîte is dichtbij, niet duur en lekker midden in het centrum. Handig om inkopen te doen, te douchen, te wassen en te telefoneren. De deur is open en navraag bij de VVV leert dat we ons mogen installeren. Beneden is een grote wasruimte met toiletten en douches en een kelder. Ik loop de trap op en kom in een grote keuken en slaapkamer met drie stapelbedden. Nog een trap op en weer twee gigantische slaapkamers en zelfs op zolder staan vele bedden. Een huis helemaal voor ons alleen; wat een luxe. Ik snuffel in de keukenkastjes en vind van alles. Suiker, thee, koffie, cacao, azijn, olie, macaroni. Daar kunnen we wel wat van gebruiken.
Leendert
gaat douchen; ik draai een was in de gootsteen. Het water is gifgroen en zelfs na vele spoelingen is het water niet helder. Ik
vind een droogrek in de kelder en hang het vol met onze T-shirts,
broeken en sokken. Hopelijk is het morgen droog. Beneden hoor ik de
deur opengaan, maar vooralsnog komt niemand naar boven. Het blijkt de
schoonmaakster te zijn, die het huis nog eens onder handen neemt,
terwijl alles al schoon is. Even later gaan Leendert en ik naar de
Spar. We kopen een avocado als voorgerecht. Dat is verwennen. Tijdens
de voorbereidingen van de maaltijd komt de beheerster met kind. Ze
praat, verlegen om een praatje, honderduit en kent de GR4. Haar zoon
vindt het niks en wil naar huis.
Ik
maak een Indische maaltijd met rijst, prei, ei, restjes augurk en
kroepoek. De fles wijn is teveel voor ons; het restant gaat de
veldfles in. Na de koffie verkennen we het Middeleeuwse stadje met
dikke buitenmuren, hoge patriciërshuizen en smalle gebogen
straatjes. De straten zijn een patchwork van asfalt. Ik bel even met
Moeder. Het bellen gaat nu probleemloos; Leendert kent de truc.
Moeder heeft een triest bericht: Herm Zeetsen, een vriend van Henk,
heeft zelfmoord gepleegd. Het zijn altijd onbegrijpelijke
gebeurtenissen. Weer thuis gaat het buiten flink hard waaien. Ik neem
nog een choco uit de voorraadkast en ga langzamerhand richting bed.
Een perfecte plek op het juiste moment.
Woensdag 5 juni 2002, Céreste
Dag van de hommelorchis
De wind van gisteren was de voorbode van een onstuimige nacht. Eerst
ging het flink waaien en daarna flink kletteren. Het raam was dicht,
maar toch hoorde ik water naar binnen stromen. Inspectie leerde dat
het alleen maar op de brede stenen vensterbank terechtkwam. Door het
dichte raam is het nu extra benauwd in de slaapkamer.
Halfzeven
ben ik aangekleed en ga naar de bakker voor een pain au cereals.
Die eten we op, samen met de overgebleven restjes jus d’orange en
jam en met échte koffie van de vorige gasten. Leendert brengt de
lege flessen naar de glasbak en samen gaan we op pelgrimage naar
priorij ‘Grand Carluc’. De lucht ziet er onbetrouwbaar uit.
Wanneer we omkijken zien we grote donkere wolken boven Céreste.
Een fel diepgeel vlindertje deert het niet en fladdert vrolijk verder. Wij blijven in ieder geval droog tot de ruïne van de priorij. De priorij van de Benedictijnen is gebouwd op een rots en verborgen onder de bomen. Het heeft de proporties van een abdij en is in de 6e en 7e eeuw gebouwd op de restanten van een Romeins fort. We lopen door het complex met zijn muurtjes en trappen en bekijken de bijzondere sarcofagen uit een nog verder verleden.
Ze zijn in verschillende maten uit rots gehouwen.
De kapel uit de 12e eeuw is nog intact
en staat trots te pronken als de zon het enkele tellen wint van de wolken.
Een fel diepgeel vlindertje deert het niet en fladdert vrolijk verder. Wij blijven in ieder geval droog tot de ruïne van de priorij. De priorij van de Benedictijnen is gebouwd op een rots en verborgen onder de bomen. Het heeft de proporties van een abdij en is in de 6e en 7e eeuw gebouwd op de restanten van een Romeins fort. We lopen door het complex met zijn muurtjes en trappen en bekijken de bijzondere sarcofagen uit een nog verder verleden.
Ze zijn in verschillende maten uit rots gehouwen.
De kapel uit de 12e eeuw is nog intact
en staat trots te pronken als de zon het enkele tellen wint van de wolken.
Inmiddels
jaagt de wind voort; net als wij. We vrezen de grote donkere
cumuluswolken. Even voor Saint Croix à Lauze barst eindelijk het
onweer los. Donderslagen, bliksem en hagelstenen. We schuilen tegen
het talud onder een paar bomen. We lijken wel koeien. Na
een tijdje lijkt het beter te worden en vervolgen we onze weg. Met
deze warmte droogt alles snel. We lopen even naar de Romaanse kerk
met de scheve toren van Saint Croix
en duiken even later achter een muurtje. Uit de wind, genietend van blauwe luchten en cumuluswolken. En van koffie en pizza.
en duiken even later achter een muurtje. Uit de wind, genietend van blauwe luchten en cumuluswolken. En van koffie en pizza.
Volgens
een bordje lopen we nu de Ballade des Belvedères. Ik ben
vandaag wat zwaar op de voet. Dikke hompen klei kleven aan mijn
schoenen. Schoonmaken heeft geen zin, want even later zitten ze weer
vol. Na weer wat klimmen en dalen over asfalt (een min voor de GR)
ontdekt Leendert weer een ‘hondenveldje’,
ook geschikt voor de lunch. Leendert probeert de nieuwe vis-cup-à-soep; ik probeer te slapen, maar de grond is te hard, en de gedachte aan Oppedette maakt me onrustig. De laatste twee dagen lopen we heel wat relaxter. We hebben niet zoveel wandeluren en ’s morgens is het nog niet zo warm.
ook geschikt voor de lunch. Leendert probeert de nieuwe vis-cup-à-soep; ik probeer te slapen, maar de grond is te hard, en de gedachte aan Oppedette maakt me onrustig. De laatste twee dagen lopen we heel wat relaxter. We hebben niet zoveel wandeluren en ’s morgens is het nog niet zo warm.
Oppedette
ligt hoog boven een droge Gorge met prachtige diepten.
Moeilijk fotografeerbaar, daarvoor heb je minimaal een groothoeklens nodig. Ik ben weer eens vreselijk chagrijnig omdat ik aan de overkant een mooi pad zie en wij twee kilometer lang over een asfaltweg gestuurd worden. Om me gerust te stellen kijk ik de route na. Achteraf hadden we best wat kunnen variëren en we hadden best een stukje de rivierbedding kunnen volgen, maar nu is het te laat. Gelukkig krijgen we nog een toetje. Een smal geheimzinnig paadje door het bos, dat voornamelijk een droog beekje volgt. In de verte zien we Chaloux liggen. We hoeven nog maar een paar 100 m over een karrenspoor, als ik opgeschrikt word iets in de berm. Een dikke slang schiet door het hoge gras weg. Heb ik het echt gezien? Ik kan het niet geloven.
ligt hoog boven een droge Gorge met prachtige diepten.
Moeilijk fotografeerbaar, daarvoor heb je minimaal een groothoeklens nodig. Ik ben weer eens vreselijk chagrijnig omdat ik aan de overkant een mooi pad zie en wij twee kilometer lang over een asfaltweg gestuurd worden. Om me gerust te stellen kijk ik de route na. Achteraf hadden we best wat kunnen variëren en we hadden best een stukje de rivierbedding kunnen volgen, maar nu is het te laat. Gelukkig krijgen we nog een toetje. Een smal geheimzinnig paadje door het bos, dat voornamelijk een droog beekje volgt. In de verte zien we Chaloux liggen. We hoeven nog maar een paar 100 m over een karrenspoor, als ik opgeschrikt word iets in de berm. Een dikke slang schiet door het hoge gras weg. Heb ik het echt gezien? Ik kan het niet geloven.
En
dan zijn we bij Chaloux. Op 600 m hoogte is hier een idyllisch plekje
gecreëerd met irissen, juffertjes in het groen en een vijgenboom.
Het huis uit 1776 heeft een stoer uiterlijk. Na ons
aangemeld te hebben voor een slaapplaats, zit ik nu aan een grote
ronde stenen tafel, onder een blauwe regen. Ik pak de laatste
zonnestralen mee, voordat de zon achter het huis verdwijnt. Leendert
neemt een douche. Tegen zessen zijn er enkele stadse mensen
gearriveerd met de auto. Ze voeren levendige gesprekken met de
eigenaresse. Waarschijnlijk komen ze hier vaker. Er hangt een New Age
sfeer. Het zijn wat zweverige types, die overdreven ontspannen lopen
en overdreven lang aan de bloemen ruiken. Zij hebben vast een chambre
d’hôte gehuurd. Wij liggen achter de keuken in de slaapzaal
voor 5 personen; een lage donkere ruimte, zonder ramen. Voor douche,
toilet en water moeten we eerst naar buiten. Het ziet er allemaal
netjes uit. Achter een bijgebouw is nog de oude douche en wasbak
tussen twee houten schotten te zien. De keuken is donker; alleen door
de deur komt wat licht. Er staat een tweepits gasstel een tafel en
twee krukjes. In tegenstelling tot Céreste zijn de koelkast en
keukenkastjes vrijwel leeg.
Na
een eenvoudig maal aan de grote tafel, met het restje wijn van
gisteren, maken we een avondwandeling naar de gorge. We zien
nog vele bloemen. Anjers, engbloem, bokkeorchis, spoorbloem en klein
vingerhoedskruid. We lopen niet te ver, want morgen gaan we ook deze
kant op. We vinden een door een auto overreden jonge slang. Prachtig
getekend. We draperen hem op een steen waarna Leendert hem op de foto
zet om hem thuis te kunnen determineren.
Naschrift: het is een ringslang.
Naschrift: het is een ringslang.
Donderdag 6 juni 2002, Chaloux
Dag
van de vuurwerkbloem en het bleek bosvogeltje
Ik
kijk teleurgesteld naar buiten, want het regent. Nu moet ik eerst
mijn schoenen aantrekken om naar de WC te gaan. We eten in de donkere
keuken. Inmiddels is het droog, maar zodra we een voet buiten de deur
zetten start een langdurige hevige regenbui. We denken dat het snel
voorbij is, en trekken alleen de regenjas aan. Fout! We lopen via een
smal pad de Gorge de Vaumale in en mijn benen en korte broek
zijn binnen een paar tellen kletsnat van de struiken. Alles is al nat
als ik toch maar mijn regenbroek aantrek. Maar het moet gezegd
worden: het pad is hartstikke mooi… maar niet zo mooi als de
Verdon. Dat is een heel andere kloof en niet te vergelijken. We lopen
hier alleen over de bodem door een dicht woud van bomen en struiken.
Ik vind dit een sprookjesachtig pad, ideaal voor kinderen. Ook om ze
kwijt te raken. We kruizen verscheidene maal een droge beek, maar
gaandeweg vult de beek zich met het vele regenwater. Maar goed dat we
hier zo vroeg lopen, anders waren we misschien opgesloten geraakt in
de kloof. Dan zie ik een kuifhyacint en weten we dat we in de
bewoonde wereld zijn. De vele bordjes en markeringen moeten voorkomen
dat we ons op privé-terrein begeven. Waarschijnlijk worden we dan
beschoten.
Na
een stuk zand- en asfaltweg met hoog opspattend water bereiken we
Simiane-la-Rotonde. De lucht is nog steeds pikzwart en het water komt
voortdurend met bakken uit de hemel. Het water gutst uit de muur; de
steile, hellende wegen zijn net een rivier. In een open
wachthok/hangplek trekt ook Leendert zijn regenbroek aan. We wachten
de ergste buien af, maar het is onbegonnen werk. We hebben het koud
en gaan weer aan de wandel. Tot overmaat van ramp is de enige bakker
van het dorp vandaag gesloten.
Dan
maar naar de Rotonde, de enige bezienswaardigheid van het dorp. Het
is een ronde kerk uit de 12e eeuw. Van buiten oogt hij als een
vesting.
Helaas is hij alleen ’s middags open. Vandaag worden we herhaaldelijk gewaarschuwd niet op privé-terrein te komen. Links en rechts staan bordjes. Bij huizen, maar ook in het bos. Ik maak een foto van een windmolen. Althans van de ruïne. Het dak en de wieken zijn niet meer; er resteert alleen een ronde muur. Af en toe klaart de lucht op. Onder een dik wolkendek zien we de verte. De pauze schiet erbij in. Een huisje zonder dak is niet wat we zoeken. De avens zijn onvindbaar. Dan maar een natte pauze. Het went.
Helaas is hij alleen ’s middags open. Vandaag worden we herhaaldelijk gewaarschuwd niet op privé-terrein te komen. Links en rechts staan bordjes. Bij huizen, maar ook in het bos. Ik maak een foto van een windmolen. Althans van de ruïne. Het dak en de wieken zijn niet meer; er resteert alleen een ronde muur. Af en toe klaart de lucht op. Onder een dik wolkendek zien we de verte. De pauze schiet erbij in. Een huisje zonder dak is niet wat we zoeken. De avens zijn onvindbaar. Dan maar een natte pauze. Het went.
Het
ergste van de regen vind ik de natte uiteinden van de mouwen. Ik ben
steeds van plan gamaschen hiervoor te maken, maar thuis in
mijn kurkdroge huis denk ik er niet meer aan. Kortom niet zeuren.
Nat, klammig, hongerig en moe vervolgen we ons pad. Op
afstand horen we veel blaffende honden. Bij een open plek langs de
weg, tegen een helling vinden we een min of meer beschut lunchplekje.
We drinken vissoep, eten knäckebröd en oud brood. Behoudens enige
dikke druppels in de soep blijft het redelijk droog. We worden
vandaag overstelpt met bleek bosvogeltje, bokkenorchis en
ook wat nieuwe soorten zoals engbloem, Engels gras en de
vuurwerkbloem (scheidt brandbare olie af).
Na
de lunch blijft het droog. We zien zelfs een lichtblauw vlekje in de
lucht. Luidkeels blaffende honden, die met verve hun landgoed
bewaken, zorgen dat wij geen stap uit koers lopen. Er zijn trouwens
veel honden in Frankrijk. Ze zijn onontbeerlijk voor de jacht. In de
berm plukken we bosaardbeitjes. Rijkelijk vroeg, halfdrie, zien we La
Garde d’Apt, een gehucht van een paar huizen waarvan één onze
chambre d’hôte is. Omdat we geen borden zien vertrouwen we
het niet. De auberge blijkt helemaal overwoekerd te zijn; een
vaag blauw schild zegt dat hij bestaan heeft. Een van de andere twee
huizen is de Marie. Deze is zelfs open en krijgt een klant.
Hoe bestaat het. Wordt hier niet erg veel gemeenschapsgeld verspild?
Op een grote parkeerplaats met afvalcontainers aan de overkant staat
een informatiebord, dat zegt dat er anderhalf kilometer verder een
Ferme Auberge is. Daar vestigen wij onze hoop op.
Onderweg
naar de Ferme bedenken we van alles. Alleen in het weekend
open, alleen ’s zomers, alleen eten, alleen met reserveren.
Misschien kunnen we er kamperen. We hebben weinig eten bij ons,
slechts een rettich en één wortel. Na het passeren van een
hertenkamp zien we de boerderij. Niets wijst op horeca.
Het
komt goed. Een man komt met openslaande badjas het huis uit.
Geschrokken vliegt hij terug en roept zijn vrouw. De jonge boerin
brengt ons naar een luxe, smaakvol ingerichte kamer. We
kunnen dineren en ontbijten. Gewoon Franse gastvrijheid. We pakken
onze natte spullen uit de rugzak en binnen de korte keren is de
ruimte behangen met een vochtige geur. De schoenen staan in de brede
vensterbank voor het raam. Helaas was ik niet goed voorbereid op onze
eerste echte regendag waardoor de donzen slaapzak ook nat is. Na een
heerlijk hete douche met lavendelgel, kruip ik in bed en val in
slaap.
Van
een namiddagwandeling komt niets terecht. Ik heb geen zin en het
trekt weer helemaal dicht. Wanneer we gaan eten, zit in het
restaurant een pijprokende Nederlandse man. We maken een praatje. In
het verder lege restaurant is bij de keukendeur een tafel gedekt. We
gaan zitten en wachten af. We horen rammelende pannen en luidruchtige
kinderen aan de andere kant van de deur. Het gebruikelijke
familie-aan-tafel-tafereel. Het eten is lekker. Omdat ze mijn omelet
heeft vergeten eet ik een stukje rollade. We krijgen een stuk
appeltaart; die van Leendert is aangebrand. Na het eten gaan we weer
naar ‘Kees’ voor wat tips. Hij gaat elk jaar naar de Lubéron.
Deze keer loopt hij de GR in tegengestelde richting en heeft al de
hele week slecht weer. Op de Mont Ventoux was het zelfs nul graden.
Ik noteer in mijn agenda dat ik bij de bieb een boek van Peter Mayle
wil lenen. Deze Engelse schrijver woont in de Provence en heeft
kostelijke verhalen geschreven.
Vrijdag 7 juni 2002, Les Esfourniaux
Dag
van de Harlekijn en de Tridentata
Zoals
afgesproken staan we om zeven uur voor de deur van de Auberge.
De deur is op slot en het is angstvallig stil. We wachten nog vijf
minuten en trekken aan de bel. Geen reactie. Nog een keer. Na weer
vijf minuten hoor ik wat en de boerin opent de deur. Ze heeft zich
verslapen. Snel haalt ze de jam van de andere gedekte tafel en gaat
aan de slag in de keuken. Binnen vijf minuten staat het geroosterd
brood en de thee op tafel. Met een gevulde maag nemen we afscheid van
haar en Kees). De lucht is bewolkt, maar het regent niet.
Even later zijn we weer terug op de GR. Leendert wilde een andere
route nemen, maar daar heb ik een stokje voor gestoken. Binnen een
paar meter ziet Leendert twee voor mij nieuwe orchideesoorten: de
harlekijn en de Orchis tridentata (drietandorchis).
De eerste heeft een paarse helm met van binnen groene strepen; de laatste heeft een drietandig helmpje. Eigenlijk is het orchideeënseizoen voorbij; een paar weken geleden zullen hier velden vol gestaan hebben. Nu zien we alleen de verdroogde stengels.
De eerste heeft een paarse helm met van binnen groene strepen; de laatste heeft een drietandig helmpje. Eigenlijk is het orchideeënseizoen voorbij; een paar weken geleden zullen hier velden vol gestaan hebben. Nu zien we alleen de verdroogde stengels.
Vandaag
is het programma vrijwel alleen afdalen. Er waait een lekkere wind en
er verschijnt al gauw een blauwe lucht. Ik ben blij dat Kees vandaag
zon heeft, want een week vakantie en dan alleen regen gun je hem
niet. We hebben de mediterrane sfeer definitief achter ons gelaten.
Het bos doet aan de Ardennen of Zwitserland denken. Alleen hebben ze
daar niet zulke grote lavendelvelden. We zien jonge, oude,
verwaarloosde en keurig onderhouden velden. Meestal is het een heel
stenig veld. Voor het eerst zien we gele, op Zwitserse gelijkende
richtingsbordjes, waar zelfs de hoogte wordt vermeld. Na een paar uur
krijgen we de Mont Ventoux in zicht.
Hij is bijna helemaal vrij, behalve een rolwolk, die aan de top blijft hangen. Soms zien we het witte weerstation, dat eruit ziet als een futuristische kerk. De beklimming moet tot morgen wachten.
Hij is bijna helemaal vrij, behalve een rolwolk, die aan de top blijft hangen. Soms zien we het witte weerstation, dat eruit ziet als een futuristische kerk. De beklimming moet tot morgen wachten.
Alles
gaat veel sneller dan gedacht, dus nemen we een langere lunchpauze.
De nog vochtige (onderbroeken)was hang ik in de bomen te drogen.
Op mijn dwingend verzoek maken we de GR af, zodat we hem morgen snel en helemaal kunnen oppikken. Leendert had liever de D-weg genomen, omdat je dan op hoogte blijft. Inmiddels is het toch behoorlijk warm. Via het ommetje bereiken we Sault, een stadje gelegen op een rots.
De kerk uit de 13e en 17e eeuw ziet er mooi uit met Romaanse en Gotische elementen. In de etalage zie ik het boek van Peter Mayle. Als je het over de duivel hebt... Na een bezoek aan de supermarkt en met boodschappen voor twee dagen sjokken we over de brede asfaltweg naar de camping, die mijlenver (anderhalve kilometer) buiten het centrum ligt. De boodschappen wegen zwaar, ik bedoel, wegen veel. Voor het eerst kamperen we in een bos van met name eiken en dennen. We vinden een plekje aan de rand van de camping. Met het hoge gras lijkt het net wild kamperen.
Op weg naar de receptie vertrap ik bijna een roodbosvogeltje.
Op mijn dwingend verzoek maken we de GR af, zodat we hem morgen snel en helemaal kunnen oppikken. Leendert had liever de D-weg genomen, omdat je dan op hoogte blijft. Inmiddels is het toch behoorlijk warm. Via het ommetje bereiken we Sault, een stadje gelegen op een rots.
De kerk uit de 13e en 17e eeuw ziet er mooi uit met Romaanse en Gotische elementen. In de etalage zie ik het boek van Peter Mayle. Als je het over de duivel hebt... Na een bezoek aan de supermarkt en met boodschappen voor twee dagen sjokken we over de brede asfaltweg naar de camping, die mijlenver (anderhalve kilometer) buiten het centrum ligt. De boodschappen wegen zwaar, ik bedoel, wegen veel. Voor het eerst kamperen we in een bos van met name eiken en dennen. We vinden een plekje aan de rand van de camping. Met het hoge gras lijkt het net wild kamperen.
Op weg naar de receptie vertrap ik bijna een roodbosvogeltje.
Leendert
trekt de fles rode wijn open en ik ben al snel aangeschoten. De meer
dan stevige maaltijd met kastanjepuree en broccoli en flan helpen
niet meer. Leendert smeert zijn schoenen in en haalt zijn veter
eruit. Stom! Nu krijgt hij het rafelige uiteinde niet meer door het
oog. Hij probeert van alles. Uiteindelijk lukt het door het uiteinde
te smelten en het harde uiteinde met een mes plat en klein te maken.
Gelukkig was het maar één veter.
Na
de flan word ik, nog steeds licht in mijn hoofd, aangesproken
door een Duits meisje, die vraagt of ik haar wil helpen met het
opzetten van haar driepersoonstent. Ik zag haar al over het terrein
wandelen en mensen aanschieten. Ze vertelt dat ze geen geld heeft en
illegaal buiten het terrein wil staan. Ik volg haar over een smal
kronkelig paadje. Ze heeft een vreemd verhaal dat ze twee
medereizigers kwijt is en een vage afspraak heeft om iemand morgen te
ontmoeten. Ik word bedankt en weet met moeite de weg naar de tent te
vinden. Negen uur gaan we slapen.
Zaterdag 8 juni 2002, Sault
Dag
van de boterbloem
Wat
voor weer is het vandaag? Dat is erg belangrijk, want vandaag
beklimmen we de in wielerkringen wereldberoemde Mount Ventoux!
Vannacht tijdens de nachtelijke plas zag ik nog sterren, maar nu is
het bewolkt. Ik zie ook nog wat blauwe lucht. Dat verandert snel. We
zijn nog maar net goed en wel bij de bakker van Sault of de eerste
druppels vallen. Leendert trekt zijn regenjas aan en beschermt de
rugzak met zijn regenhoes. Het miezert heel subtiel, zodat ik wacht
met de jas. De temperatuur is nog aangenaam. Het duurt een kwartier
tot ook ik mijn jas aantrek. Tot Vendolier is het een aangename
wandeling met veel bleke bosvogeltjes. Ik concludeer na ‘zorgvuldig’
onderzoek dat met slecht weer de bleke bosvogeltjes qua aantal
zegevieren en met mooi weer de rode bosvogeltjes. Maar nu weer terug
naar het pad, dat tevens een mountainbikeroute is. Voor de fietsers
leuk, maar voor je het weet hebben wíj een wiel tussen de benen,
want uitwijken is er niet bij. Maar we komen niemand tegen. En
gelukkig is het pad nog niet door hen verpest.
In
Vendolier begint een hevige stijging. Ik zweet peentjes.
Het miezert voortdurend, maar mijn broek blijft droog. Ik heb ruzie
met de band van de rugzak, die steeds van mijn linkerschouder zakt.
Er komt geen eind aan de echt steile beklimming. Lang leve het
pakezelgevoel. Och ja, ik hou van afzien. Op zoek naar een droge
koffieplek willen we onder een boom gaan zitten, maar het zint ons
niet. We lopen door en komen bij de ruïnes van ‘Jas Forest’ waar
een bosarbeidershutje staat. Om niet te zeggen, een echt stenen huis.
Onze verbazing is nog groter als de deur open blijkt te zijn en we in
een keurig nette kamer komen. Er staat een grote tafel, stoelen en
een open haard. Even wat warms aantrekken en aan de koffie
mét (geitenkaasbladerdeegflapje).
Na
dit aangename verblijf lopen we verder door voornamelijk dennen-,
sparren-, eiken- en beukenbos. Hier ergens wonen de Fransen of hebben
ze hun tweede huis. We worden er voortdurend op gewezen en mogen niet
links- of rechtsaf. Sauf riverains. Het stijgingspercentage is
aanzienlijk minder, eerder vals plat. Ik vind het nogal saai, want we
lopen over een brede stenige weg. Veel variatie in bloemen is er
niet; alleen ontzettend veel boterbloemen en bos-, bos-, bos-,
bosvogeltjes. Voornamelijk bleke bosvogeltjes, maar er zitten ook
witte bosvogeltjes tussen. Met de blik op oneindig zie ik wielrenners
voorbij flitsen. Het zijn er wel honderd. Het is vast de
‘Tour de Ventoux’. Wij flitsen niet; wij sukkelen voort in een
ietwat ander tempo. Dan wordt het pad smaller, weer steiler en dus
leuker. Zo schieten we tenminste op, want ooit moeten we de 1900 m
bereiken. Leendert heeft nog steeds zijn korte broek aan,
hoewel het steeds harder gaat regenen. Maar niet zo hard dan
eergisteren. Het ergste vind ik natte manchetten en koude handen,
maar dat had ik al verteld.
Hopend
op een droge periode of onderdak stellen we de lunch steeds uit, maar
het helpt niet. Geen hutje of cabane. Het gaat zelfs flink
regenen. Ik word koud en nat. Weer of geen weer, we installeren ons
op het pad. Eerst trekken we onze regenbroeken aan. Dan kookt
Leendert soep, terwijl ik het brood beleg met tomaat en gorgonzola.
Dit gerecht is de topper van onze vakantie. Maar nu worden we
klieder. Snel pakken we onze spullen in om op weg te gaan naar top.
Hoelang nog? Ik ben mijn gevoel voor tijd helemaal kwijt. Na een half
uur komen we in open terrein. Het blauwe/gele/grijze kalksteen met
een enkel dennenboompje lijkt een maanlandschap. Vreemd genoeg komen
we hier zelfs wandelaars tegen en schapen. Ook verkleumd. De schapen
zien er zielig uit in hun drijfnatte jas. Bovendien, wat
eten ze hier? Tussen de bomen staan drie belhamels met mooie
gedraaide horens en een kingsize bel. De oranje oormerken
zijn een aanfluiting. Wie heeft dat ooit verzonnen.
Inmiddels
is het al een tijdje droog, maar het zicht is nog steeds nul komma
nul. Zitten we nu in die rolwolk? Héél soms voelen we iets dat
lijkt op de zon. En héél even konden we verder kijken dan 10 meter.
Ons pad wordt geflankeerd door metershoge rode en blauwe palen, die
de skipiste afbakenen. We hopen dat het op de top open breekt, maar
die hoop is ijdel. Hoewel van de route, wil ik persé naar de top,
maar het enige wat we zien is het oerlelijke weerstation uit 1930. Er
is niet eens een restaurant voor warme chocolademelk. Laat maar. We
draaien ons om en beginnen aan de afdaling. Zigzag. Zigzag. Zigzag.
Zigzag. Tientallen zigzags en ook nog ellenlang met een minimaal
dalingspercentage. We komen in het bos terecht, dat een naargeestige
sfeer heeft vanwege vele kale dode bomen en de frisgroene blaadjes en
naalden op het pad. Oorzaak is een meer dan fikse hagelbui van twee
of drie dagen geleden, zo onze Henk vertelde. Een grote berg
hagelstenen is het bewijs.
Eindelijk
tegen vijf uur lopen we in de mist het skidorp Mont Serein binnen. De
camping ligt er verlaten bij, maar toch is de kiosk open. We
overleggen en besluiten een chambre d’hôte te nemen, want
kleumen en koken in de regen vind ik maar niks. Even later heeft de
man ons met de auto (!) 500 m verderop naar het chalet gebracht. We
logeren boven een tearoom, maar de luiken zijn potdicht. De
verwarming wordt maximaal open gedraaid maar toch hou ik koude
voeten. Onze spullen worden verspreid over kast, stoel en verwarming.
De douche is gevaarlijk heet. Volgens Leendert onverantwoord. Het
verbod negerend koken we in de badkamer en eten in de zit/slaapkamer.
Ik heb immers niet voor niets de courgette en aubergine naar boven
gesjouwd. Buiten zijn de buien losgebarsten en niet zo’n beetje
ook. Vanavond blijven we maar thuis. Eindelijk tijd voor een brief
aan moeder Suus.
Zondag 9 juni 2002, Mont Serein
Dag
van de Melittis melissophyllum
We
kunnen amper het huis van de buren zien. Een dikke mist hangt over de
Ventoux en dus ook over ons chalet. We laten het chalet netjes achter
en lopen naar de camping, waar ons ontbijt geserveerd zal worden. Tot
enkele meters voor de camping zien we niets. Voor het eerst een
ontbijt met croissant en tweedrank.
Het
bos is nog fris groen van de regen. Helaas is ook hier veel schade
door de hagel. We zien zelfs een plek waar een grote plak hagelstenen
van drie dagen geleden ligt. Overal liggen jonge blaadjes en naalden
en de boterbloemen voelen zich erg triest.
Plots
zie ik een fata morgana. Eerst een vlekje blauwe lucht, dan bergen en
het dal. Er is nog hoop! Deze dag hoeft niet in mist te eindigen. Het
pad is verder prachtig.
Een echt bergpad langs steile wanden.
Beneden in het dal liggen vele kersengaarden. De bodem is bezaaid met door de hagel beschadigde kersen. Het is een slecht jaar voor de telers.
Een echt bergpad langs steile wanden.
Beneden in het dal liggen vele kersengaarden. De bodem is bezaaid met door de hagel beschadigde kersen. Het is een slecht jaar voor de telers.
Omdat
het zondag is komen we veel wandelaars tegen, vrouwengroepjes en
families. In Les Alazards worden we verrast met een fikse stijging
naar de kapel van Sint Sidonia.
Het mooiste pad van de vakantie. Enigszins uit de wind genieten we weer van een droge lunch en een straaltje zon. We lopen steeds op de grens van de blauwe en bewolkte lucht. Maar het blijft droog. Het lijkt of de wolk ons de hele dag begeleidt. Ik vind het wel lekker wandelen zo. De GR maakt nog een grapje en laat ons twee keer stijgen over een smal paadje om weer op de brede weg uit te komen. Na een vreselijk stenig pad belanden we in het dal met steile wanden om ons heen. Volgens het boekje lopen we naar de bron van Grozeau, waar zojuist een bus toeristen is uitgestapt.
Ik kijk vernietigend naar een vrouw die een rood bosvogeltje heeft geplukt. Dat mag niet! De bron is het begin van een Romeinse waterleiding. Na een bezoek aan een vroeg-romaanse achtkantige kapel,
die weer eens niet open is, blijft de markering in gebreke. Volgens de kaart zouden we een privé-weg moeten volgen, maar dat doen we maar niet. We volgen de hoofdweg, die open gebroken is wegens wegwerkzaamheden zijn. Even later zijn we in Malauscène waar Willem, Leenderts neef ons zal oppikken. We bekijken het stadje en de kerk, met een mooie glas-in-lood ster en verminkte zijbeuken. Het heeft een veelheid aan stijlen. We ploffen neer op een terrasje voor een glas Grimbergen. Ondanks de prijs geniet ik lekker toch.
Het mooiste pad van de vakantie. Enigszins uit de wind genieten we weer van een droge lunch en een straaltje zon. We lopen steeds op de grens van de blauwe en bewolkte lucht. Maar het blijft droog. Het lijkt of de wolk ons de hele dag begeleidt. Ik vind het wel lekker wandelen zo. De GR maakt nog een grapje en laat ons twee keer stijgen over een smal paadje om weer op de brede weg uit te komen. Na een vreselijk stenig pad belanden we in het dal met steile wanden om ons heen. Volgens het boekje lopen we naar de bron van Grozeau, waar zojuist een bus toeristen is uitgestapt.
Ik kijk vernietigend naar een vrouw die een rood bosvogeltje heeft geplukt. Dat mag niet! De bron is het begin van een Romeinse waterleiding. Na een bezoek aan een vroeg-romaanse achtkantige kapel,
die weer eens niet open is, blijft de markering in gebreke. Volgens de kaart zouden we een privé-weg moeten volgen, maar dat doen we maar niet. We volgen de hoofdweg, die open gebroken is wegens wegwerkzaamheden zijn. Even later zijn we in Malauscène waar Willem, Leenderts neef ons zal oppikken. We bekijken het stadje en de kerk, met een mooie glas-in-lood ster en verminkte zijbeuken. Het heeft een veelheid aan stijlen. We ploffen neer op een terrasje voor een glas Grimbergen. Ondanks de prijs geniet ik lekker toch.
Vanaf
kwart over zes drentelen we rond bij het kruispunt tot we opgehaald
worden door Willem. Hij scheurt door het landschap naar zijn Bel Air,
een groep huizen bij Méthamis (uitspreken mét s), met uitzicht op
de Mont Ventoux. Willem is coördinator van een opleiding van de
Vrije School en heeft twee dagen cursus gehad. Hij is best moe. Toch
weet hij een heerlijk maal te maken. Na het eten, voor het helemaal
duister is, lopen we even naar de GR 93, die langs zijn huis loopt.
Leendert merkt een bokkeorchis op, maar het komt nu niet aan bij
Willem.
Na
een paar koppen lavendelthee laat Willem ons het huis zien. Het is
een gigantisch gebouw uit de 18e eeuw met dikke muren, vele
vertrekken en doorgangetjes. Het bestaat uit twee gedeelten. In de
kelder is een knusse ruimte, waar hij ’s winters vaak zit. Hij
heeft verschillende werkkamers. En overal ligt wat. Hij heeft veel
uiteenlopende spullen van Oom Arie staan. De veranda die zowel boven
als beneden over de volle lengte van het huis loopt wordt helaas
alleen als opslag en droogruimte gebruikt.
Alleen als hij veel gasten heeft, wordt er een grote tafel neergezet en gegeten. Ik vind het een typisch vrijgezellenhuis. Leendert en ik slapen in Willems slaapkamer. De oude twijfelaar is voorzien van twee matrassen waar een plank tussenzit. Als we maar niet uit bed vallen.
Alleen als hij veel gasten heeft, wordt er een grote tafel neergezet en gegeten. Ik vind het een typisch vrijgezellenhuis. Leendert en ik slapen in Willems slaapkamer. De oude twijfelaar is voorzien van twee matrassen waar een plank tussenzit. Als we maar niet uit bed vallen.
Maandag 10 juni 2002, Bel Air
Dag
van de Amaryllis in het bloemenperkje
Leendert
en ik sluipen door het huis. We eten een boterham en doen stilletjes
de afwas, niet wetende dat de afwasmachine in de kast staat. Niet
erg, want ik doe graag de afwas. We waren van plan een rondje in de
omgeving te gaan lopen, maar Willems voorstel om ons een lift naar
Avignon te geven, klinkt veel beter. Hij gaat naar zijn school in de
buitenwijk van Avignon voor vioolles.
Willem
zet ons af bij de beroemde ‘Pont d’Avignon’ (où il y a danse,
où il y a danse). De oude brug, ooit in de 11e eeuw gebouwd
houdt midden in de Rhône op. Slechts enkele bogen hebben de
zondvloed van 1660 overleefd. Eigenlijk bestaat de brug uit twee
lagen: de lage oude brug en de hoge nieuwe brug.
Op de brug staat de kapel van Saint Benezet, waar hij ooit begraven is. De legende van Saint Benezet vertelt dat hij van God de opdracht kreeg deze brug te laten bouwen. Hij wierp een grote steen in de Rhône, die door geen tien mensen te tillen was. Dit was het begin van de bouw. We worden zowat van de brug geblazen door de Mistral. Avignon is de op één na winderigste plek van Frankrijk.
Op de brug staat de kapel van Saint Benezet, waar hij ooit begraven is. De legende van Saint Benezet vertelt dat hij van God de opdracht kreeg deze brug te laten bouwen. Hij wierp een grote steen in de Rhône, die door geen tien mensen te tillen was. Dit was het begin van de bouw. We worden zowat van de brug geblazen door de Mistral. Avignon is de op één na winderigste plek van Frankrijk.
Na
een uur hebben we het gezien en lopen we de stad in en kopen een
stevig broodje Nicoise. Alles heeft toeristenprijzen, maar dit is nog
te betalen. Het smaakt naar meer. Dan staat het Paleis van de Pauzen
op het programma. Het meisje achter de balie kijkt ons vernietigend
aan als we niet direct begrijpen dat de rugzak bij de andere balie
ingeleverd moet worden. Wij zijn die domme Nederlandse toeristen. Wat
doen wij hier in Frankrijk als we niet eens goed Frans kunnen spreken?
Maar
het paleis is indrukwekkend.
Ook hier hebben we weer een Nederlandstalige audiotour die ons meer vertelt dan we willen weten. Het is een enorm complex van torens, kapellen, ontvangst- en werkruimtes. En het slaapvertrek van de paus. De vloer heeft prachtig gerestaureerde plavuizen en wandschilderingen. De kapel is wegens een restauratie afgesloten. Door een ruitje gluren we naar de fresco’s. De keuken is indrukwekkend met een enorme schoorsteen.
Hoewel verboden maakt Leendert af en toe een foto.
Helaas is de complete binnenplaats bezet door een groot podium met tribune. Wellicht voor het festival dat hier elk jaar in augustus plaatsvindt.
Ook hier hebben we weer een Nederlandstalige audiotour die ons meer vertelt dan we willen weten. Het is een enorm complex van torens, kapellen, ontvangst- en werkruimtes. En het slaapvertrek van de paus. De vloer heeft prachtig gerestaureerde plavuizen en wandschilderingen. De kapel is wegens een restauratie afgesloten. Door een ruitje gluren we naar de fresco’s. De keuken is indrukwekkend met een enorme schoorsteen.
Hoewel verboden maakt Leendert af en toe een foto.
Helaas is de complete binnenplaats bezet door een groot podium met tribune. Wellicht voor het festival dat hier elk jaar in augustus plaatsvindt.
Na
drie uur zijn we uitgekeken en lopen we even de kerk binnen. We kopen
voor 2 euro een cornetto en wachten bij de brug op Willem. Hij is
stipt op tijd en samen lopen we naar een rots, vanwaar je een
uitzicht hebt over de stad en de rivier.
Er is hier genoeg te zien. We willen hier zeker een keer terugkomen.
Er is hier genoeg te zien. We willen hier zeker een keer terugkomen.
We
stappen weer in de auto en rijden naar de vrije school waar Willem
Duits geeft. De school voor 150 leerlingen van kleuter tot groep 7/8
bestaat uit allerlei verschillende gebouwen.
Het ziet er gezellig uit, met zachte antroposofische kleurtjes. Helaas zal de vijver plaatsmaken voor een nieuw klaslokaal. Elk jaar moet er wel een gebouwtje bijkomen. Dit jaar is onder andere de overblijfruimte aan de beurt.
Het ziet er gezellig uit, met zachte antroposofische kleurtjes. Helaas zal de vijver plaatsmaken voor een nieuw klaslokaal. Elk jaar moet er wel een gebouwtje bijkomen. Dit jaar is onder andere de overblijfruimte aan de beurt.
Op
weg naar Bel Air bekijken we Venasque. Een pittoresk hooggelegen
Frans dorp. ’s Avonds kookt Willem een broccolirijstschotel met een
wel erg peperige salade. Wij bellen met het thuisfront: Leendert met
Frits en Joanneke en ik met Piet. Het is een heldere nacht. Ik kijk
door het romantisch slaapkamerraam met de wijnranken naar
de vele sterren.
Morgen gaan we weer lopen.
Morgen gaan we weer lopen.
Dinsdag 11 juni 2002, Bel Air
Dag
van de spoorbloem
De
Mont Ventoux is vrij en wij gaan met Willem er naar toe. Eerst maken
we nog een paar afscheidsfoto's.
Op de slingerende weg naar boven passeren we al verscheidene amateur-wielrenners. We verbazen ons over de vele plasticzakken langs de weg. De inhoud is ondefinieerbaar. Er zitten zelfs bermtoeristen naast hun camper op het welbekende klapstoeltje. Het is pas halftien. Allengs wordt het steeds drukker en op de top wordt het ons duidelijk dat vandaag de Dauphiné Libéré wordt gereden.
Vele mensen zijn druk in de weer om de VIPwagens in orde te maken. Tot twaalf uur kunnen we nog hier blijven, als het circus het overneemt.
Op de slingerende weg naar boven passeren we al verscheidene amateur-wielrenners. We verbazen ons over de vele plasticzakken langs de weg. De inhoud is ondefinieerbaar. Er zitten zelfs bermtoeristen naast hun camper op het welbekende klapstoeltje. Het is pas halftien. Allengs wordt het steeds drukker en op de top wordt het ons duidelijk dat vandaag de Dauphiné Libéré wordt gereden.
Vele mensen zijn druk in de weer om de VIPwagens in orde te maken. Tot twaalf uur kunnen we nog hier blijven, als het circus het overneemt.
Het
is hartstikke zonnig weer, maar er waait een vreselijke wind. De berg
doet zijn naam eer aan. Met de wind in de rug kijken we eerst naar
het zuiden, richting Willems huis, de bergruggen van de Vaucluse en
de Lubéron en meer naar het zuidwesten, naar Avignon. Eerst met de
verrekijker, maar later ook met het blote oog zien we de spoorbrug
van de TGV. We zien zelfs de pauselijke paleizen. Ik trek de rits
van mijn jas omhoog en ga naar de andere kant. We worden compleet
weggeblazen door deze bescheiden mistral. Achter het lage muurtje van
het uitzichtpunt gezeten, kijken we over het randje naar
het noorden. Hoewel niet 100% helder kunnen we de Alpen met de Mont
Blanc en de Ecrin zien. Echt fantastisch. De foto’s zullen wel
bewogen zijn.
We
rijden naar beneden, kijken even naar het monument van Simpson die
hier tijdens de tour bezweken is. Waar het boven 7 graden was, stijgt
hier de temperatuur al snel naar een 19 graden. En beneden, daar is
het weer aangenaam. In Flassan nemen we afscheid van Willem. Geweldig
dat hij ons zoveel heeft laten zien en zoveel tijd voor ons heeft
vrijgemaakt. Geen ommetje is hem teveel.
Kwart
over elf. We zijn weer op ons zelf. Ook weer fijn. Ik heb geen zin om
te lopen, maar na de inkopen bij de plaatselijke kruidenier is
uitstel niet meer mogelijk. Vandaag geen GR 4, maar een aanlooproute
er naartoe over de GR 91. We wandelen over de uitlopers van de Mont
Ventoux. Op en af. Op en af. De bloemen zijn gewoon; de klimmetjes
gemeen. We hebben het gevoel geen meter te stijgen, maar weten dat we
’n keer op 600 m moeten zitten. We kijken uit over de vele
fruitboom- en wijngaarden. Ze zijn druk met de kersenpluk. We
nuttigen onze lunch in een tijmveldje en als Leendert zijn sokken
weer aantrekt krijgt hij gezelschap van een blauwtje, die niet weg te
branden is.
Tijdens
het wandelen speur ik regelmatig naar de wielerkaravaan en eindelijk
zie ik in de verte een groepje rijders. Eigenlijk stelt het niks
voor. Een klein groepje wielrenners, veel auto’s, geen kabaal en
geen enkele toeschouwer. Die zitten natuurlijk allemaal op de Mont
Ventoux. Wij vervolgen onze tocht, zien olijfgaarden
en na een tijdje begint de echte klim. Nog steeds valt het reuze mee. We lopen door een schitterende kloof vol spoorbloem. Het pad vol stenen stijgt nauwelijks.
Aan het eind horen we menselijke geluiden. Het is een groep schoolkinderen, die een wand beklimmen. De rotsen lenen zich uitstekend voor een beginnende klimmer en we zien verschillende routes en haken. Nieuwsgierig loop ik een grot in, waar een opdracht ligt.
en na een tijdje begint de echte klim. Nog steeds valt het reuze mee. We lopen door een schitterende kloof vol spoorbloem. Het pad vol stenen stijgt nauwelijks.
Aan het eind horen we menselijke geluiden. Het is een groep schoolkinderen, die een wand beklimmen. De rotsen lenen zich uitstekend voor een beginnende klimmer en we zien verschillende routes en haken. Nieuwsgierig loop ik een grot in, waar een opdracht ligt.
We
lopen inmiddels in het bos. ‘Ongemerkt’ zitten we al op 600 m,
maar nog steeds niet op het hoogste punt. Leendert ontwaart een
onbekende gele bloem. Eindelijk maken we een enorme stijging. We
steken een weg over waar nu de tourauto’s afdalen naar Malauscène.
Nog steeds hebben we wat hoogtemeters te gaan naar de kapel van
Piaud. 670m. We ploffen bezweet en moe neer op het bankje naast de
drie kruizen. Het is zes uur. We kijken neer op onze nog af te leggen
kruisweg. Na een snelle afdaling komen we op de plek waar we twee
dagen geleden ook waren, bij de bronnen van Grozeau. De camping is
Air naturelle en onverwachts rustig. Hier is het zéér aangenaam. Ik
vreesde een invasie van wielrenners en bermtoeristen, maar die zitten
blijkbaar ergens anders. Tegenover ons zitten twee Duitse
wielrennende oudjes en naast ons een felrode dikbuikige man. Ik vraag
aan de beheerder wie de etappe gewonnen heeft, maar hij blijft mij
het antwoord schuldig. Hij weet alleen dat Frankrijk met 2-0 van
Denemarken verloren heeft en is uitgeschakeld in het WK voetbal. We
krijgen de sleutel van de douche, koken een prutje, douchen en slapen
vroeg.
Woensdag 12 juni 2002, Grozeau
Dag
van de Cistusroos
In
Malauscène is het markt en daar profiteren wij van door het kopen
van tomaten en sinaasappels. Ik proef een stukje kaas, maar die vind
ik veel te duur. We posten een kaart en gaan op weg. Het is al flink
warm en vrijwel geen wind. De laatste dagen gaat het lopen wat
moeizamer en zweet ik veel. We zien weer een bokkeorchis in volle
glorie en enkele wespenorchissen. Leendert maakt geen foto’s, want
hij heeft een archief vol en de macro’s van mijn toestel zijn vaak
bewogen. Af en toe kijken we uit op de Dentelles de Montmirail; een
kartelige rand van tandjes.
We ergeren ons aan de richtingsbordjes die menigmaal zijn afgebroken, zodat we bijna fout lopen.
We ergeren ons aan de richtingsbordjes die menigmaal zijn afgebroken, zodat we bijna fout lopen.
Leendert
heeft de perfecte stoel voor de lunch gevonden: een bureaustoel met
verstelbare rugleuning. En dat midden in het bos. Onder de
bijbehorende tafel ligt het vol met patronen, zodat dit niet anders
dan de jagersstamtafel kan zijn. Onze rust wordt verstoord door een
landrover. We zijn getuige van een militaire oefening. Groepjes
militairen komen uit verschillende richtingen naar dit centrale
verzamelpunt om hun water te verversen. Daarna vertrekken we weer om
zich te oefenen in het oriënteren.
Het
landschap verandert. Er groeien andere planten zoals de aardbeiboom
en cistusroos.
Dit wijst op côte chaud, de mediterranée. We bereiken Séguret dat ligt ingeklemd tussen twee bulten. Het is prachtig gerestaureerd, heeft twee poorten en trekt zelfs enkele toeristen. Het is onze pechdag, want het café is dicht en het restaurant complet. Als blijkt dat de speciaal aanbevolen gîte en winkel ook niet meer bestaan hebben we een probleem. De volgende gîte ligt drie uur verder en het is inmiddels vier uur. We besluiten toch naar Roaix te lopen, om in ieder geval inkopen te doen en eventueel wild te kamperen. Zwetend haasten we ons door het bos.
Dit wijst op côte chaud, de mediterranée. We bereiken Séguret dat ligt ingeklemd tussen twee bulten. Het is prachtig gerestaureerd, heeft twee poorten en trekt zelfs enkele toeristen. Het is onze pechdag, want het café is dicht en het restaurant complet. Als blijkt dat de speciaal aanbevolen gîte en winkel ook niet meer bestaan hebben we een probleem. De volgende gîte ligt drie uur verder en het is inmiddels vier uur. We besluiten toch naar Roaix te lopen, om in ieder geval inkopen te doen en eventueel wild te kamperen. Zwetend haasten we ons door het bos.
Na
anderhalf uur zien we een chambre d’hôte. Even vragen. De
aardige vrouw vertelt dat ze ‘complet’ zijn, maar op mijn verzoek
mogen we wel de tent in de tuin zitten. We hebben een prachtig
uitzicht op een ruïne en felgele brem.
Terwijl Leendert de tent opzet en een tukje doet, ga ik snel naar Roaix. Een vreselijke 2 km met voorbij razende auto’s. Gelukkig is het niet voor niets; er is een kruidenier en de deur is open. De keuze is beperkt, maar een kniesoor die daarop let. Tegen zeven uur ben ik terug en acht uur zit ons buikje weer vol met quenelles, tomaat, courgette en roquefort. Achter ons ontsteken de pensiongasten de barbecue en genieten van een gezamenlijk diner. Wij houden ons afzijdig, maken een ommetje, plassen, poetsen tanden en kruipen weer in ons tentje.
Terwijl Leendert de tent opzet en een tukje doet, ga ik snel naar Roaix. Een vreselijke 2 km met voorbij razende auto’s. Gelukkig is het niet voor niets; er is een kruidenier en de deur is open. De keuze is beperkt, maar een kniesoor die daarop let. Tegen zeven uur ben ik terug en acht uur zit ons buikje weer vol met quenelles, tomaat, courgette en roquefort. Achter ons ontsteken de pensiongasten de barbecue en genieten van een gezamenlijk diner. Wij houden ons afzijdig, maken een ommetje, plassen, poetsen tanden en kruipen weer in ons tentje.
Donderdag 13 juni 2002, Roaix
Dag
van de wilde clematis
Leendert
heeft ’s morgens tijd nodig; ik ben ongeduldig. De tent droogt
niet, omdat hij niet in de zon staat. Ik bedank de eigenaresse voor
haar gastvrijheid en heb inmiddels ontdekt dat de wijn van prieuré
St. Justin 2000 vorig jaar een gouden medaille en brons gewonnen
heeft. Konden we maar wat flessen meenemen. We hebben niet eens
geproefd. Dat leek ons niet verantwoord met deze hitte.
We
beginnen vandaag het eerste half uur met de gevaarlijke weg naar het
centrum van Roaix. Na de brug nemen we een afsteker en constateren
dat de oude brug niet meer is. Ik heb vandaag 10 x meer zin dan de
afgelopen twee dagen. Na een bezoek aan de bakker van Rasteau en een
kapelletje storten we ons op het café voor de suiker. De
helft van de suikerpot verdwijnt in de rugzak voor Leendert. Een oud
vrouwtje, slecht ter been, tapt water bij de usage interdite,
maar ik denk dat de bloemetjes geen bezwaar hebben. We besluiten de
gok te wagen en naar Saint Cécile te lopen, zodat we vrijdag niet 8
uur en 32o op ons brood krijgen. Boven Rasteau passeren we
een bijzondere kerk, die geïntegreerd is met de stadsmuur en een
wijnhuis).
Zolang
we in de schaduw zitten en niets doen is het prima. Maar
zodra we stijgen of in de zon lopen zweten we peentjes. De zachte
wind is niet voldoende. We volgen de botanische route en zien onder
andere een bokkeorchis, bijenorchis, en rode bosvogeltjes. De
omgeving bestaat uit vele kleinschalige wijngaarden in traditionele
stijl. Op de afscheidingen staat vaak fel bloeiende brem en toch ook
wel wat bomen. Anders dan de topografische kaart doet vermoeden.
Tijdens
de lunch smullen we van mijn verrassing, een avocado en wederom
houden de mieren ons gezelschap. We zitten in de schaduw tussen de
hulst en kijken uit over een zonnig stukje braakliggend land. Een
goede plek om tent en grondzeil te drogen. Stenen houden het doek in
bedwang.
Kom,
het is nog twee uur lopen naar Cairanne. Leendert maakt geen bezwaar
als ik een doosje heerlijk zoete kersen pluk. Ze hangen toch maar
langs de weg, in de berm bloeit wilde clematis.
Cairanne is uitgestorven. Het is siëstatijd en we komen geen mens tegen. Alleen wij zijn zo gek om hier te lopen. Na Cairanne steken we l' Eygues over, een ondiepe rivier met vele eilandjes en lopen een tijdje langs zijn oever.
Leendert wordt belaagd door dazen. Kom, wegwezen. Daarna strekt zich een grote vlakte met wijngaarden voor ons uit.
Weinig bomen. Gelaten accepteer ik de warmte. Nog 1½ uur. Een oud zuurtje smelt in mijn mond. We zetten onze tocht voort door de wijngaarden en in de schaduw van het door video’s bewaakte bastion annex wijndomein ’La Présidente’ drinken we onze waterfles leeg. We verlaten de GR 4 en bereiken Sainte Cécile les Vignes. Het GRboekje rept alleen over een café en winkel, maar wij hopen hier een slaapplaats te vinden. We kunnen ons niet voorstellen dat in zo’n belangrijk toeristisch oord geen camping of iets dergelijks is. De buitenwijk is uitgestorven, maar het centrum zoemt van bedrijvigheid. Er is een hotel, restaurants, cafés, winkels, een bank én een camping! Navraag bij de Marie leert dat het nog minstens 5 km hier vandaan ligt. Geen optie dus. Een chambre d’hôte misschien? We krijgen een lijst met adressen mee. Helaas, de mevrouw van de Journaux is complet. Dan maar naar Logis de France. In prijs zal het niet veel uitmaken.
Cairanne is uitgestorven. Het is siëstatijd en we komen geen mens tegen. Alleen wij zijn zo gek om hier te lopen. Na Cairanne steken we l' Eygues over, een ondiepe rivier met vele eilandjes en lopen een tijdje langs zijn oever.
Leendert wordt belaagd door dazen. Kom, wegwezen. Daarna strekt zich een grote vlakte met wijngaarden voor ons uit.
Weinig bomen. Gelaten accepteer ik de warmte. Nog 1½ uur. Een oud zuurtje smelt in mijn mond. We zetten onze tocht voort door de wijngaarden en in de schaduw van het door video’s bewaakte bastion annex wijndomein ’La Présidente’ drinken we onze waterfles leeg. We verlaten de GR 4 en bereiken Sainte Cécile les Vignes. Het GRboekje rept alleen over een café en winkel, maar wij hopen hier een slaapplaats te vinden. We kunnen ons niet voorstellen dat in zo’n belangrijk toeristisch oord geen camping of iets dergelijks is. De buitenwijk is uitgestorven, maar het centrum zoemt van bedrijvigheid. Er is een hotel, restaurants, cafés, winkels, een bank én een camping! Navraag bij de Marie leert dat het nog minstens 5 km hier vandaan ligt. Geen optie dus. Een chambre d’hôte misschien? We krijgen een lijst met adressen mee. Helaas, de mevrouw van de Journaux is complet. Dan maar naar Logis de France. In prijs zal het niet veel uitmaken.
Hotel
Figoural ligt aan de drukke doorgaande straat. We krijgen
een driepersoonskamer op de tweede verdieping. Leendert en ik vechten
om de douche. Ik draai een was en hang deze aan het Frans balkon.
(Sorry, mevrouw Figoural. Nood breekt
wetten.) Het menu staat ons aan we laten ons verwennen op zijn Frans.
Jammer van de espresso. Het is nog steeds benauwd en vrees dat ik
niet kan slapen. Als we de kamerdeur open doen, komt de sokkenstank
ons tegemoet.
Sainte Cécile les Vignes, vrijdag 14 juni 2002-08-18
Dag
van het Duizendguldenkruid
Het
was vannacht vreselijk klam en drukkend. De ramen stonden open, maar
het was buiten warmer dan binnen. Om vijf uur komt het verkeer op
gang. Vrachtwagens en landbouwverkeer denderen onder ons raam
voorbij. Leendert zet thee in de badkamer en ik dek de ontbijttafel.
Zo besparen we 12 euro én kunnen vroeg weg.
Het
einde van onze vakantie nadert. Nog één echte wandeldag. Om
halfacht staat Leendert tevergeefs in de rij bij de bakker. Op dit
vroege tijdstip hebben we nog geen pain complet. De andere
bakker, twee deuren verder heeft het wel en ook nog een pizzapunt
voor Leendert. Ik koop tomaat, sinaasappel en chocolade.
Het
geeft een rustig gevoel om máár zeseneenhalf uur in deze hitte te
hoeven lopen. Onderweg komen we vele mogelijke kampeerplekjes tegen,
zelfs met een waterkraan. Maar het was goed zo. We hebben in ieder
geval kunnen douchen en onze was gedaan. En ook over het slotdiner
hoeven we ons niet meer druk te maken. Na de wijngaarden, waar de
boeren tegen meeldauw spuiten en de gemeente, die een rigoureuze manier
van snoeien heeft, loodst de GR 4 ons weer het bos in. Gelukkig, want
de weervrouw voorspelde 33o C. Op een voor ons ongekend
vroeg tijdstip, namelijk om 9.15 uur drinken we koffie. In
het hotel hebben we weer een paar suikerklonten voor Leendert
veroverd, want zónder is ónacceptabel.
Dr.
Livingstone ontdekt weer ‘nieuwe’ plantsoorten: wespenorchis,
bijenorchis, witte cistusroos én duizendguldenkruid. En ook de
onbekende gele bloem.
De
markering laat het regelmatig afweten, zodat Leendert steeds het
boekje uit het bovenvak van mijn rugzak moet pakken. Vandaag extra
lastig, omdat mijn natte was ertussen zit. Rond elf uur nemen we een
kersenpauze. Mmm, ze zijn klein en lekker. We lopen sneller dan de
tijden in het boekje, want er zijn weinig stijgingen. En zo komen we
vanzelf in Mondragon. De naam doet me denken aan een medicijn en
behalve de ruïne is de plaats onaantrekkelijk.
Het ligt aan de drukke autoweg naar Marseille. De hangjongeren op het plein doen ook geen goed. Tot onze verrassing is er een camping, maximaal 1½ km van het centrum. Alles beter dan een hotel. We kopen een maaltijd en sjokken naar boven. Na 20 minuten komen we aan op de camping. Voor de tweede keer gelegen in een dennenbos. We passeren de caravans, voornamelijk bevolkt door Nederlanders van middelbare leeftijd. Alleen de achterste strook van het terrein is bestemd voor tenten. Het enige probleem is een horizontaal plekje te vinden. Afwachten hoe het vannacht ligt.
Het ligt aan de drukke autoweg naar Marseille. De hangjongeren op het plein doen ook geen goed. Tot onze verrassing is er een camping, maximaal 1½ km van het centrum. Alles beter dan een hotel. We kopen een maaltijd en sjokken naar boven. Na 20 minuten komen we aan op de camping. Voor de tweede keer gelegen in een dennenbos. We passeren de caravans, voornamelijk bevolkt door Nederlanders van middelbare leeftijd. Alleen de achterste strook van het terrein is bestemd voor tenten. Het enige probleem is een horizontaal plekje te vinden. Afwachten hoe het vannacht ligt.
Ik
ben op. Elke stap die ik zet is er een teveel. Ik heb 5 minuten nodig
om bij te komen. Na een kopje thee kom ik weer op temperatuur en kan
weer denken en schrijven. De douche is heerlijk en gezeten aan een
picknicktafel eten we ravioli en een toetje mystère, wat een
hemelse modder blijkt te zijn. De suiker is op en ik dub of ik suiker
voor hem zal ritselen, maar besluit dat het niet mijn probleem is. Ik
vind het wel ongezellig om alleen koffie te drinken. Leendert krijgt
opdracht de afwas te doen, maar blijft erg lang weg. En dan komt
Leendert terug. Hij heeft een hele tijd gepraat met een gepensioneerd
Nederlands echtpaar, die een half jaar door Europa trekken. Hij heeft
een grote zak suiker in zijn hand. Lurkend aan een kopje koffie,
verdwijnt de zon tussen de bomen achter de Rhône. Zo is
het leven op een camping in Frankrijk.
Zaterdag 15 juni 2002, Mondragon
Dag
van de zonnebloem
O,
wat is het bed hard. Ik ben doorgelegen op de harde bosgrond. In de
verte hoor ik de herrie van de snelweg. Tot onze verrassing is de
tent kurkdroog. Een meevaller. Voor het laatst ontbijten we buiten,
voordat de rest van de camping ontwaakt. Wanneer we om acht uur het terrein verlaten, komen de eersten op gang. Leendert heeft gisteren een tip van het Nederlands echtpaar gekregen en we volgen de rustige GPR naar het centrum van Mondragon. Helaas zien we niet de beschreven orchideeën. We verlaten de stad en steken de snelweg en het kanaal over, waar we via een landbouw- en fruitteeltgebied Bollène-la-Croisière bereiken. Op deze onwaarschijnlijke plek, anderhalf uur lopen vanaf de stad is het station. En er vertrekken ook nog treinen. Zowaar is er een loket en kunnen we een kaartje naar Valence kopen. We wachten drie kwartier en zetten in de wachtruimte een kopje koffie en snoepen van de chocolade.
voordat de rest van de camping ontwaakt. Wanneer we om acht uur het terrein verlaten, komen de eersten op gang. Leendert heeft gisteren een tip van het Nederlands echtpaar gekregen en we volgen de rustige GPR naar het centrum van Mondragon. Helaas zien we niet de beschreven orchideeën. We verlaten de stad en steken de snelweg en het kanaal over, waar we via een landbouw- en fruitteeltgebied Bollène-la-Croisière bereiken. Op deze onwaarschijnlijke plek, anderhalf uur lopen vanaf de stad is het station. En er vertrekken ook nog treinen. Zowaar is er een loket en kunnen we een kaartje naar Valence kopen. We wachten drie kwartier en zetten in de wachtruimte een kopje koffie en snoepen van de chocolade.
In
Valence hebben we 7½ uur de tijd. We bezoeken de prachtige kathedraal.
Op zoek naar andere interessante gebouwen horen we achter een gesloten deur een organist Bach spelen. Later bezoeken we de kerk Saint Jean.
De organist is verdwenen, maar er is een expositie over Koning David
ingericht. De aankondiging is heel professioneel met een afbeelding
van Chagall, maar de expositie zelf is wat amateuristisch door de
kopieën uit boeken en op karton geplakte afbeeldingen, die het
verhaal van David vertellen. Een te aardige Franse vrouw doet haar
uiterste best mij in het Duits wat te vertellen, wat mij de rust
ontneemt om rond te kijken.
Op zoek naar andere interessante gebouwen horen we achter een gesloten deur een organist Bach spelen. Later bezoeken we de kerk Saint Jean.
De
lunchplek is een schot in de roos. ‘One, Two
Tea’. Het is een Engels aandoende tearoom met een perfecte
vriendelijke bediening. Vanwege de rugzakken krijgen wij een plek
onder de trap, maar dat is geen straf. Wij bedanken de eigenaar voor
de overheerlijke salade, quiche en het gebak. Hij doet ons uit
geleide alsof wij al jaren zijn vrienden zijn. We sjokken nog wat
door de stad aan de hand van de plattegrond met historische gebouwen.
Leendert gaat naar het station en na achterlating van de zware rugzak
loop ik nog een rondje door de drukke stad voor een of ander
cadeautje.
Met
de TGV en nachttrein beëindigen we onze terugreis. Zondagmorgen acht
uur zijn we thuis. De volgende keer hopelijk
sneller, want met de TGV en HSL is 16 uur reizen helemaal niet nodig.
boueuse
= modderig